ChristenUnie
Bijdrage debat over de kamer van koophandel
Bijdrage debat over de kamer van koophandel
donderdag 05 april 2007 12:34
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij behandelen vandaag de Wet op de kamers van koophandel.
Het is voor mij een voorrecht daaraan een bijdrage te leveren omdat ik
als startend ondernemer bijzonder veel aan de kamer van koophandel heb
gehad. Enkele weken geleden hebben wij de Handelsregisterwet
behandeld. Vandaag pikken wij de draad weer op. Een deel van de taken
staat vast. Nu de uitvoering nog. Mijn fractie beoordeelt dit
wetsvoorstel op een aantal criteria. Wij hanteren allereerst het
uitgangspunt dat bedrijven maximaal profijt moeten hebben van de kamer
van koophandel maar er aan de andere kant zo min mogelijk last van
mogen ondervinden. Over dit laatste hebben wij bij de behandeling van
de handelsregisterwet al het nodige gezegd, ook ten aanzien van de
tarieven en heffingen. Ik zal het daarover niet opnieuw hebben. Ons
tweede uitgangspunt is dat een duidelijke verdeling van
verantwoordelijkheden en bevoegdheden dient te bestaan tussen de
minister en de kamer van koophandel. Het wetsvoorstel biedt niet
altijd helderheid ten aanzien van beide genoemde uitgangspunten.
Ten aanzien van het uitgangspunt dat bedrijven zo min mogelijk last
dienen te hebben van de kamer van koophandel staat de kostenbeheersing
tegenover de extra taken. Tijdens de behandeling van de
Handelsregisterwet is gepleit voor een beperkte stijging van de
tarieven. Het is bekend dat tarieven laag kunnen blijven als de kosten
niet toenemen. Mijn fractie heeft zorgen over dit laatste aspect. Op
grond van de nationale agenda kunnen kamers van koophandel extra taken
opgelegd krijgen. Dat kan extra kosten met zich meebrengen. Het is
niet ondenkbaar dat allerlei beleidsvoering via de nationale agenda
wordt geregeld. De kosten voor de kamer van koophandel zouden daardoor
steeds hoger worden. Wanneer de tarieven slechts beperkt mogen
stijgen, kan een aantal kamers van koophandel in de problemen komen
tenzij ervoor wordt gekozen de tarieven verder te verhogen. Voorziet
ook de staatssecretaris dit risico? Zo ja, hoe zal hij ervoor zorgen
dat kosten in de hand worden gehouden als de kamers van koophandel
extra taken moeten gaan uitvoeren?
Ten aanzien van de heldere verantwoordelijksverdeling roept het
wetsvoorstel op onderdelen spanning op tussen de autonomie van de
kamers en de rol die de bewindsvoerder zichzelf toedicht. Wij
begrijpen dat de laatste afweegt of hij over voldoende bevoegdheden
beschikt om zijn verantwoordelijkheden waar te kunnen maken. Ik heb
hierover echter nog een aantal vragen. De eerste betreft de
bevoegdheid tot ontslag van de voorzitter of een lid van het algemeen
bestuur. De minister benoemt deze personen niet. Het gebeurt door de
organisaties die hiertoe bevoegd zijn. Waarom moet de minister een rol
spelen bij het ontslag van de voorzitter of leden van het bestuur?
Moet de minister dan ook niet eerst de bevoegdheid hebben om deze
mensen te benoemen? Ik verneem hierop graag de reactie van de
regering.
Ik wil ook nog iets zeggen over de versterking van de sturende rol van
de minister.
Het punt van de bevoegdheden raakt ook de rol van de minister. Op dit
moment heeft de minister een toezichthoudende rol richting de kamers
van koophandel. Er wordt toezicht gehouden op de aard van de
activiteiten en de tariefheffing. Met dit wetsvoorstel krijgt de
minister een sturende rol. Zo stelt de minister straks de begroting,
de jaarrekening en het jaarverslag vast. Ook wordt de beleidsbepalende
rol van de minister vergroot door de vaststelling van de nationale
agenda. Met deze wijzigingen trekt de minister enige
verantwoordelijkheden naar zich toe. Dit is dus geen marginaal, maar
een tamelijk principieel verschil met de oude wet. Zoals gezegd, wij
zijn hier op voorhand geen tegenstander van, maar het roept wel de
vraag op wat voor functie het algemeen bestuur nog heeft. Zo staat in
het wetsvoorstel dat zowel het algemeen bestuur als de minister een
begroting, een jaarrekening en een jaarverslag vaststelt, maar dat
lijkt mij dubbelop. Deelt de staatssecretaris deze mening? Hoe ziet
hij de verhouding tussen de bevoegdheden van het algemeen bestuur en
die van de minister straks?
Een andere vraag is of de staatssecretaris straks de complete
beleidscyclus gaat vorm geven, in die zin dat er een scheiding komt
tussen beleidsuitvoering en -toezicht. Het lijkt mijn fractie niet
wenselijk dat de minister het beleid mede bepaalt en de financiën
vaststelt, maar tegelijkertijd toezicht houdt op het eigen
functioneren. Er is in het wetsvoorstel nog niets geregeld over het
toezicht. Wordt dit apart vorm gegeven? Graag een reactie hierop.
Mijn fractie ziet voordelen in meer samenwerking. Dit leidt tot een
uniforme werkwijze en draagt zo bij aan een verbetering van de
herkenbaarheid en efficiency. Wel is samenwerking van bovenaf moeilijk
op te leggen. Het is een proces waar partijen zelf van overtuigd
moeten zijn. Het lijkt erop alsof de staatssecretaris dit inziet,
omdat hij de afzonderlijke kamers van koophandel niet wil verplichten
zich aan te sluiten bij het samenwerkingsverband. Tegelijkertijd maakt
hij wel centrale afspraken met het samenwerkingsverband waar de
afzonderlijke kamers van koophandel aan zijn gebonden. Hoe verhoudt de
vrijwillige samenwerking zich tot die centrale afspraken?
Ook krijgt de minister met dit wetsvoorstel vergaande bevoegdheden om
de kamer van koophandels een aanwijzing te geven, dan wel een taak te
laten verwaarlozen. Is het niet denkbaar dat de kamers van koophandel
de vrijblijvende samenwerking daarom als wat minder vrijblijvend gaan
ervaren? Graag een reactie.
De verantwoording richting de minister wordt met dit wetsvoorstel goed
geregeld, maar hoe staat het met de verantwoording richting de
ondernemers? Zij zijn degenen die betalen en, als het goed is, profijt
hebben van het werk van de kamer van koophandel. Startende ondernemers
merken meestal wel wat van het werk van de kamer van koophandel, maar
de gesettelde ondernemers vragen zich wel eens af waar zij voor
betalen. Daarom kijk ik vol verwachting uit naar de code voor goed
bestuur. Ik wens de staatssecretaris veel succes toe met de uitwerking
van de wet.