tracé tussen Noord- en Zuidhorn
GS kiezen onder voorwaarden voor wegomlegging voor tracé tussen Noord-
en Zuidhorn
30 maart 2007
Op basis van de uitkomsten van de M.e.r. over de wegomlegging Zuidhorn
heeft het college van GS gekozen voor het tracé tussen Noord- en
Zuidhorn door met een hoge vaste brug over het van Starkenborghkanaal
en een korte omlegging ten Noorden van het van Starkenborghkanaal
(alternatief 4A).
Het college is van mening dat in beginsel zowel alternatief 4A als 5B
(kanaalkruising met een hoge vaste brug en een rondweg om Noordhorn)
aanvaardbaar zijn. GS kiezen voor variant 4A onder twee harde
randvoorwaarden, namelijk een versoberde uitvoering van het kruispunt
Industrieweg-Langestraat en een passende stedenbouwkundige inpassing.
Daarnaast is een voldoende verkeersoplossend vermogen een harde
randvoorwaarde. Bij beide randvoorwaarden geldt dat deze zowel bij de
realisering als in de toekomst aanvaardbaar moeten kunnen worden
gerealiseerd, zowel stedenbouwkundig als uit het oogpunt van
leefbaarheid. Hier is verder onderzoek op nodig.
Wanneer niet aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, dan vloeit
daaruit voort dat variant 5B zal worden gerealiseerd. Het college van
GS legt haar besluit ter vaststelling voor aan Provinciale Staten.
Aanleiding MER
De Rijksstraatweg N355 zorgt ter hoogte van Noordhorn en Zuidhorn voor
de nodige problemen. De drukke provinciale weg scheidt beide
dorpskernen en de nieuwe woonwijk Oostergast van elkaar. Dat gaat ten
koste van de veiligheid, de ruimtelijke samenhang en de leefbaarheid.
Daarnaast zorgt de vaak geopende brug over het Van Starkenborghkanaal
voor veel files en verkeersonveilige situaties. Het college van GS wil
deze knelpunten oplossen.
Om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de
besluitvorming en vanwege de grote betrokkenheid van de lokale
bevolking, besloten GS in 2004 tot het doorlopen van de
m.e.r.-procedure. In het MER wegomlegging Zuidhorn zijn zes
alternatieven onderzocht. Gekeken is naar de milieueffecten op
bijvoorbeeld natuur, wonen, werken, verkeersveiligheid, bodem, water,
geluid en landbouw. Per milieuaspect en aan de hand van criteria is
vastgelegd wat zowel de positieve als de negatieve effecten van de
diverse alternatieven kunnen zijn. Alle alternatieven zijn ook gewogen
op hun kostenconsequenties.
30 maart 2007
Provincie Groningen