Kamerbrief inzake verslag bezoek mensenrechtenambassadeur aan Egypte
29-03-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik U hierbij, mede namens de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, een verslag aan van de reis van de
mensenrechtenambassadeur aan Egypte, mede in het licht van het
antwoord op vragen van het lid Koser Kaya van 14 augustus 2006
(Kamerstuknummer 1936).
De mensenrechtenambassadeur bezocht Egypte van 18 tot 22 februari jl.
Tijdens zijn bezoek sprak hij met een delegatie van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, met de waarnemend voorzitter van de Nationale Raad
voor Mensenrechten, met de voorzitter van de Commissie Mensenrechten
van het parlement en met andere parlementariërs van verschillende
politieke kleur, alsmede met een scala van personen uit het
maatschappelijk middenveld: ondernemers, rechters, vertegenwoordigers
van de vrouwenbeweging en mensenrechtenactivisten van velerlei snit,
inclusief een NGO die dicht bij de Moslimbroeders staat. Tevens is
aandacht geschonken aan door de ambassade gesteunde projecten op
mensenrechtengebied. Aangezien een deel van deze projecten door UNDP
wordt gefinancierd, is intensief met VN-vertegenwoordigers gesproken
over de mensenrechtenbenadering van ontwikkelingsprocessen.
Het doel van het bezoek was primair om gezichtspunten uit te wisselen
met de Egyptische overheid, het maatschappelijke middenveld en
internationale partners over de mensenrechtensituatie in het land.
Daarnaast zijn op een aantal specifieke punten in Nederland levende
zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte naar voren gebracht.
Tevens is regelmatig de Nederlandse intentie aangegeven betrokken te
willen blijven bij activiteiten ter verbetering van de
mensenrechtensituatie in Egypte.
Het algemene beeld uit de diverse gesprekken is dat de Egyptische
maatschappij opener wordt, het regime van president Mubarak meer dan
voorheen kritiek verdraagt en mensenrechten hoger op de politieke
agenda staan. Dit proces verloopt echter niet zonder hindernissen:
veiligheidsdiensten drukken nog steeds een stempel op het
maatschappelijk leven, mensenrechtenschendingen vinden geregeld plaats
en democratische hervormingen zijn aan forse beperkingen onderhevig.
In de maanden voorafgaand aan het bezoek werd een groot aantal
moslimbroeders opgepakt. Deze arrestaties moeten worden gezien in de
context van de sinds 1981 bestaande noodtoestand, die het mogelijk
maakt mensen zonder opgaaf van reden en zonder enig vorm van proces
vast te zetten.
De persvrijheid in Egypte is de laatste jaren groter geworden.
Overheidsoptreden en mensenrechten worden in de media besproken en de
invloed van internet en satelliettelevisie is niet meer weg te denken.
Tegelijkertijd zijn er nog altijd grenzen die niet overschreden mogen
worden. Dat geldt voor kritiek op de persoon van de president of op
het leger en voor bepaalde religieuze thema's. Met betrekking tot deze
onderwerpen loopt een aantal rechtzaken tegen journalisten en
bloggers, waarbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is.
Tijdens de opening van de World Press Photo tentoonstelling heeft de
mensenrechtenambassadeur het belang van persvrijheid onderstreept.
Ook het aantal Egyptische NGO's dat zich met de bescherming van
mensenrechten bezighoudt, is het afgelopen decennium gegroeid. De
overheid is zich bovendien bewust van de noodzaak mensenrechten op de
agenda te zetten en steunt mensenrechtentrainingen aan verschillende
beroepsgroepen en in het onderwijs.
De afgelopen maanden is in Egypte een debat gevoerd over een aantal
door de president voorgestelde wijzigingen in de grondwet; daarbij is
niet alleen het parlement betrokken, ook het maatschappelijk
middenveld is uitgenodigd te reageren. Oppositie en NGO's verweten de
regeringspartij bij de eindredactie van de amendementen echter geen
rekening te houden met hun suggesties en de gevoelens in de Egyptische
maatschappij. In antwoord op vragen van de mensenrechtenambassadeur
werd van de kant van de Egyptische overheid aangevoerd dat de
grondwetswijzigingen voortkwamen uit de noodzaak de rol van politieke
partijen te versterken ten opzichte van het grote aantal
onafhankelijke kandidaten. Politieke partijen met een duidelijk
partijprogramma en een kandidatenlijst met een groter aantal vrouwen
en niet-moslims zouden de politieke participatie moeten vergroten. Een
kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging zou omkoping en het
gebruik van geweld bij verkiezingen moeten tegengaan.
Tegelijk moet evenwel geconstateerd worden dat het registreren van
nieuwe politieke partijen, ook naar zich laat aanzien gematigde
partijen, aan beperkingen onderhevig is. Zoals bekend zijn in Egypte
politieke partijen op religieuze basis niet toegestaan. Sektarische
twisten zouden het Egyptische politieke bestel kunnen ondermijnen, zo
vrezen de Egyptische autoriteiten.
Onderdeel van het pakket voorgestelde grondwetswijzigingen is een
andere manier van verkiezingswaarneming. Nu vervullen rechters deze
controlerende rol, die bij recente verkiezingen grotendeels effectief
is gebleken. Waarneming zou in het vervolg door een onafhankelijke
commissie kunnen worden uitgevoerd, omdat er niet genoeg rechters
zouden zijn om alle stemlokalen te bemannen en zij hun gerechtelijke
taken gedurende de vaak lange verkiezingsperiode moeten laten liggen.
Critici van deze plannen vrezen echter dat de voorgestelde
kiescommissie niet neutraal en onafhankelijk zal zijn.
Ook wordt gewerkt aan anti-terrorismewetgeving die het mogelijk zou
moeten maken de noodtoestand op te heffen. De nieuwe wetgeving, die
nog niet aan het parlement is voorgelegd, zal volgens de toelichting
van de overheid niet tornen aan de burgerrechten zoals die in de
grondwet zijn vastgelegd. Uitgebreid is gestudeerd op wetgeving in
andere landen. Het besef groeit dat terrorisme niet met gevangenissen
alleen kan worden bestreden en dat het systeem van administratieve
detentie niet acceptabel is. Overigens werd door de Egyptische
autoriteiten gesteld dat het aantal personen dat zich in zulke
detentie bevindt, aanzienlijk lager is dan de veronderstelde 15.000 à
20.000. Nederland zal de ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe
anti-terrorismewetgeving nauwlettend blijven volgen, mede gezien het
feit dat er al een bepaling over terrorismebestrijding ("artikel 179")
is opgenomen is in het inmiddels aangenomen pakket
grondwetswijzigingen.
De Egyptische autoriteiten ontkenden niet dat martelingen voorkwamen,
maar stelden dat er een procedure bestond om voorkomende gevallen aan
de kaak te stellen. Andere gesprekspartners erkenden dat zulke
procedures bestaan, maar wezen er op dat dit zelden leidt tot een
rechtzaak laat staan tot een veroordeling. De Egyptische overheid
heeft inmiddels een aantal maatregelen genomen, zoals het instellen
van klachtenmechanismen, o.a. bij de Nationale Raad voor de
Mensenrechten en het laten verzorgen - door UNDP - van
mensenrechtentrainingen. Zowel de Raad als de UNDP-trainingen worden
mede door Nederland gesteund.
Het onderwerp vrijheid van godsdienst en in samenhang daarmee het
uiten van kritiek op religies kwam in verschillende gesprekken aan de
orde. Daarbij werd door verschillende gesprekspartners verontrusting
uitgesproken over de uitspraken van het lid Wilders over de Koran en
de profeet Mohammed. De mensenrechtenambassadeur nam afstand van de
uitspraken zelf, maar verdedigde de vrijheid om zich kritisch uit te
laten over godsdiensten. Tevens heeft de mensenrechtenambassadeur zijn
zorg geuit over de positie van de Bahai in Egypte. Van Egyptische
zijde gesteld dat men een pragmatische oplossing tracht te vinden voor
het "onnodig geëscaleerde conflict" over de vermelding van iemands
religie op zijn of haar identiteitskaart. Dit conflict was ontstaan
omdat Bahai-aanhangers gedwongen waren te kiezen uit een van de drie
monotheïstische godsdiensten. Recent heeft een door de Nationale Raad
voor Mensenrechten georganiseerd seminar nuttige suggesties voor een
oplossing aangedragen.
Het gesprek met leden van de Nationale Raad voor Mensenrechten
bevestigde dat de Raad zich de afgelopen jaren tot een belangrijke
aanjager van het Egyptische debat over mensenrechten heeft ontwikkeld,
ook al is de Raad in de ogen van de overheid te kritisch en in de ogen
van een groot deel van het maatschappelijke middenveld niet kritisch
genoeg. Er is inmiddels een patroon gegroeid dat de overheid reageert
op de aanbevelingen van de Raad, die zojuist zijn derde jaarrapport
heeft uitgebracht. De Raad stimuleert niet alleen het debat in Egypte,
maar via de diverse nationale mensenrechteninstellingen ook discussies
in de regio.
Vrijwel alle gesprekspartners waren van mening dat de positie van
vrouwen in Egypte sinds 1995 was verbeterd. Zo is deelname van meisjes
aan alle vormen van onderwijs toegenomen, maar deelname aan zowel het
politieke als het economische leven is nog steeds relatief gering. De
Nationale Vrouwenraad heeft veel gedaan om de achterstelling van
vrouwen onder de aandacht te brengen, maar ondervindt daarbij
cultureel bepaalde weerstand: een groot deel van de Egyptische
samenleving hecht aan de traditionele rolpatronen. Daarenboven is de
vrouwenbeweging zwak en verdeeld. Gesprekspartners benadrukten echter
dat cultuur niet statisch is: door de economische positie van vrouwen
te verbeteren en te combineren met mensenrechten kunnen tradities
doorbroken worden. De meeste gesprekspartners meenden dat de overheid
meer zou kunnen en moeten doen om vrouwenrechten te bevorderen,
seksuele intimidatie op de werkplek tegen te gaan en toegang van
vrouwen tot diensten en juridische bijstand te vergroten. Er bestond
waardering voor de steun die Nederland door de jaren heen op dit
terrein geboden heeft.
Behalve over mensenrechten in Egypte is met de Egyptische overheid ook
over mensenrechten in Nederland gesproken, in het bijzonder over
bestrijding van discriminatie, alsmede over een aantal aspecten van de
debatten in Genève in de VN Mensenrechtenraad. Dit laatste was onder
andere van belang omdat Egypte zich, evenals Nederland, kandidaat
gesteld heeft voor de aanstaande verkiezingen van de
Mensenrechtenraad.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken