Vragen van D66 inzake de toepassing van culturele planologie in de
ontwerpvisie Villa Industria
29 maart 2007
Geacht College,
In het bestemmingsplan Villa Industria (het terrein van de voormalige
gasfabriek) is duidelijk vastgelegd, dat culturele planologie het
uitgangspunt is voor het ontwerpen van de openbare ruimte: 'In het
ontwerpteam wordt een beeldend kunstenaar opgenomen, die tot taak
heeft kunst en cultuurhistorie een duidelijke rol te laten spelen in
de vormgeving. De historie van het gebied is daarbij uitgangspunt.'
Een en ander is ook in overeenstemming met IMPULS, het masterplan
beeldende kunst in de openbare ruimte. Op dit moment beperkt de
culturele planologie in Villa Industria zich tot twee
cultuurhistorische dragers:
1. De vertaling van de oude gashouders in drie wooncilinders
('industrial design').
2. De uitwerking van het voormalig spoorlijntje (de kolenaanvoer naar
en over het terrein van de voormalige gasfabriek).
Over de uitwerking van het spoorlijntje heeft D66 in de
raadsvergadering van 10 januari 2007 vragen gesteld. Wethouder
Meuwissen reageerde met citaten en de zin: "Er zal geen spoorrails
gelegd worden." De wethouder heeft toegezegd goede nota te nemen van
de opmerkingen van raadslid Barend Smit.
Op zoek naar borging en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden
in Villa Industria kwam D66 tot de ontdekking, dat er weliswaar een
kunstenaar - Berend Strik - is opgenomen in het ontwerpteam, maar dat
de kunstenaar niets te zeggen heeft over de 'ordening' van de openbare
ruimte. Het voormalig spoorlijntje is 'cultureel eigendom' van een
eigenzinnige architect. En de arme kunstenaar is verbannen naar het
zwembad. Nog afgezien van de voortwoekerende politieke discussie over
de toekomst van dit zwembad, moet opgemerkt worden dat het zwembad
niets van doen heeft met de industriële geschiedenis van de
gasfabriek.
Over genoemde feiten en de toepassing van 'culturele planologie' in de
ontwerpvisie Villa Industria wil ik u namens de gemeenteraadsfractie
van D66 enige vragen stellen.
1. Is het College van B & W op de hoogte van het gegeven dat bij het
ontwerp van de openbare ruimte (Villa Industria) 'culturele
planologie' het uitgangspunt is?
2. Waarom mag de in het ontwerpteam van Villa Industria opgenomen
kunstenaar zijn taak om kunst en cultuurhistorie een duidelijke
rol te laten spelen in de vormgeving niet uitvoeren?
3. Het voormalige spoorlijntje wordt in het bestemmingsplan Villa
Industria aangemerkt als belangrijke stedenbouwkundige en
cultuurhistorische drager. Waarom speelt de benoemde kunstenaar
(en de beeldende kunst in het algemeen) geen rol in de uitwerking
van het voormalige spoorlijntje?
4. Is het College van B & W - met D66 - van mening dat het
'verbannen' van de kunstenaar naar het zwembad niet in
overeenstemming is met de vastgelegde afspraken en contractregels
(B & W projectontwikkelaar, projectontwikkelaar - architect, B &
W - adviescommissie beeldende kunst, enz.)?
5. Is het College van B & W - met D66 - van mening dat het zwembad
niet dé industriële geschiedenis van de gasfabriek representeert?
6. Is het College van B & W van plan om de in het ontwerpteam
opgenomen kunstenaar alsnog zijn oorspronkelijke taak te laten
hernemen, gemaakte afspraken ter zake na te komen en de 'barsten'
in het contract te herstellen? Op welke wijze?
In afwachting van uw antwoorden en met vriendelijke groet,
Namens de D66-fractie te Hilversum,
Barend Smit
Gemeente Hilversum