Gemeente Middelburg

Persbericht 6 maart 2007

Zeeuwse overgangsregeling voorkomt massa-ontslag in thuiszorg

Het College Zorg en Welzijn in Zeeland, een overleg van alle gemeenten en de provincie, voorkomt massa-ontslagen in de thuiszorg door een overgangsregeling. Bovendien behouden bestaande cliënten voorlopig hun vetrouwde hulp. De Zeeuwse thuiszorgorganisaties zijn tevreden over de regeling. Zeeland is daarmee de eerste provincie die een uitweg heeft gevonden voor de gevolgen van de forse verschuiving in de indicatiestelling van verzorging naar de lichtere huishoudelijke hulp.

Probleem

Vanaf de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in januari dit jaar, blijkt overal in Nederland dat de indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging anders uitpakt dan voorheen. Bijna alle klanten krijgen een indicatie voor een lichte vorm van huishoudelijke verzorging (niveau 1). In het verleden werd het grootste gedeelte van de thuiszorg echter verricht door duurdere medewerkers die meer intensieve vormen van hulp geven (niveau 2). Dat was mogelijk omdat de thuiszorgorganisaties zelf konden bepalen welke medewerkers bij de klanten werden ingezet. Sinds de invoering van de Wmo bestaat die mogelijkheid niet meer. Door de sterke verschuiving in de indicatiestelling is er nauwelijks meer werk voor de duurdere medewerkers.

Oplossing

Dat capaciteitsoverschot doet zich ook in alle andere provincies voor, maar het college Zorg en Welzijn in Zeeland is als eerste met een oplossing voor dat probleem gekomen.

Om gedwongen ontslagen in de thuiszorg te voorkomen en om een soepele overgang van AWBZ naar Wmo te bewerkstelligen is een overgangsregeling met de zorgaanbieders afgesproken. Die overgangsregeling houdt het volgende in:


1. Mensen die nu al zorg ontvangen, behouden tot 1 maart 2008 het niveau van hulp dat zij voor 2007 gehad hebben. In de meeste gevallen gaat het daarbij om hulp van niveau 2. In maart 2008 wordt bezien of de overgangsregeling verlengd moet worden tot 2009. Gezien de specifieke situatie in Zeeuws-Vlaanderen zal de regeling daar in ieder geval tot 2009 van kracht zijn. Hiermee wordt bereikt dat cliënten hun vertrouwde hulp behouden en wordt zorgaanbieders ruimte geboden om personele verschuivingen te bewerkstelligen.

Alleen voor nieuwe cliënten geldt dat zij beoordeeld worden en hulp krijgen op grond van de huidige Wmo regels.


1. Overleg tussen gemeenten, zorgaanbieders en het Centrum Indicatiestelling Zorg over het bepalen welk soort hulp noodzakelijk is, de zogenaamde indicatiestelling. Vaststellen of en zo ja, welke aanpassingen gewenst zijn.

2. Die aanpassingen uitvoeren in de indicatiestelling die op grond van nadere analyse reëel zijn.

3. Cliënten die intensieve begeleiding nodig hebben (de zogenaamde ondersteunende begeleiding uit de AWBZ), zijn dermate hulpbehoevend dat zij hiervoor per definitie de zwaardere vorm van huishoudelijke hulp van niveau 2 zullen krijgen. Indien enige vorm van ondersteuning of begeleiding nodig is, resulteert dat in die zwaardere hulp voor alle geleverde uren.

Met de overgangsregeling zal de noodzakelijke verandering in het personeelsbestand bij de zorgaanbieders (meer niveau 1, minder niveau
2) geleidelijk kunnen verlopen. Afgesproken is dat met name mensen met een uitkering kunnen instromen. Daarnaast is het mogelijk om bijvoorbeeld in samenspraak met de zorgaanbieders, het mobiliteitsbureau voor de zorg (Viazorg) en de gemeenten te zoeken naar mogelijkheden voor ondersteuning in het veranderingsproces.

Na de landelijke bekendheid van het zogenaamde "Zeeuwse Model" van aanbesteding in de zorg, wordt er bij betrokken organisaties in den lande ook met belangstelling gekeken naar deze Zeeuwse overgangsregeling met betrekking tot het probleem van de gewijzigde indicatiestellingen.