Ministerie van Defensie
KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN
10-04-2007
Antwoord op vragen over de actuele situatie in Sudan
Vraagsteller: Boekestijn (VVD)
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid
Boekestijn over de actuele situatie in Sudan. Deze vragen werden
ingezonden op 13 maart 2007 met kenmerk 2060709440.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens
de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid
Boekestijn (VVD) over de actuele situatie in Sudan.
1. Heeft u kennisgenomen van het artikel âGrote delen uit
vredesakkoord niet nagekomenâ over de situatie in Zuid-Sudan? 1)
Ja
2. Wat is uw commentaar op de bewering dat Zuid-Sudan in 2006 slechts
anderhalf miljard dollar zou hebben ontvangen van de Sudanese
olieopbrengsten, hoewel was afgesproken dat de helft van de
olieopbrengsten naar Zuid-Sudan zou gaan en de Sudanese president
Al-Bashir in Saoedi-Arabië zou hebben verklaard dat de totale
olieopbrengsten in dat jaar elf miljard dollar bedroegen?
Op basis van gegevens uit de federale begroting lijkt het niet
aannemelijk dat de totale olieopbrengsten voor 2006 elf miljard dollar
bedroegen. De cijfers in de begroting wijzen uit dat de in de
Comprehensive Peace Agreement
(CPA) vastgelegde verdeelsleutel voor de olieopbrengsten grotendeels
juist is gehanteerd. Dat neemt niet weg dat de regering van Zuid-Sudan
regelmatig de nauwkeurigheid en volledigheid van de cijfers betwist,
mede omdat de Noord-Zuid grenslijn en de grenzen van Abyei, waar de
olievelden liggen, nog niet zijn vastgesteld. De Zuid-Sudanese
regering wenst verbeterde toegang tot informatie over contracten en
opbrengsten in de oliesector. In dit verband is het van belang dat de
Nationale Petroleum Commissie, een onafhankelijk en inmiddels
ingesteld orgaan dat gestuurd wordt door beide partijen bij de CPA,
spoedig operationeel wordt. De internationale gemeenschap dringt hier
regelmatig op aan, met name in de Assessment and Evaluation Commission
(AEC) waar Nederland deel van uitmaakt. Tijdens een recent gehouden
bijeenkomst van dit orgaan hebben het Sudanese ministerie van
Financiën en een van de commissies die belast is met de verdeling van
het overheidsbudget, naar tevredenheid van beide partijen bij de CPA,
inzicht gegeven in de olie-inkomsten en de verdeling daarvan. Op het
gebied van transparantie wordt derhalve enige vooruitgang geboekt.
3. Waaraan worden de enorme olieopbrengsten van Sudan besteed?
De olieopbrengsten vloeien in de federale en de Zuid-Sudanese
schatkisten.
Hiervan worden de federale en Zuid-Sudanese begrotingen bekostigd.
Voor beide begrotingen geldt dat een groot deel wordt besteed aan
lopende uitgaven, voornamelijk salarissen. In het geval van de
centrale regering is met name de salarisallocatie voor defensie en de
veiligheidsdiensten hoog. Op het gebied van ontwikkeling gaat een
aanzienlijk deel naar landbouw, gevolgd door energie en mijnbouw en
infrastructuur. Op de begroting van Zuid-Sudan vormen de
defensie-uitgaven de grootste kostenpost, gevolgd door infrastructuur,
onderwijs en gezondheidszorg.
4. Is het waar dat er in Zuid-Sudan nog steeds bewapende milities
actief zijn die heimelijk steun ontvangen uit Khartoem? Is het tevens
waar dat Khartoem méé r troepen heeft gestuurd naar het olierijke
gebied in Upper Nile? Wat is hi erover bekend bij de Nederlandse
functionarissen resp. waarnemers in Zuid-Sudan?
De rapportages van onder meer de ambassade en de Nederlandse
militairen in het gebied leveren het volgende beeld op. In Zuid-Sudan
zijn nog steeds gewapende milities actief. Deze zogenaamde Other Armed
Groups dienden volgens de Comprehensive Peace Agreement (CPA) op 9
januari 2006 te zijn ontbonden, of te zijn opgegaan in de Sudanese
strijdkrachten of in de Zuid-Sudanese strijdkrachten, de Sudanese
Peopleâs Liberation Army (SPLA). Dit proces duurt echter nog altijd
voort, onder andere omdat de Sudanese strijdkrachten en met name ook
de SPLA geen duidelijke cijfers en geen overzicht kunnen geven van de
bestaande gewapende milities. Wel lijken beide partijen bij de CPA,
naar aanleiding van een geweldsincident in Malakal eind vorig jaar
waarbij Other Armed Groups betrokken waren, aan te sturen op een
snelle ontbinding van de gewapende milities. De VN-monitoringsmissie
UNMIS heeft zeer adequaat gereageerd op dit geweldsincident, waardoor
verdere escalatie is voorkomen, en dringt samen met de internationale
gemeenschap aan op bespoediging van de ontbinding van de milities. Er
is, voor zover ons bekend, geen bewijs dat de regering in Khartoem de
bestaande Other Armed Groups militaire steun verleent of aanstuurt.
De stationering van Sudanese strijdkrachten in de olierijke gebieden
van Upper Nile is onderwerp van gesprek in de CPA-organen. In de CPA
staat dat de Sudanese strijdkrachten verplicht zijn zich terug te
trekken uit de zuidelijke staten. Volgens de technische commissie van
de Joint Defense Board, waarin beide partijen bij de CPA zitting
hebben, vindt deze terugtrekking geleidelijk, maar op schema plaats.
Hetzelfde geldt voor de terugtrekking van de SPLA uit het noorden. De
eenheden verblijven thans in de staten die grenzen aan de betwiste
Noord-Zuid grens, waaronder Upper Nile. Volgens de bepalingen van de
CPA moeten de Sudanese strijdkrachten zich voor 9 juli aanstaande ten
noorden van de Noord-Zuid grens van 1 januari 1956 hebben
teruggetrokken. Vanaf dat moment zullen de zogenaamde Joint Integrated
Units (gecombineerde eenheden bestaande uit Noordelijke en Zuidelijke
soldaten) belangrijke veiligheidstaken overnemen in deze gebieden,
waaronder de bescherming van de oliebronnen. Indien dit niet tijdig
gebeurt is sprake van een schending van de CPA.
Zowel de Nederlandse ambassade, als de Nederlandse militairen volgen
de voortgang op bovengenoemde twee gebieden via de daartoe in de CPA
ingestelde monitoringsorganen, waaronder de Assessment and Evaluation
Commission.
De bevindingen van UNMIS, waarbinnen ook Nederlandse militaire
waarnemers actief zijn, vormen onderdeel van de besprekingen in deze
organen.
5. Herinnert u zich de mededeling van uw ambtsvoorganger van 14
februari jl. aan de Kamer dat de veiligheidssituatie in Darfur blijft
verslechteren?
Ja.
6. Hebben zich na de brief aan de Kamer van 14 februari jl. opnieuw
belangrijke ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot de situatie
in Sudan respectievelijk Darfur, zoals de uitspraken van het
Internationaal Strafhof, waarbij onder meer een huidig lid van de
Sudanese regering is beschuldigd van het rekruteren, bewapenen,
financieren en aanstoken (tot grof geweld) van Janjaweed-milities?
De uitspraken van het Internationaal Strafhof (ISH) zijn inderdaad
één van de meest spraakmakende gebeurtenissen sinds de brief van 14
februari jl. De Sudanese regering verwerpt de jurisdictie van het ISH
op basis van de argumentatie dat Sudan het Rome-verdrag niet heeft
ondertekend. President El-Bashir heeft gezegd geen enkele intentie te
hebben Sudanezen uit te leveren aan het ISH.
Daarnaast zijn Speciaal Gezant Jan Eliasson van de Verenigde Naties
(VN) en Speciaal Vertegenwoordiger Salim Ahmed Salim van de Afrikaanse
Unie (AU) in Sudan geweest waar zij alle medewerking van de Sudanese
regering toegezegd hebben gekregen in hun inspanningen het politieke
proces rond de Darfur Peace Agreement (DPA) weer vlot te trekken.
Echter, de recente briefwisseling tussen de Secretaris-generaal van de
Verenigde Naties (SGVN) Ban Ki-moon en President El-Bashir over het
Heavy Support Package is een indicatie dat de Sudanese autoriteiten
vooralsnog de VN op een afstand en het initiatief in eigen hand willen
houden. In de brief stelt President El-Bashir de AU-besluiten van
Addis Abeba en Abuja van einde 2006 over het SGVN drie-stappen plan
wederom ter discussie. Ook de weigering van de Sudanese regering om
aan de VN-mensenrechtenmissie visa te verstrekken kan zo opgevat
worden. De missie heeft haar onderzoek echter voortgezet en op 12
maart jl. haar rapport uitgebracht. Bij uitblijven van een
constructieve houding van Sudan inzake de gewelddadigheden, de VN-
ondersteuning van AMIS en het politieke proces, is Nederland
voorstander van een snelle bespreking van mogelijke sanctiemaatregelen
binnen VN-verband, inclusief de mogelijkheid van een uitbreiding van
het wapenembargo van Darfur naar geheel Sudan en gerichte sancties
tegen individuen en daaraan gelieerde bedrijven. Zoals hieronder
gevraagd ben ik bereid de Kamer een brede analyse van de actuele
situatie in Sudan te sturen.
7. Is het waar dat bij de hulpverlening via het mede door Nederland
gefinancierde Joint Donor Office nog niet veel vooruitgang is geboekt?
Zo ja, hoe kan daarin verbetering worden gebracht?
De vertraging in de wederopbouw van Zuid-Sudan is toe te schrijven aan
een tweetal factoren. Enerzijds betreft dit het gekozen
financieringsmechanisme, het door de Wereldbank beheerde Multi-Donor
Trust Fund voor Zuid-Sudan, dat kampte met uitvoeringsproblemen ten
gevolge van onenigheid tussen de Wereldbank en de VN1(#ftn1).
Anderzijds is de uitvoeringscapac iteit van de Zuid-Sudanese overheid
nog steeds gering. Ten aanzien van het eerste punt verwachten
Nederland en de overige partners van het Joint Donor Office dat dit
jaar aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt, nu de Wereldbank en de VN
een oplossing hebben gevonden voor het uitvoeren van
wederopbouwprogrammaâs. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking
heeft de noodzaak van zichtbare resultaten van het Multi-Donor Trust
Fund opnieuw benadrukt in een recent gesprek met de president van de
Wereldbank, Paul Wolfowitz. Het Joint Donor Office is verzocht de
voortgang nauwgezet te monitoren.
Als gevolg van de burgeroorlog die decennia lang heeft geduurd, is de
opbouw en versterking van de overheid een traject van lange adem. Het
Joint Donor Office speelt hierbij een belangrijke ondersteunende rol.
Om de uitkering van vredesdividend aan de bevolking in de tussentijd
een impuls te geven, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
besloten om ⬠3 miljoen ter beschikking te stellen voor het leveren
van basisvoorzieningen via niet-gouvernementele organisaties.
8. Bent u bereid om zo spoedig mogelijk een brede analyse van de
actuele situatie in Sudan naar de Kamer te sturen?
Ja.
1(http://www.minbuza.nl:80#): Zie ook de brief aan de Kamer over de
situatie in Sudan van 14 februari 2007 (29237 nr. 57) en het antwoord
op de vragen over wederopbouw in Zuid-Sudan die de Kamer op 9 februari
2007 toegingen.