Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Regionale Zaken
Vestiging Zuid
Keizersgracht 5
Postadres: Postbus 6111
5600 HC Eindhoven
Telefoon: 070 - 8883280
Fax: 070 - 8883290
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
16 maart 2006 07-LNV-B-14 DRZZ. 2007/1241 5 april 2007
Aanwijzing van Natura 2000-gebieden
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die door de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn gesteld over de aanwijzing van Natura 2000-
gebieden.
Wat zijn de gevolgen als Nederland één of meerdere van de nu in procedure gebrachte
Natura 2000-gebieden niet als zodanig zou aanwijzen?
Uitgangspunt bij de aanwijzing van gebieden is de communautaire lijst die in 2004 is
vastgesteld door de Europese Commissie bij Beschikking 2004/813/EG. Zodra een gebied
op de communautaire lijst is geplaatst, geldt voor dat gebied het beschermingsregime van
art. 6, tweede, derde en vierde lid van de Habitatrichtlijn. De lidstaten zijn verplicht zo
spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 6 jaar na vaststelling van de communautaire lijst
door de Europese Commissie, het gebied als Natura 2000-gebied aan te wijzen. De
Europese Commissie kan een gebied van de lijst halen, maar doet dit alleen als er voldaan
is aan strikte voorwaarden. In ieder geval moeten er gedegen wetenschappelijke redenen
voor zijn. Zolang een gebied op de communautaire lijst staat en Nederland het niet
(binnen 6 jaar) aanwijst, zou de Europese Commissie een inbreukprocedure kunnen
starten bij het Europese Hof.
Zolang een gebied op de communautaire lijst staat en nog niet als zodanig definitief is
aangewezen, blijft de rechtsonzekerheid over de concrete gevolgen van Natura 2000 voor
individuele ondernemers en andere belanghebbenden in deze gebieden voortduren.
Met de aanwijzingsbesluiten wordt namelijk vastgesteld welke instandhoudingsdoelen op
de gebieden rusten. Zolang er geen zekerheid bestaat over de instandhoudingsdoelen zal
de rechter zich op basis van het voorzorgsbeginsel genoodzaakt voelen van het hoogste
beschermingsniveau uit te gaan voor de soorten en habitattypen waarvoor de desbetreffende
gebieden zijn aangemeld bij de Europese Commissie.
Welke rol spelen hierin de provincies?
De provincies zijn intensief geraadpleegd bij de voorbereidingen van de 111 ontwerpaanwijzingsbesluiten
die in januari van dit jaar in de inspraak zijn gebracht. In goed
overleg is gepoogd met hen overeenstemming te bereiken over de keuze van de natuurdoelen
en de begrenzingen voor de verschillende gebieden. Bij het overleg met de
provincies is de communautaire lijst van de Europese Commissie uitgangspunt geweest.
Provincies zijn bevoegd gezag voor het verlenen van (de meeste) vergunningen en voor
het opstellen en vaststellen van een belangrijk deel van de Natura 2000-beheerplannen.
Past Nederland de richtlijnen op dezelfde wijze toe als de andere lidstaten?
Bij de brief aan de Tweede Kamer van 1 september 2006 (Kamerstuk 2005-2006, 30192,
nr. 2, Tweede Kamer) heb ik u de uitkomsten doen toekomen van vergelijkende onderzoeken
naar de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn in een aantal verschillende
lidstaten van de Europese Unie. In deze brief wordt nader ingegaan op de uitkomsten van
de twee onderzoeken. Uit de vergelijkende onderzoeken blijkt niet dat Nederland zich in
vergelijking met andere onderzochte landen onderscheidt door een striktere implementatie.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de gedeputeerde van Overijssel (en die van Friesland)
in deze, die onder andere in een brief aan u verwoord zijn?
Welke acties gaat u ondernemen richting provincies?
Het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel heeft op 13 februari 2007 een
zienswijze ingestuurd over de ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-
gebieden in haar provincie. Overijssel geeft onder meer aan dat Wierdense Veld niet als
Natura 2000-gebied dient te worden aangewezen, aangezien hiervoor naar haar opvatting
onvoldoende ecologische argumenten aanwezig zijn.
Het College van Gedeputeerde Staten van Friesland heeft op 14 februari een zienswijze
ingestuurd. In deze zienswijze is geen sprake van het afzien van aanwijzing van één of
meer Natura 2000-gebieden in deze provincie.
Iedereen is in de inspraakperiode van 9 januari tot en met 19 februari 2007 in de gelegenheid
geweest een zienswijze in te sturen op de ontwerp-aanwijzingsbesluiten.
Op basis van de Natuurbeschermingswet hebben de provincies een termijn van 4 maanden
na afloop van deze periode om hun beschouwingen te geven op de zienswijzen die zijn
ingebracht op de Natura 2000-gebieden in hun provincie.
Uiteraard zal ik aandacht besteden aan de zienswijzen en de beschouwingen van alle
provincies en deze wegen in relatie tot de andere binnengekomen zienswijzen. Indien de
zienswijzen en/of de beschouwingen hiertoe aanleiding geven, treed ik in overleg met de
provincies over de eventuele aanpassingen in de aanwijzingsbesluiten. Met Overijssel zal
het overleg in ieder geval plaatsvinden op het bovenbedoelde onderdeel van de selectie
van het genoemde gebied.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit