De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon T.J. Vlot Uw brief SZW07000013
Doorkiesnummer (070) 333 58 16 Ons kenmerk BSG/BAS/07/13352
Datum
Onderwerp Verzoek Vaste Commisie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
In antwoord op het verzoek van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 5 april informeren wij u hierbij - ten behoeve van het Algemeen Overleg ter kennismaking
op 11 april - over onze ambities voor de komende kabinetsperiode. De nadere uitwerking
hiervan zal plaats hebben in het Beleidsprogramma van het kabinet, dat voor de zomer aan uw
Kamer wordt gezonden. De ambities van het kabinet hebben betrekking op de volle breedte
van het beleidsterrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in deze brief richten wij ons
vooral op het vergroten van de participatie.
Aan het einde van deze brief gaan wij in op de inzet van het kabinet tijdens de participatietop,
conform het verzoek van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28
maart.
De samenleving is in beweging. De bevolking groeit én vergrijst. Ontwikkelingen die van
invloed zijn op de manier waarop we in Nederland samenleven. Demografie en economie
bepalen de marges waarbinnen we keuzen kunnen en moeten maken over de inrichting van
onze samenleving: de manier waarop we zorg en onderwijs organiseren, wonen en werken, en
mensen in hun inkomsten voorzien.
Sociale samenhang is de resultante van participatie, integratie en emancipatie. Het versterken
daarvan betekent investeren in mensen, en in de manier waarop mensen met elkaar en met hun
leefomgeving omgaan. De kracht en kwaliteit van de samenleving worden mede bepaald door
onderlinge betrokkenheid. Participatie is wezenlijk daarbij. Juist in een samenleving waar
traditionele verbanden aan betekenis verliezen en meer mensen met verschillende culturele
achtergronden leven, is het cruciaal dat er een stevige basis is van gedeelde waarden en
normen. Een hoog niveau van participatie in werk, maar daarnaast ook vrijwilligerswerk,
verenigingsleven en buurtactiviteiten overschrijdt sociale, culturele en religieuze scheidslijnen
en vormt de basis voor het delen van waarden en normen.
Ons kenmerk BSG/BAS/07/13352
Verhogen van participatie en betrokkenheid van burgers bij de samenleving is de belangrijkste
uitdaging van kabinet en samenleving. Uitgangspunt is burgers maximaal te stimuleren naar
vermogen deel te nemen aan het maatschappelijk proces, waar mogelijk via het arbeidsproces,
maar ook via maatschappelijke participatie, vrijwilligerswerk of mantelzorg.
De inzet van het kabinet is om met sociale partners -die zich in het recente MLT- advies van
de SER gebonden hebben aan een ambitieuze participatiedoelstelling- tot een gezamenlijke
aanpak te komen die moet leiden tot een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie.
Deze ambitie vraagt van een ieder zich maximaal in te zetten. Alle talenten moeten worden
aangesproken en benut. Betaald werk heeft hierbij de voorkeur, omdat het mensen in staat stelt
voor zichzelf te zorgen, pensioen op te bouwen en/of te investeren in eigen ontwikkeling en
dat van het gezin. Maar dat alleen is niet genoeg. Ook van mensen die niet (langer kunnen)
werken wordt een bijdrage gevraagd in de vorm van maatschappelijk participatie.
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en inzet voor bijvoorbeeld sport of buurt zorgt voor de
noodzakelijke betrokkenheid en binding. Waarden die van essentieel belang zijn om de
samenleving kracht en kwaliteit te geven.
De noodzaak om het speerpunt te leggen bij het verhogen van participatie en betrokkenheid bij
de samenleving is helder. Omdat er een breed gevoeld verlangen bestaat naar versterking van
de maatschappelijke samenhang. Omdat ieder mens telt en we iedereen nodig hebben. Omdat
te veel mensen aan de kant staan; ruim 1 miljoen mensen zijn afhankelijk van een uitkering.
En, niet in de laatste plaats, kwalitatief goede publieke voorzieningen en sociale
zekerheidsarrangementen ook in een tijd van vergrijzing betaalbaar te houden.
Het kabinet bewandelt hierbij twee wegen. Enerzijds via generiek beleid en anderzijds op
specifiek beleid gericht op concrete maatschappelijke problemen.
Generiek beleid richt zich op:
- versterking van het functioneren en de dynamiek van de arbeidsmarkt. Waarbij zo goed
mogelijk gebruik wordt gemaakt van beschikbare talenten en mogelijkheden;
- bestrijding van armoedeval; Earned Income Tax Credit en productiviteitsval;
- het combineren van arbeid en zorgtaken ondersteunen;
- een beleid ontwikkelen dat de overgang van baanzekerheid naar werkzekerheid faciliteert
o.m. door investeringen in de permanente bijscholing van werknemers te stimuleren;
- investeren in goed ondernemerschap, in innovatie en ondernemerschap;
- voorkomen dat er een sociale scheiding ontstaat tussen wie werk hebben en wie terzijde
staan.
Specifiek beleid gericht op concrete maatschappelijke problemen richt zich op:
- Participatiebevorderende maatregelen voor vrouwen, oudere werknemers, mensen met een
opleidingsachterstand, mensen die langdurig afhankelijk zijn van een uitkering (zoals WSW-
---
Ons kenmerk BSG/BAS/07/13352
ers, bijstandgerechtigden of gedeeltelijk arbeidsgeschikten) en het bestrijden van armoede.
De ambitieuze doelstellingen op de bovenstaande terreinen kan de rijksoverheid niet alleen
verwezenlijken. Een sterk commitment van de samenleving, maatschappelijke organisaties,
sociale partners, gemeenten is hier onmisbaar. Nu is het zaak dat commitment te organiseren
en concrete en heldere afspraken te maken. De eerste resultaten van de dialoog met de
samenleving en een nadere uitwerking van het participatiebeleid zoals beschreven in het
Coalitieakkoord, volgt in het Beleidsprogramma.
Bij het maken van deze afspraken is de inzet van het kabinet om in overleg met de
verschillende betrokken gesprekspartners, in het bijzonder de sociale partners en de
gemeenten, te komen tot een gemeenschappelijke strategie bij het scheppen van de
voorwaarden voor hogere arbeidsparticipatie, optimale inzet van talenten en mogelijkheden en
een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling. In dat kader zou ieders bijdrage daaraan
moeten worden geïdentificeerd, alsmede de daartoe gewenste instrumenten en eventuele
aanpassingen in de wetgeving.
In het Coalitieakkoord is reeds een inkleuring gegeven van een aantal elementen die op de
participatietop ter sprake zouden moeten komen. Het is thans in het kader van de
voorbereiding minder opportuun en wellicht onverstandig om daar nader op in te gaan. De
uitkomst van de participatietop moet immers de vrucht zijn van de bijdragen van velen, en niet
alleen van mogelijke toezeggingen of wensen van het kabinet.
De datum van de participatietop is mede afhankelijk van de agenda en zal in functie daarvan
worden vastgesteld. Zodra dit mogelijk is zal ik u daarover nader informeren.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,
(mr. J.P.H. Donner) (ing. A. Aboutaleb)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid