Den Haag, 03 april 2007
Bijdrage van het lid Noten (PvdA Eerste Kamer fractie)
Over de regeringsverklaring
(GESPROKEN WOORD GELDT)
MvZ, laat ik eerst de minister president en de twee vicepremiers van harte welkom heten.
Het verheugt de leden van mijn fractie zeer hen zo kort na het debat over de regeringsverklaring aan de overzijde hier te mogen begroeten, om elkaar te spreken over de visie die de regering heeft over de toekomst van ons land, haar ambities en daarmee de context waarbinnen wij de komende jaren nieuwe wetgeving in dit huis mogen verwachten. Opdat wij onze taak naar behoren kunnen uitvoeren: het toetsen van wetgeving, op de grondwet, op uitvoerbaarheid én op handhaafbaarheid.
MvZ, zowel de inhoud als de klank van de regeringsverklaring wijkt naar ons gevoel in hoge mate af van de inhoud en klank van het actuele politieke debat. In ieder geval het debat zoals dat luidruchtig aan de overzijde gevoerd wordt. Maar wat veel belangrijker is, misschien staat het ook wel haaks op de gevoelens zoals die in een groot deel van onze samenleving leven.
Terwijl de regering kiest voor "samen werken, samen leven" zien we om ons heen juist een toenemende polarisatie. Het lijkt wel of we ons van elkaar verwijderen, tegenstellingen vergroten terwijl we ze zouden moeten overbruggen. Wij horen zelfs de opvatting dat een (1) miljoen Nederlanders, staatsburgers, zouden moeten worden uitgesloten van het passief kiesrecht. Medeburgers uitsluiten van een grondrecht omdat we ze de publieke verantwoordelijkheid niet toevertrouwen, twijfelen aan hun loyaliteit.
Dat debat mag ons ergeren, en dat doet het ook, maar we moeten gelijktijdig eerlijk vaststellen dat er schijnbaar een voedingsbodem voor bestaat. Soms, ik wil het niet verabsoluteren, maar soms lijkt het of er een conservatieve wind waait, een angstige wind. De luiken gaan dicht. Mensen kiezen voor zichzelf, niet omdat ze dat willen maar omdat ze denken dat ze dat moeten. En de leden van mijn fractie begrijpen dat. Want als mensen niet voor zichzelf kiezen, wie kiest er dan voor hen?
Is die zorg er als mijn ouders die zorg nodig hebben? Is die baan er nog als de grenzen verder open gaan? Krijg ik die baan, ook als ik de foute achternaam heb? Het is naar de overtuiging van mijn fractie niet een opborrelend collectief egoïsme dat ten grondslag ligt aan deze manier van denken. Onze burgers, willen wel degelijk een solidaire fatsoenlijke samenleving en zijn ten diepste bereid om daar naar vermogen een bijdrage aan te leveren. Maar we mogen niet van ze verwachten dat ze over hun gevoelens van onzekerheid en onveiligheid heen stappen, dat ze hun welbegrepen eigenbelang domweg vergeten, om zich vervolgens te wijden aan de goede zaak van de ander.
Zo werkt het niet in het leven. Als we een solidaire en vrije samenleving willen, dan zullen we de solidariteit moeten organiseren. Dan zullen we in de basale behoeften aan zekerheid moeten voorzien, dan zullen we mensen moeten vrijwaren voor angst en armoede.
MvZ, De regering kiest in alle opzichten voor een open samenleving die erop gericht is dat eenieder zijn of haar talent kan gebruiken. Dat doet ze als het gaat om Europa, en dat verheugt ons.
Want Europa vraagt niet alleen om een kritische benadering, maar ook om een optimistische.
De regering doet dat ook als ze zich uitspreekt voor een sterke en innovatieve economie.
En natuurlijk is het van belang dat we zorgen voor ruimte om te ondernemen, dat we onnodige regeldruk wegnemen, dat we innovatie stimuleren en ervoor zorgen dat mensen een leven lang blijven investeren in hun kennis en hun vaardigheden. De aanval op de schooluitval juichen we dan ook van harte toe. Maar het is de vraag of we er in slagen om al ons talent in de samenleving te benutten, de participatie van nieuwkomers, vrouwen, ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen op basis van vrijblijvende afspraken met sociale partners. Het is zelfs de vraag of financiële stimulerende maatregelen afdoende zijn. De markt heeft zo zijn beperkingen, de arbeidsmarkt ook. Een strategische notie over een langere termijn is de markt onbekend. Al te intelligent is ze niet. En van maatschappelijke vraagstukken moet ze in de praktijk niet zo heel veel hebben. Als we daadwerkelijk willen dat iedereen meedoet, dan moeten we er ook voor zorgen dat er voor iedereen een plek is. Wetgeving die het aanbod van stages afdwingt, die discriminatie op de arbeidsmarkt uitsluit, die de combinatie van zorg en werk vereenvoudigt en die de deelname van minder productieve mensen bevordert lijkt ons noodzakelijk. En natuurlijk een overheid die in haar rol als werkgever een voorbeeldfunctie vervult.
MvZ: Hoe belangrijk wij het Deltaplan Inburgering ook mogen vinden, maatschappelijke participatie is een keuze die pas gemaakt kan worden op het moment dat mensen voor zichzelf kunnen zorgen. Dat klinkt paradoxaal maar dat is het niet. Het gaat hier om het verschil tussen verbondenheid en ondergeschiktheid. Pas als ik niet meer ondergeschikt ben kan ik me verbinden. Pas als ik vrij ben en onafhankelijk kan ik ervoor kiezen om samen te leven. Mensen die geen kans hebben op werk, die niet in de gelegenheid worden gesteld om onafhankelijk van de samenleving hun eigen leven vorm te geven, die kunnen en zullen zich per definitie niet verbinden met een samenleving die hen uitsluit. Met een verschil in culturele achtergrond heeft dat niets te maken. Maar wel alles met het krijgen van een eerlijke kans. Wij wensen de regering, en de staatssecretaris in het bijzonder, veel succes bij het uitvoeren van deze opdracht.
In datzelfde licht plaatsen wij de keuze om in het kabinetsbeleid het kind centraal te stellen en niet de instanties, de regels en de systemen. Dat wordt nog een hele klus. Want institutionele barrières zijn stug en soms van een onverwoestbare kwaliteit. Ingesleten patronen laten zich vaak niet eens doorgronden, laat staan veranderen. Een dergelijke missie in de buitenwereld heeft alleen een kans van slagen als het in de binnenwereld op orde is. Of anders gezegd, als het zo is dat de verantwoordelijke minister zijn strijd al moet voeren binnen de boezem van het kabinet, zijn tijd moet besteden om de verschillende departementen, en dat zijn er nogal wat, enigszins inschikkelijk te krijgen, dan kan hij het verder wel schudden. De leden van mijn fractie vragen zich af of ze zich zorgen moeten maken. Ze doen dat liever niet.
MvZ Ik kan niet langs alle pijlers uit de regeringsverklaring lopen. De tijd ontbreekt. Maar aan een beleidsterrein willen wij nog kort aandacht besteden. Het gaat om de keuze voor duurzame energie. Die verheugt de leden van mijn fractie zeer. Als het gaat om solidariteit met toekomstige generaties ligt hier de uitdaging in onze tijd. De ambities van de regering zijn stevig. De wens om die te verbreden tot een Europees niveau lijken haalbaar. Maar ook hier zal wetgeving nodig zijn.
Want let wel, wetgeving belemmert niet alleen het vrije ondernemerschap, zoals er vaak tegenaan gekeken wordt. Het ordent ook de domeinen waarop de concurrentie plaatsvindt.
En juist als het gaat om energieopwekking en energieverbruik is dat hard nodig.
MvZ, De regering heeft in haar verklaring niet alleen omstandig beschreven wat ze wil bereiken,
ze heeft ook het nodige gezegd over hoe ze dat wil doen. Niet alleen het doel, maar ook de weg waarlangs doet er toe. De regering wil zich niet laten vangen in de schijntegenstelling tussen daadkracht en draagvlak. Terecht geeft ze daarom aan dat ze in gesprek wil. In gesprek met burgers, met maatschappelijke organisaties. Dat vinden wij verstandig én dat vinden wij ook nodig. Maar het is niet makkelijk. Een gesprek voeren is geen eenvoudige zaak. Want in een gesprek gaat het niet om gelijk of ongelijk, het gaat niet om waar of niet waar. Een gesprek begint met de bereidheid om de eigen opvattingen en ideeën te betwijfelen. Begint met de erkenning dat waarheden niet absoluut zijn, en als ze dat al zijn in ieder geval niet door ons als zodanig gekend worden. Een mening verkondigen krijgt pas zin als die werkelijk gehoord wordt. Ook als die mening niet past, als die lastig is. Zoniet, dan is een gesprek zinloos en met zinloze gesprekken vervreemdt ook deze regering zich van haar burgers.
Ons advies: Voer die gesprekken, in al haar consequenties, of voer ze niet, maar doe niet net alsof. En nog een tweede advies: hou er niet na 100 dagen mee op. Dat komt raar over.
MvZ ik kom nu tot mijn laatste punt. De regering, en ik citeer: " blijft bereid een actieve bijdrage te leveren aan het bevorderen van een goede internationale rechtsorde", maar stelt gelijktijdig dat voor die actieve bijdrage een adequaat volkenrechtelijk mandaat vereist is. Dit is op zich een helder en eenduidig uitgangspunt wat niet wegneemt dat wij een aantal vragen hebben.
Des te meer, omdat het - helaas - niet onmogelijk is dat de regering in de komende jaren wederom te maken krijgt met een NAVO-bondgenoot die opnieuw meent zelfstandig te mogen beslissen om in een ander land militair in te grijpen, met als reden de handhaving van de veiligheid en de internationale rechtsorde.
Want wat is dat nu precies, een adequaat volkenrechtelijk mandaat. In beginsel is dat alleen een ondubbelzinnige beslissing van de VN-veiligheidsraad. Echter, indien de Veiligheidsraad wel over een voorstel heeft gestemd, maar dit voorstel is verworpen omdat een lid van het vetorecht gebruik maakte, kan er dan toch sprake zijn van een toereikend mandaat van de VN? Kijkt de regering daarbij naar de opstelling van de NAVO, of is dat verder niet relevant?
Is het voorts voldoende te verwijzen naar het niet-nakomen door het land van een Veiligheidsraadresolutie, als b.v. nummer 1441 over Irak. Welke zelfstandige rol mogen vervolgens berichten spelen die zijn gebaseerd op vermeende inlichtingen afkomstig van eigen of bevriende militaire inlichtingendiensten, die zouden wijzen op aanwezigheid van massavernietigingswapens, zoals die een kennelijke rol speelden in 2003?
Het zijn deze vragen die in een open en eerlijk gevoerd debat kunnen worden gesteld en beantwoord. Bij voorkeur gedegen en dus schriftelijk voorbereid. En dat moeten we nu doen en niet pas als de feitelijke vraag van buiten op ons af komt. De leden van mijn fractie willen dat debat. Niet primair over Irak, maar wel over de vraag wanneer er nu sprake is van een adequaat volkenrechterlijk mandaat, en hoe de parlementaire betrokkenheid bij het beoordelen daarvan verzekerd is.
De leden van mijn fractie zouden het zeer op prijs stellen als de regering vandaag zou willen toezeggen dat zij op korte termijn dit debat met de Kamer wil aangaan.
MvZ Wij wachten de reactie van de regering met belangstelling af
Met vriendelijke groet,
Chantal Linnemann
Secretaresse Voorlichting
Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid
Plein 2
K 117
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Tel: 070 318 2694
Fax: 070 318 2800
c.linnemann@tweedekamer.nl
Partij van de Arbeid