gehandicaptenzorg
Vergoeding dure medicijnen in gehandicaptenzorg
Kamerstuk, 2 april 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/SFI-2757211
2 april 2007
In reactie en ter aanvulling op uw bovenvermelde brief en mijn eerder
verzonden antwoordbrief (DLZ-CB-U-2745822) deel ik u het volgende mee.
Inmiddels heb ik nadere informatie ontvangen vanuit het Academisch
Medisch Centrum Amsterdam/afdeling Cardiologie, over de
zorginstellingen waar de betreffende patiënten met Syndroom van Down
en in combinatie met ernstige hartafwijkingen verblijven. Verder heb
ik mij laten adviseren door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)
en Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Achtergrond
Patiënten met Downsyndroom hebben vaak aangeboren hartafwijkingen die
soms leiden tot het Eisenmenger syndroom. In dit geval gaat het om
twee patiënten met Downsyndroom van het AMC die in instellingen voor
verstandelijk gehandicapten wonen. Daarnaast is de cardioloog van het
AMC bekend met nog twee patiënten elders in Nederland met hetzelfde
syndroom en dezelfde verblijfssituatie in een instelling. Deze
patiënten in kwestie kunnen de medicatie niet ontvangen, omdat de
betreffende zorgaanbieders stellen dat zij dat niet kunnen betalen.
Regelgeving
De kosten van behandeling en medicijnen in de gehandicaptenzorg komen
voor rekening van de Zorgverzekeringswet (Zvw) als de cliënt verblijft
in een instelling voor verblijf zonder behandeling (voorheen
gezinsvervangend tehuis GVT).
Verblijft de patiënt in een gehandicapteninstelling voor verblijf én
AWBZ-behandeling dan geldt artikel 15 van het Besluit Zorgaanspraken
(Bza) en zijn de kosten voor medicijnen voor rekening van de
zorgaanbieder. Alle farmaceutische zorg, ook die zorg die anders ten
laste van de Zvw zou komen, komt, als artikel 15 Bza van toepassing
is, dus ten laste van de AWBZ. In de tarieven die voor de
zorgaanbieder gelden, is hiervoor een component opgenomen. Zodra een
cliënt opgenomen moet worden in een ziekenhuis komen de medische
kosten niet ten laste van de AWBZ instelling, maar ten laste van de
zorgverzekering.
In de casus van het AMC is sprake van een patiënt verblijvend in een
instelling voor verblijf én behandeling. De kosten van de behandeling
komen op basis van genoemd artikel 15 van het Bza volledig voor
rekening van de AWBZ-zorgaanbieder. De gehandicaptensector kent -
anders dan in de verpleeghuissector - geen speciale regeling voor dure
geneesmiddelen. In de gehandicaptensector en de GGZ is alleen in
incidentele gevallen sprake van dure geneesmiddelen en dit kan in de
meeste gevallen binnen het instellingsbudget worden opgevangen.
Conclusie
In de voorliggende casus is eveneens sprake van zeer incidenteel
voorkomende hoge kosten voor medicatie. Op dit moment overweeg ik dan
ook niet de bestaande regelgeving aan te passen. Instellingen die het
betreft worden geacht de geneesmiddelen uit het normale budget te
kunnen bekostigen, dan wel hun Reserve Aanvaardbare Kosten aan te
spreken. In die gevallen waar het voorgaande geen oplossing biedt, kan
de Raad van Bestuur van de NZa, gezien het incidentele karakter van de
problematiek, bij uitzondering de Beleidsregel dure geneesmiddelen in
verpleeghuizen (CA-71) van toepassing kunnen verklaren. Instellingen
dienen zich dan tot de NZa te wenden. Als bijlage stuur ik u mijn
antwoordbrief aan het AMC toe.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Verwijzingen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport