Senternovem


Nieuws

27-03-2007 | Isolatiemateriaal uit vernieuwbare materialen

Door het isoleren van gebouwen is het energiegebruik per persoon sinds 1950 verdubbeld in plaats van verviervoudigd. Isoleren en het luchtdicht maken van gebouwen is een belangrijke eerste stap bij het terugdringen van het energieverbruik. Daarbij komt steeds meer aandacht voor het binnenklimaat. Bij een zeer luchtdicht gebouw moet gelet worden op de luchtvochtigheid en de kooldioxidewaarden. Om schimmelvorming door luchtvochtigheid te voorkomen is de juiste keuze van constructies en materiaalgebruik van belang. De TU Delft heeft onderzoek gedaan naar de prestaties van vernieuwbare grondstoffen als isolatiemateriaal.
Van de isolatiematerialen die op dit moment op de Nederlandse markt verkrijgbaar zijn is op grond van milieuprofiel en materiaalsoort een selectie gemaakt van drie vernieuwbare isolatiematerialen: schapenwol, cellulose en vlaswol. Deze materialen zijn vergeleken met glaswol, als referent voor het standaard toegepaste isolatiemateriaal. Vernieuwbare materialen hebben, anders dan bijvoorbeeld glaswol, een hygroscopische-, of sorptiecurve. Dit betekent dat zij vochtopnemend zijn, waarbij het vochtgehalte afhangt van de relatieve vochtigheid.

Simulatie
Om een vergelijking tussen de isolatiematerialen mogelijk te maken werd in een simulatie gekeken naar de maximaal optredende relatieve vochtigheid (RV) in het materiaal. In verschillende situaties werd de relatie tussen constructiematerialen (houtskelet, steen, gips, etc.) en de relatieve vochtigheid, condensatie en temperatuur onderzocht. In constructies met een gipskartonnen binnenblad en een bakstenen buitenblad bleek de aanwezigheid van een regenkerende, dampopen folie aan de koude zijde van de isolatie tot hoge vochtgehaltes te leiden, met risico op condensatie. Als dit folie wordt weggelaten vervalt het risico. Het toepassen van een dampremmend folie aan de warme zijde van de isolatie heeft duidelijke verlaging van de gemiddelde optredende RV tot gevolg (8 - 10%). Houtskeletbouw constructies waarbij de constructief noodzakelijke plaat (schijfwerking) aan de koude kant van de isolatie is geplaatst hebben een groot risico op inwendige condensatie en toepassing van een dampremmend folie aan de binnenzijde van de isolatie is noodzakelijk.

Voedingsbodem
Schimmelvorming op bouwmaterialen begint bij relatieve vochtigheden vanaf circa 80%. Deze waarde wordt het grootste deel van het jaar in alle constructies en in alle isolatiematerialen gehaald. Verschil in relatieve vochtigheid is dus niet langer het belangrijkste criterium waarop de materialen beoordeeld kunnen worden. Schimmels hebben naast de juiste temperatuur, water en zuurstof ook een voedingsbodem nodig om tot ontwikkeling te komen. Vernieuwbare isolatiematerialen bieden deze voedingsbodem en worden behandeld met schimmel- en motwerende middelen om schimmelgroei tegen te gaan. Afhankelijk van de technische levensduur van deze stoffen, en het risico op uitlogen, vormen vernieuwbare isolatiematerialen mogelijk een groter risico op biologische verontreiniging dan glaswol, dat geen voedingsbodem biedt.

Het volledige onderzoek 'Vernieuwbare isolatie als duurzaam alternatief' van B. Hasselaar aan de TU Delft is te vinden op de website van de Stichting Verantwoord Bouwen (zie Informatie, Onderzoeken).