Kamerbrief inzake de reactie op de vragen van het lid Ferrier over het
rapport Nederlands Ontwikkelingsexamen 2006 tijdens algemeen overleg d.d. 29
maart 2007
03-04-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op de vragen die mw. K. Ferrier
stelde tijdens het algemeen overleg op 29 maart jl.
Mw. Ferrier vraagt om verduidelijking van drie aanbevelingen die zijn
opgenomen in het rapport van het Ontwikkelingscomité van de OESO
inzake het Nederlands Ontwikkelingsexamen in 2006. Hieronder volgen de
drie aanbevelingen. Op elke aanbeveling volgt de vraag van Mw. Ferrier
en vervolgens mijn reactie.
1. Het in 2007 opzetten van een meer gestructureerde dialoog in
Nederland met alle betrokken
partijen.
Met betrekking tot deze aanbeveling vraagt Mw. Ferrier hoe en met welk
doel een meer gestructureerde dialoog zal worden gevoerd. Daarnaast
vraagt zij waaraan het op dit punt kennelijk schortte.
Het opzetten van een gestructureerde dialoog is niet nieuw. In het
verleden vonden ook beleidsgesprekken plaats met
medefinancieringsorganisaties. Dit overleg had door de aard van de
afspraken met die organisaties uit voorgaande subsidies eerder het
karakter van het bespreken van de juiste uitvoering van
bedrijfsplannen dan van het spreken over belangrijke
beleidsprioriteiten van ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast vonden
weliswaar thematische en meer algemene brede beleidsdialogen plaats,
veelal op ad hoc basis.
Met het Medefinancieringstelsel (MFS) wordt ingezet op een andere
manier van samenwerken met particuliere organisaties. De samenwerking
beoogt meer complementariteit te bereiken door van elkaar te leren,
waardoor een kwalitatief beter OS-product kan worden neergezet. Ten
aanzien van alle belangrijke OS-beleidsthema's zullen elk jaar
beleidsgesprekken plaatsvinden, soms met alleen MFS-organisaties, maar
veelal ook met andere particuliere organisaties. Ik zal u over de
uitkomsten van dit overleg op de hoogte stellen.
2. Het vergroten van het hulpaandeel ten behoeve van 36 partnerlanden
en een sterkere
focus op sectoren in het bilaterale programma.
Mw. Ferrier geeft aan, voor wat betreft de vergroting van het
bilaterale hulpaandeel in bilaterale relaties, te willen weten waaraan
de additionele middelen in de bilaterale relaties worden besteed. Zij
plaatst dit in het licht van aanbeveling 8, die verwijst naar het
belang van een goede personele mix op posten. Mw. Ferrier ziet
meerwaarde in een goed functionerend bilateraal kanaal.
De Nederlandse steun aan de partnerlanden is de laatste jaren
aanzienlijk gegroeid, van 636 mln. in 2003 naar 906 mln. in 2006. Deze
groei in de uitgaven komt voornamelijk door de intensivering ten
behoeve van een aantal thema's: regionale stabiliteit, onderwijs,
HIV/AIDS en Milieu en Water.
Regionale stabiliteit en crisisbeheersing, artikel 2.5 van de Memorie
van Toelichting (MvT), heeft de laatste jaren als nieuw thema veel
aandacht gekregen. Inzet, inclusief middelen, in Afghanistan (EUR 29,6
mln. in 2005 en 50, 2 mln. in 2006) en de additionele Tsunami-middelen
vormen hiervan voorbeelden.
De Onderwijs-uitgaven, beleidsartikel 5.1, zijn behoorlijk gestegen om
gehoor te geven aan de uitvoering van de Motie Hessing (15% van
OS-budget naar onderwijs).
De HIV/AIDS-pandemie vergt ook aanzienlijke aanvullende aandacht.
Voortvloeiend uit een Motie van het lid Terpstra en van mijzelf, toen
ik nog deel uitmaakte van het parlement, is besloten tot een
verdubbeling van uitgaven te komen. De ambassades hebben zich de
laatste jaren sterk ingezet om op verantwoorde wijze aan dit besluit
invulling te geven.
De uitgaven aan milieu en water, beleidsartikel 6.1 en 6.2, zijn
gegroeid van 71 mln. in 2003 naar 134 mln. in 2006, mede vanwege de
wens om 0,1% BNP aan milieu, natuur en water uit te geven alsmede de
intentie om 50 mln. mensen te voorzien van schoon drinkwater en
sanitaire voorzieningen en 10 mln. mensen van moderne energie.
Ondanks de stijging van de budgetten is de personele capaciteit op de
verschillende ambassades adequaat gebleken. Er is veel aandacht
besteed aan efficiency. De intensivering is daarbij tot stand gekomen
in nauwe samenwerking met organisaties die in de verschillende
partnerlanden bij de uitvoering van de programma's zijn betrokken.
3. Het verbeteren van effectiviteit van samenwerkingsprogramma's met
NGO's, daarbij
complementariteit garanderen en de risico's verbonden aan grotere
nadruk op resultaten
verdisconteren.
Mw. Ferrier vraagt om een reactie op de beleidsreactie, waarin wordt
aangegeven dat maatgesneden monitoring ruimte biedt om voldoende
aandacht te besteden aan contextspecifieke factoren. De CDA-fractie
leest de aanbeveling anders: het gaat hier om risico's die verbonden
zijn aan een te sterke eenzijdige nadruk op resultaten, hetgeen
volgens de OESO risico's met zich meebrengt.
Bij het verbeteren van de complementariteit en de samenwerking met
NGO's ligt de nadruk op resultaten. Ik wil weten wie er worden
bereikt, wat er wordt bereikt en of dit duurzaam is. Zonder deze
resultaatmeting is het niet mogelijk om bestaande programma's te
verbeteren. De nadruk op resultaten beschouw ik niet als een middel om
risico's uit te bannen, doch juist als een manier om beleidsruimte te
maken. Het `monitoren' van de wijze waarop de beleidsruimte wordt
ingevuld en de effecten die dit teweegbrengt zijn per definitie
lokaal- en organisatie specifiek.
Om deze reden is in het kader van het MFS het nieuwe systeem van
maatgesneden monitoring ontwikkeld. Dit systeem biedt organisaties
juist de mogelijkheid om zelf aan te geven welke kwalitatieve
resultaten belangrijk zijn en hoe ze bereikt kunnen worden. Belangrijk
onderdeel van maatgesneden monitoring is het jaarlijks terugkerend
overleg met de organisaties om de voortgang in implementatie te
bespreken.
Tot mijn spijt kon ik deze vragen op 29 maart j.l. in het algemeen
overleg wegens tijdgebrek niet meer beantwoorden. Ik hoop dat
bovenstaande reactie u voldoende duidelijkheid geeft over de inzet van
Nederland met betrekking tot de opvolging van deze aanbevelingen.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken