Rechtbank Roermond
Vrijheidsontneming van Irakees mag voortduren
Roermond, 2 april 2007 - Het beroep dat een 35-jarige Irakees (eiser)
had aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris van justitie
(verweerder) om de vrijheidsontneming van de Irakees te laten
voortduren is door de vreemdelingenrechter, zitting houdend in
Roermond, ongegrond verklaard.
Namens eiser is - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat geen
zicht op uitzetting naar Noord-Irak bestaat.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eind
februari/begin maart van dit jaar het bericht is ontvangen dat
verwijdering naar Noord-Irak met een zogenoemd EU-document niet langer
mogelijk is omdat de Noord-Iraakse autoriteiten dit niet meer
accepteren. Verweerder is thans doende een overleg met de Iraakse
autoriteiten in Noord-Irak te beleggen. Deze bespreking zal naar
verwachting begin april 2007 plaatsvinden. Verweerder heeft goede hoop
dat de bezwaren van de Noord-Iraakse autoriteiten voor verwijderingen
op basis van een EU-document kunnen worden weggenomen. Desgevraagd
heeft verweerder nog te kennen gegeven dat vóór het stopzetten van de
verwijderingen het beleid was dat ongewenstverklaarden met voorrang
werden verwijderd. Uitzettingen vonden plaats met een gemiddelde van 2
personen per week..
De rechtbank overweegt vervolgens dat zij vooralsnog geen aanleiding
ziet om te twijfelen aan verweerders mededeling dat op korte termijn
met de Noord-Iraakse autoriteiten zal worden onderhandeld over
hervatting van de uitzettingen naar Noord-Irak. Verder ziet de
rechtbank geen grond voor het oordeel dat bij voorbaat moet worden
aangenomen dat deze onderhandelingen niet binnen een redelijke termijn
tot het door verweerder gewenste resultaat zullen leiden. Hierbij
betrekt de rechtbank dat tot in ieder geval eind februari 2007
uitzettingen naar Noord-Irak op basis van EU-documenten hebben
plaatsgevonden en ook eerder vorig jaar na onderhandelingen met de
betreffende autoriteiten de uitzettingen zijn hervat. Gelet op het
vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat vooralsnog niet kan
worden gezegd dat geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank
verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 augustus 2006 (JV
2006/363), waarin zij een ondersteuning vindt voor dit oordeel.
In de thans bestaande onduidelijkheid omtrent de wijze van
prioritering van de uitzettingen naar Noord-Irak na een eventuele
hervatting van de uitzettingen en het moment waarop eiser alsdan zal
worden uitgezet, ziet de rechtbank, nu thans de onderhandelingen met
de betreffende autoriteiten nog geen aanvang hebben genomen, geen
aanleiding om thans reeds tot een ander oordeel komen. De rechtbank
heeft hierbij mede in overweging genomen dat de thans bestaande
situatie zich eerst voordoet sedert eind februari/begin maart 2007 en
verweerder een bepaalde termijn gegund kan worden voor die
onderhandelingen.
LJ Nummer
BA1601
Bron: Rechtbank Roermond
Datum actualiteit: 2 april 2007 Naar boven