30-3-2007
VVD vraagt om Europese inzet rondom misbruik Haags
Kinderontvoeringsverdrag
In toenemende mate blijken (veelal) vrouwen te worden beschuldigd van
"internationale kinderontvoering", nadat zij na een misluk
(internationaal) huwelijk met hun kind terugkeren naar het land waar
ze oorspronkelijk vandaan komen.
Dit lijkt voort te vloeien uit oneigenlijk gebruik van de zogenoemde
'Verordening Brussel II bis' en het Haags Kinderontvoeringsverdrag
waarnaar in deze verordening verwezen wordt. VVD-europarlementariër
Jeanine Hennis-Plasschaert wil opheldering van de Europese Commissie
hierover.
Hennis-Plasschaert: "Dit oneigenlijk gebruik leidt tot schrijnende
situaties. In een Unie waarin vrijheid voorop staat, moet een
dergelijk misbruik aangepakt worden. Aanpassing van de Europese
Verordening Brussel II bis alleen is in deze niet voldoende. Omdat
deze verordening direct voortvloeit uit het Haags
Kinderontvoeringsverdrag, waarbij ook veel niet EU-landen partij zijn,
zal Europese inzet op internationaal niveau noodzakelijk zijn om te
bewerkstelligen dat internationaal geldenden regels op het gebied van
kinderontvoering worden aangepast."
Hieronder vindt u de parlementaire vragen van Jeanine
Hennis-Plasschaert aan de Commissie..
Schriftelijke vragen Jeanine Hennis-Plasschaert aan de Europese
Commissie:
In haar mededeling, COM (2006) 367, noemt de Europese Commissie (in
navolging op mededeling COM (2005) 12 met daarin de strategische
doelstellingen voor de periode 2005-2009) de rechten van het kind als
een hoofdprioriteit. Ze geeft bovendien aan dat "in dit verband de
groep Commissarissen voor grondrechten, non-discriminatie en gelijke
kansen in april 2005 besloten heeft een specifiek initiatief te
ontwikkelen voor de bevordering, bescherming en toepassing van
kinderrechten in het interne en externe beleid van de EU."
Verordening (EG) Nr. 2201/2003 ('Verordening Brussel II bis')
formuleert aanvullende bepalingen op het Verdrag betreffende de
burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen
(Haags Verdrag Kinderontvoering 1980). Zowel in het verdrag als in de
verordening staat het welzijn/belang van het kind voorop.
Uit de praktijk blijkt dat de interpretatie van deze twee
rechtsinstrumenten juist op dit punt onvoldoende waarborgen biedt. Bij
het inhoudelijke onderzoek lijkt er onvoldoende ruimte te zijn voor
alle relevante (juridische) feiten en omstandigheden. Zo is er
ondermeer geen aandacht voor de band tussen het kind en de primair
verzorgende.
Is de Commissie met mij van mening dat 'Verordening Brussel II bis' in
de huidige vorm onvoldoende waarborgen biedt om het welzijn van het
kind te garanderen waardoor deze verordening ruimte laat voor
misbruik? Zo ja, wat is de Commissie van plan om die waarborgen wél te
bewerkstelligen?
Zo nee, kan de Commissie aangeven waarop die overtuiging gebaseerd is?
VVD