ChristenUnie
Bijdrage debat over de wijziging van de Opiumwet
Bijdrage debat over de wijziging van de Opiumwet
donderdag 29 maart 2007 11:50
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter. De veelzijdige problematiek rond drugsgebruik, drugshandel
en de overlast die beide met zich meebrengen, is deze Kamer al
regelmatig onderwerp van debat geweest. Na afgelopen week, na het
voorval met de pado's, merk je dat het debat weer nieuwe voeding
krijgt en dat wij er nog lang niet uit zijn hoe het moet. Het is een
continue zorg van de Kamer.
De ChristenUnie heeft zich altijd onomwonden sterk gemaakt voor een
streng beleid op dit punt. Ik herinner in dat kader aan het initiatief
dat wij, samen met de VVD, hebben genomen om een blowverbod op straat
in te stellen. Drugs maken de mens afhankelijk en vaak ook kapot.
Alleen al om de verwoestende effecten van drugsgebruik voor mens en
samenleving zou de overheid een verantwoordelijkheid op zich moeten
nemen. Dit geldt nog eens te meer wanneer gebruik en handel leiden tot
overlast en criminaliteit. Helaas is dit vaak het geval. Dat leidt tot
verloedering en versterkt gevoelens van onveiligheid in de
samenleving.
Vanuit verschillende delen van het land, maar zeker vanuit de
grensstreek in het zuiden, met name Limburg en Zeeland, bereiken ons
hierover signalen. Als krachtig optreden hier achterwege blijft, tast
dit zonder meer de geloofwaardigheid van de overheid aan.
Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken betreft een aanscherping
van de bestaande bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen
illegale verkooppunten van verdovende middelen. Mijn fractie deelt de
visie van de minister dat de voorgestelde bepaling het handhavingsgat
kan dichten tussen het bestaande artikel 13b van de Opiumwet en
artikel 174 van de Gemeentewet of zo u wilt het gat tussen Damocles en
Victoria. Dat dat gat bestaat blijkt duidelijk uit het onderzoek dat
in opdracht van de minister is gedaan. Het probleem is helder
samengevat in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding
van het verslag.
De bestaande bepalingen functioneren wel, maar de noodzaak om in elk
geval verstoring van de openbare orde aan te kunnen tonen, maakt dat
functioneren ontoereikend. Een bevoegdheid die een grote inbreuk maakt
op persoonlijke rechten en vrijheden vraagt om een extra sterke
onderbouwing. Vandaar de kritische vraag op dit punt van mijn fractie
in de schriftelijke voorbereiding. De beantwoording door de minister,
ook van vragen van andere fracties, sterkt ons in de opvatting dat de
afweging en onderbouwing van dit wetsvoorstel deugdelijk zijn.
Proportionaliteit was een van de punten waar de ChristenUnie in het
bijzonder de vinger bij legde. Wij zijn blij met de opmerking dat het
niet de bedoeling is om bij een eerste overtreding acuut tot sluiting
van woningen over te gaan. De minister staat een gefaseerde aanpak
voor. Prima! Een stappenplan moet wat ons betreft echter geen knellend
keurslijf worden, maar tegelijk moeten wij waken voor cowboygedrag. In
de vorige bijdrage werd al een beetje duidelijk dat daar sprake is van
een spanningsveld. De ChristenUnie verwacht dan ook van de minister
dat hij in de communicatie met de gemeente nadrukkelijk zal toelichten
dat de afdelingen 5.3, bestuursdwang, en 5.4, dwangsom, uit de AWB in
de breedte van toepassing zijn. Met andere woorden, sluiting is het
ultieme, maar niet het enige beschikbare middel.
Wij hebben een aantal vragen. De eerste gaat over de drempel voor het
gebruik van de bevoegdheid. In de eerste alinea van paragraaf 2 van de
nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister dat opgetreden
wordt nadat geconstateerd is dat er sprake is van illegale verkoop
enzovoort. Kan de minister toelichten wat hij hiermee bedoelt? Gaat
het alleen om constateringen in ambtsedige processen-verbaal van
politiemensen of moet er een redelijk vermoeden van schuld bestaan of
wordt misschien zelfs alleen opgetreden in het kielzog van
strafrechtelijk optreden? Op welke wijze wordt het optreden door de
burgemeester afgestemd met dat van politie en justitie?
Ik sprak al over het belang dat mijn fractie hecht aan een
proportioneel gefaseerd optreden. Ik heb ook aangegeven dat die
fasering in ernstige gevallen een snel en slagvaardig optreden van de
overheid niet in de weg mag staan. Op dit punt lijkt er enige spanning
in het wetsvoorstel te zitten. Biedt dit wetsvoorstel voldoende ruimte
voor de overheid om kordaat op te treden?
Mijn fractie hoopt dat van de voorgestelde bevoegdheden ook een zekere
waarschuwende en preventieve werking uitgaat. Heeft de minister in dat
kader concrete ideeën voor publieksvoorlichting over het toepassen van
bestuursdwang bij overtreding van de Opiumwet?
Wij kregen onlangs een persbericht uit Terneuzen van de actiegroep "De
grens is bereikt". Deze bezorgde burgers vragen aandacht voor
koffieshops die niet aan de AHOJG-criteria voldoen. Biedt dit
wetsvoorstel de mogelijkheid om ook tegen dat soort koffieshops op te
treden?
De heer Teeven (VVD):
Nu breekt mijn klomp. De vertegenwoordiger van de ChristenUnie heeft
grote zorgen over de bewoners van Zeeuws-Vlaanderen. In het
regeerakkoord staat echter dat koffieshops niet aan de grens mogen
zijn gevestigd, maar terug moeten naar de steden. In Venlo is er juist
een probleem opgelost door de koffieshops naar de grens te
verplaatsen. Nu wil de heer Anker de koffieshops weer terugbrengen
naar de steden. Hoe zit dat nu?
De heer Anker (ChristenUnie):
Wij willen de koffieshops niet terugbrengen naar de steden. Wij willen
graag dat er goed gehandhaafd wordt. De bewoners van de grensstreek
hebben veel last van het grensverkeer van en naar koffieshops. Zij
stellen dat er koffieshops zijn die niet aan de criteria voldoen. Ik
wil weten of met dit artikel in de hand tegen die koffieshops kan
worden opgetreden.
De heer Teeven (VVD):
Ik begrijp uw vraag wel, maar mij gaat het om iets anders. Het
probleem in Terneuzen is dat de koffieshops in de stad worden bezocht
door Belgen en Fransen. In Limburg is een vergelijkbaar probleem
opgelost door koffieshops te verplaatsen naar de grens. In het
regeerakkoord staat dat koffieshops terug moeten naar de steden. U
bent niet benaderd door mensen uit de grensstreek, maar door inwoners
van de binnenstad van Terneuzen. Zij hebben kennelijk problemen met
het regeerakkoord, want zij hebben het over koffieshops die in de stad
zijn gevestigd en niet aan de grens.
De heer Anker (ChristenUnie):
Wij willen de problemen met het grensverkeer niet oplossen door de
koffieshops naar de grens te verplaatsen. Wij vinden dat er moet
worden opgetreden tegen shops die niet aan de criteria voldoen. Het is
een kwestie van afschuiven van problemen als koffieshops naar de grens
worden verplaatst.
De heer Van der Ham (D66):
Onder anderen Gert Leers, burgemeester van Maastricht, heeft gezegd,
af te willen van de grote hoeveelheid koffieshops in zijn stad door ze
naar de grens te verplaatsen. Verzet u zich tegen een dergelijke
oplossing of mag hij dat als burgemeester die met zijn poten in de
modder staat zelf uitmaken?
De heer Anker (ChristenUnie):
Onze opvatting over de vestigingsplaats van koffieshops is duidelijk.
Wij willen het liefst dat ze er niet zijn. Wij hebben moeite met de
uitspraak dat koffieshops verplaatst moeten worden naar de grens om
overlast in de binnenstad te voorkomen.
De heer Van der Ham (D66):
In het regeerakkoord staat dat er geen koffieshops in de buurt van
scholen mogen staan. Daar kan ik mij best wel iets bij voorstellen.
Dan moeten ze dus naar de rand van de stad worden verplaatst, zoals
Gert Leers voorstelt.
De voorzitter:
Ik stel vast dat ook dit onderwerp niet aan de orde is in het kader
van dit wetsvoorstel. De heer Anker kan nog kort antwoorden en daarna
vervolgen wij de behandeling van het wetsvoorstel.
De heer Anker (ChristenUnie):
Het korte antwoord is dat niemand blij is met een koffieshop en dat er
zo min mogelijk moeten zijn. De heer Van der Ham heeft een heel andere
benadering, zoals zojuist uit het debat met mevrouw Joldersma
duidelijk is geworden. Hij pleit voor regulering. Onze benadering is
dat kwaad in de samenleving, zoals drugs, bestreden moet worden.
De heer Van der Ham (D66):
De ogen dicht doen dus.
De voorzitter:
U hebt niet het woord.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van der Ham. Ik verbaas
mij over het afschuifgedrag van de ChristenUnie. Zo wordt het probleem
niet opgelost.
De heer Anker (ChristenUnie):
Wij proberen het probleem juist in het hart aan te pakken. Wij kiezen
voor effectief bestrijden in plaats van een gedoogbeleid.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Zal het kwaad verdwijnen door drugs te verbieden?
De heer Anker (ChristenUnie):
Die grote ambitie is onze inzet.
De heer Van der Staaij (SGP):
De heer Teeven suggereerde zo-even iets over het streven in het
regeerakkoord om coffeeshops in grensstreken tegen te gaan. Volgens
hem gaat het alleen over plaatsen pal langs de grens en niet over
plaatsen in de buurt van de grens. Ik neem echter aan dat het streven
ruim moet worden opgevat. De heer Anker heeft dan ook terecht naar
voren gebracht dat ook in plaatsen zoals Terneuzen geen overmaat aan
coffeeshops mag ontstaan.
De heer Anker (ChristenUnie):
Die interpretatie klopt.