Antwoorden op vragen verbetervoorstellen WOZ
Directie Algemene Fiscale Politiek
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
23 maart 2007 7 februari 2007 AFP 2007-00169
Onderwerp
Antwoorden op het verslag van een schriftelijk overleg inzake de
verbetervoorstellen WOZ
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen die zijn gesteld door de vaste
commissie voor Financiën inzake de realisatie van verbetervoorstellen van de
Wet waardering onroerende zaken.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
Het doet me genoegen te merken dat er veel interesse is in de uitvoering van de Wet waardering
onroerende zaken. De gestelde vragen stellen mij in de gelegenheid om wat extra uitleg te geven op
onder meer het terrein van de modelmatige waardebepaling, de relatie met het aantal ingediende
bezwaarschriften en de wenselijkheid voor herinvoering van de mogelijkheid van ambtshalve
vermindering. De vragen naar de optie van meer openbaarheid van de WOZ-gegevens, hebben mij
ertoe geleid hiernaar een nader onderzoek te gaan doen. Hierna zal ik meer specifiek op de gestelde
vragen ingaan. Ik houd hierbij de volgorde van de vragen aan.
De vraag van de leden van de CDA-fractie of er onderzoek is gedaan naar de bredere
maatschappelijke betekenis van de WOZ-waarde en de WOZ-gegevens, kan ik bevestigend
beantwoorden. De ambtelijke werkgroep, geïnitieerd vanuit mijn ministerie, heeft met diverse
maatschappelijke organisaties zowel huidige gebruiksvormen als mogelijke toekomstige
gebruiksvormen besproken. De aan u gezonden rapportage is op de uitkomsten van deze werkgroep
gebaseerd. Zoals uit de rapportage blijkt, is het oorspronkelijke zuiver fiscale gebruik van de WOZ-
waarde uitgegroeid tot een breder toegepaste waarde, waarbij het gebruik nog verder kan toenemen.
Daarnaast hebben diverse betrokkenen bij de waardering van onroerende zaken, verenigd in het
Platform WOZ, gekeken naar het breder gebruik van de WOZ-waarde. De voorlopige bevindingen
onderbouwen eveneens de genoemde stelling. De definitieve rapportage van dit Platform wordt dit
voorjaar verwacht.
Inderdaad ken ik de bezwaren tegen de modelmatige waardebepaling die onder andere door de
brancheorganisatie van Register Vastgoed Taxateurs (RVT) naar voren zijn gebracht, maar ik deel
deze opvatting niet. Modelmatige waardebepaling is een eigentijdse methode voor het taxeren van
onroerende zaken, waarbij de taxateur gebruikmakend van de modernste technieken alle
marktgegevens kan gebruiken en ook dwarsverbanden kan leggen. De moderne modelmatige
waardebepaling wordt niet alleen in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ)
toegepast. De diverse brancheorganisaties van taxateurs bieden hun leden faciliteiten om deze
modelmatige waardebepaling in hun praktijk toe te passen. Ook bij een modelmatige waardebepaling
is kennis over de marktgegevens en analyse van deze gegevens van groot belang. Om die reden heb
ik in de uitvoeringsregelingen op basis van de Wet WOZ expliciet de opdracht bij gemeenten gelegd
om permanent een marktanalyse uit te voeren. Aangezien de meeste transactieprijzen een goede
weergave vormen van de marktwaarde van een pand, kunnen deze zonder al te diepgaande analyse
in de waardebepaling worden betrokken. Wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden rondom
een transactie, moeten die ook bij modelmatige waardebepaling bekend zijn. Voor alle duidelijkheid
merk ik hier op dat het gebruiken van modelmatige waardebepaling niet inhoudt dat uitsluitend van
achter de computer wordt gewerkt. Ook in dit systeem is het nodig om panden te bezichtigen. Een
voordeel van modelmatige waardebepaling is juist dat de taxateur relatief eenvoudig inzicht krijgt bij
welke transactie mogelijk iets bijzonders aan de orde is, zodat hij zijn aandacht daarop kan richten.
Dat door onjuiste interpretatie van gegevens fouten kunnen optreden, is bij modelmatige
waardebepaling niet anders dan bij andere vormen van taxeren van onroerende zaken. Belangrijker is
het feit of de gekozen aanpak de mogelijkheid biedt om systematisch controles te kunnen uitvoeren,
zodat fouten ontdekt kunnen worden, voordat de belanghebbenden hiermee worden geconfronteerd.
De modelmatige waardebepaling biedt juist goede mogelijkheden voor dit soort systematische
controles, niet alleen door vergelijking met betaalde verkoopprijzen en vergelijking met de eerder
vastgestelde waarde, maar ook door de systematische vergelijking van vergelijkbare panden. Het
verheugt mij dan ook dat een recent, in opdracht van het Kadaster door het Onderzoeksinstituut
Technische Bestuurskunde (OTB) van de TU Delft, uitgevoerd onderzoek in de provincie Overijssel
heeft laten zien tegen de aanvankelijke verwachting in van de onderzoekers - dat de WOZ-waarden
goed aansluiten op de marktprijzen1.
Ten slotte wijs ik er op dat is voorzien in een systeem van toezicht door de Waarderingskamer,
waardoor het waarderingsproces en de uitkomsten daarvan nauwlettend worden gevolgd en de
kwaliteit ervan bewaakt.
Het is niet juist, zoals de leden van de fractie van het CDA vragen, dat er in betekenende mate sprake
is van rechtsongelijkheid omdat fouten in modellen alleen (met terugwerkende kracht) worden hersteld
voor de belanghebbenden die bezwaar hebben gemaakt. In de eerste plaats zal, evenals die
voorheen bestond, een regeling gelden voor het in voorkomende gevallen ambtshalve verminderen
van WOZ-waarden waarvan later blijkt dat deze te hoog zijn vastgesteld. In de overgang naar de
jaarlijkse waardebepaling is deze mogelijkheid aanvankelijk vervallen. Gebleken is dat er toch
behoefte is bij de gemeenten aan een mogelijkheid tot ambtshalve vermindering. Mede op advies van
de Waarderingskamer heb ik besloten de ambtshalve vermindering weer mogelijk te maken onder
dezelfde voorwaarden als voorheen. Het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken wordt
daartoe gewijzigd.
In de tweede plaats ga ik ervan uit dat het aantal fouten gering is. De inspanningen van gemeenten
zijn erop gericht om de taxatie door controle vooraf zo goed mogelijk te laten zijn. Zoals ook blijkt uit
het recente onderzoek in opdracht van het Kadaster, sluit de vastgestelde waarde aan op de
marktcijfers. Gemeenten streven naar taxaties die zo goed mogelijk in overeenstemming zijn met de
markt, niet te hoog, maar ook niet te laag.
De verwachting dat de overgang naar jaarlijkse waardebepaling zal leiden tot minder
bezwaarschriften, is gebaseerd op twee aspecten. Enerzijds is bij voorgaande herwaarderingen
gebleken dat relatief veel belanghebbenden bezwaar maakten met als grief dat het waardeverschil ten
opzichte van de vorige waarde zo groot is2. Bij jaarlijkse waardebepaling behoren deze grote
verschillen ten opzichte van de vorige taxatie tot het verleden en verwacht ik dat dit soort bezwaren
dan ook zal afnemen.
1 Het onderzoeksrapport is gepubliceerd op www.waarderingskamer.nl : Onderzoek Kadaster WOZ-waarden. Over het
onderzoek zijn de volgende artikelen verschenen: De WOZ-waarde mist de markt niet, Belastingblad 22 februari 2007 nr. 4, blz.
203; Samenhang tussen marktprijs en WOZ-waarde, Tijdschrift voor de volkshuisvesting, februari 2007, nr. 1, blz. 44.
2 Overigens was dan in de meeste gevallen de conclusie dat de nieuwe taxatie wel degelijk juist was.
- 2 -
Anderzijds geldt dat gemeenten voor het moment van bekend maken van de nieuwe waarden een
vergelijking maken tussen de vorige waarde en de nieuwe waarde. Wanneer de vorige waarde
actueler is, levert deze vergelijking een betere signalering van mogelijke onjuistheden op. Ook dit
aspect leidt tot een verbetering van de kwaliteit en daarmee tot minder bezwaarschriften. Deze
inschatting spoort met het uitgangspunt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zoals
aangegeven bij de overgang naar de jaarlijkse waardebepaling, dat frequenter waarderen niet zal
leiden tot meer bezwaarschriften.
Met de leden van de PvdA-fractie ben ik van mening dat een gegevens- en informatie-
uitwisselingplicht niet hetzelfde is als het stimuleren van modelmatige waardebepaling. Echter, voor
modelmatige waardebepaling, zeker ook bij niet-woningen, is het delen van informatie tussen
bijvoorbeeld gemeenten wel een belangrijke randvoorwaarde. Om die reden draagt een informatie-
uitwisselingsplicht wel bij aan het bevorderen van de toepassing van modelmatige waardebepaling. In
de praktijk blijkt de informatie-uitwisseling tussen partijen ook goed van de grond te komen. De VNG
heeft een WOZ-datacenter in het leven geroepen waarmee gemeenten onderling gegevens over
bijvoorbeeld stichtingskosten en kengetallen voor taxaties kunnen uitwisselen. Dit WOZ-datacenter
wordt intensief gebruikt om informatie in te winnen, maar ook om gegevens aan andere gemeenten en
taxateurs ter beschikking te stellen.
In alle gemeenten wordt inmiddels op één of andere wijze modelmatige waardebepaling toegepast,
zeker bij de waardering van woningen (het betreft ruim zeven miljoen woningen, dat is bijna 90% van
de ruim acht miljoen te taxeren objecten). Ook de waardering van incourante niet-woningen en
agrarische objecten (circa 5% van de te taxeren objecten) is landelijk sterk modelmatig aangepakt
door het opstellen van landelijke taxatiewijzers. De mate van toepassing van modelmatige
waardebepaling bij courante niet-woningen (de overige circa 5%) bij gemeenten is nog verschillend.
Overigens zijn er voor de modelmatige waardebepaling van woningen diverse systemen op de markt
die, mede afhankelijk van de aard van de woningvoorraad en de mate van beschikbaarheid van
verkoopcijfers, een andere aanpak kennen. Modelmatige waardebepaling in een kleine gemeente met
bijvoorbeeld tweeduizend individuele vrijstaande woningen verspreid over diverse kernen en met
slechts enkele tientallen verkopen per jaar, vergt een andere (modelmatige) aanpak dan de
waardering van woningen in bijvoorbeeld het door deze leden genoemde Dordrecht. Het verheugt mij
dat bij de toepassing van modelmatige waardebepaling gemeenten ook duidelijk leren van elkaars
ervaringen, waarbij ook de leveranciers van systemen voor modelmatige waardebepaling en andere
dienstverleners een rol spelen. Op die manier dragen ervaringen als die van de gemeente Dordrecht,
die bij de modelmatige waardebepaling een sterk statistische benadering hanteert, bij aan de verdere
professionalisering van het vakgebied van modelmatig taxeren.
De modelmatige waardebepaling heeft het mogelijk gemaakt dat de frequentie van waardering is
opgevoerd van eenmaal per vier jaar naar jaarlijks, terwijl in afgelopen periode de totale kosten voor
de uitvoering van de Wet WOZ zijn gedaald. De totale kosten voor de uitvoering van de
- 3 -
waardebepaling, inclusief de administratie, de communicatie met de belanghebbenden en de
behandeling van bezwaarschriften bedroegen in 2005 circa 175 en in 2006 160 miljoen per jaar
(cijfers CBS). Bij jaarlijkse waardebepaling komt dat overeen met ongeveer 20 per taxatie.
Ik ben dan ook zeker niet van mening dat er de afgelopen jaren te weinig vorderingen zijn geboekt
met modelmatig waarderen. Ik denk dat juist de ontwikkelingen heel snel zijn gegaan. Overigens niet
alleen bij de waardering in het kader van de Wet WOZ, maar ook bij andere onroerend goed taxaties
worden door diverse taxateurs steeds meer modelmatige technieken gebruikt. Deze ontwikkeling is
zeker nog niet afgerond.
In de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ is vastgelegd dat de waardering van
woningen in het kader van de Wet WOZ geschiedt op basis van een methode van systematische
vergelijking. Daarbij wordt vergeleken met woningen waarvan verkoopprijzen beschikbaar zijn en
worden de te taxeren woningen ook onderling vergeleken. Deze beschrijving dekt mijns inziens prima
ook de principes van modelmatige waardebepaling. Ik voel er dan ook niet voor in de wet expliciet op
te nemen dat de waardering dient te geschieden door modelmatige waardebepaling, ook al omdat dit
de suggestie zou kunnen wekken dat modelmatig waarderen iets anders is dan waarderen in het
algemeen. De jurisprudentie leidt niet tot een andere conclusie: daarin komt steeds helderder de lijn
naar voren dat de WOZ-waarde in stand kan blijven, wanneer de gemeente deze met een goed
onderbouwd taxatieverslag aannemelijk heeft gemaakt.
Met betrekking tot mijn rol versus de rol van de VNG op het terrein van het bevorderen van de
modelmatige waardebepaling wijs ik er op dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering
van de Wet WOZ. Gemeenten pakken deze taak adequaat op. Voor de doelmatige uitvoering van
deze taak blijkt samenwerking tussen gemeenten van steeds groter belang te zijn. Voor de stimulatie
en de organisatie van faciliteiten voor deze samenwerking kunnen de VNG en ook de
Waarderingskamer veel betekenen. Ik wijs daarbij op het WOZ-datacenter waarmee gemeenten door
het uitwisselen van gegevens kunnen samenwerken en op de benchmark voor de WOZ-uitvoering
waardoor gemeenten kunnen leren van elkaar en de voordelen van samenwerkingsverbanden van
gemeenten zichtbaar worden. Mijn eigen rol is vooral faciliteren door middel van indien nodig
regelgeving.
Zoals hiervoor aangegeven leidt de overgang naar jaarlijkse waardebepaling dankzij de toenemende
inzet van modelmatige waardebepaling naar verwachting niet tot een structurele toename van de
kosten, de leden van de SP-fractie vragen hiernaar. Per 1 januari 2008 wordt de waardepeildatum, die
nu nog twee jaren voor de aanvang van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld ligt,
verschoven naar één jaar voor het begin van het kalenderjaar. De Waarderingskamer verwacht dat de
kosten voor de waardebepaling aanvankelijk licht zullen stijgen, terwijl het grootste deel van de
werkzaamheden op het terrein van de administratie en de analyse van marktgegevens niet significant
zal veranderen. De verwachting is dat deze laatste stap om de waarde van onroerende zaken actueler
- 4 -
te maken zal leiden tot een vermindering van het aantal bezwaar- en beroepschriften. Er moet
rekening worden gehouden met de omstandigheid dat dan een daling van de kosten pas over enige
jaren zal kunnen worden bereikt.
De voorstellen met betrekking tot doelmatig en breder gebruik van de WOZ-waarden zijn zowel gericht
op bedrijfsleven als op burgers. Bijvoorbeeld het voornemen om met ingang van 2008 de WOZ-
waarde ook te gebruiken bij het bepalen van de successierechten betekent een beperking van de
administratieve lasten bij burgers. Naast de vormen van officieel breder gebruik van de WOZ-waarde
door de overheid is voor burgers het gebruik van de WOZ-waarde door maatschappelijke organisaties
van belang. Een toenemend aantal woningcorporaties gebruikt de WOZ-waarde om
huurprijsverschillen aan huurders te verklaren. Dit lijkt te leiden tot een betere acceptatie van de
huurverschillen door huurders. Het feit dat diverse maatschappelijke organisaties zelf het initiatief
hebben genomen om de WOZ-waarde voor andere toepassingen te gebruiken, geeft aan dat deze
organisaties voordelen zien. Bijvoorbeeld banken en verzekeringsmaatschappijen laten in
toenemende mate de WOZ-waarde een rol spelen rondom het verstrekken of aanpassen van
voorwaarden bij hypotheken of verzekeringen. Dit leidt ook bij veel burgers en bedrijven tot lagere
kosten en minder administratieve lasten.
Ook de leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de achtergrond van de verwachte daling van het
aantal bezwaarschriften en zij vragen zich daarbij af of deze daling alleen voortkomt uit het verkleinen
van de stapjes. Zoals hiervoor is aangegeven speelt het verkleinen van de stapjes inderdaad een rol
in de acceptatie van de juistheid van de taxatie, maar leidt de jaarlijkse waardebepaling ook langs
andere weg tot een hogere kwaliteit van taxaties door betere controlemogelijkheden en daardoor tot
minder bezwaarschriften.
Ik wil graag bevestigen dat nieuwe belanghebbenden van onroerende zaken, wanneer zij om een
WOZ-beschikking vragen, dan dezelfde rechten houden. Met betrekking tot de beschikking aan
nieuwe belanghebbenden wijs ik er op dat in een systeem van jaarlijkse waardebepaling iedere
belanghebbende elk jaar een beschikking krijgt. Op dat moment heeft elke belanghebbende toegang
tot bezwaar en beroep. De noodzaak voor een nieuwe belanghebbende om een beschikking te vragen
zal zich dus veel minder voordoen. Dit doet zich bijvoorbeeld wel voor indien in de loop van een jaar
een nieuwe persoon belanghebbend wordt, bijvoorbeeld omdat hij voor een deel van dat jaar
eigenwoningforfait moet bijtellen bij de aangifte inkomstenbelasting. Deze persoon kan dan om een
beschikking verzoeken, op basis waarvan bezwaar kan worden gemaakt.
De leden van de SP-fractie vragen zich af of het niet verstandig is om wettelijk voor te schrijven dat in
de beschikking vermeld wordt welke panden als referentiepand zijn gebruikt. Dat lijkt mij niet nodig en
zou bovendien tot extra kosten leiden. In het huidige systeem is al de verplichting opgenomen dat op
het onderliggende taxatieverslag, dat voor de belanghebbende beschikbaar is veelal zelfs online -,
ten minste drie panden worden vermeld die recent verkocht zijn en die als onderbouwing zijn gebruikt.
- 5 -
Het lijkt me niet wenselijk dit ook in de beschikking op te nemen. Het vermelden van alle
referentiepanden bij een taxatie is in een systeem van modelmatige waardebepaling niet mogelijk.
Immers door de modelmatige waardebepaling spelen alle verkoopprijzen die in de afgelopen jaren in
de gemeente zijn gerealiseerd op één of andere wijze een rol bij de totstandkoming van de waarde.
Daarmee functioneert bijna elke verkoop in meer of mindere mate als referentiepand. Om die reden is
in de eisen aan het taxatieverslag het aantal te vermelden referenties beperkt tot drie.
In antwoord op de vraag van deze leden of ik er voorstander van ben om een landelijk verplicht kader
voor modelmatige waardebepaling af te spreken, kan ik meedelen dat dat niet het geval is. In de
huidige regelgeving is het kader voor de waardering voldoende bepaald. Verder heeft de
Waarderingskamer in de "Waarderingsinstructie jaarlijkse waardebepaling" uniforme kwaliteitseisen
geformuleerd waaraan een taxatiemodel en het gebruik daarvan moet voldoen. In aanvulling hierop
stelt zij een beoordelingsprotocol aan alle gemeenten beschikbaar, dat als doel heeft gemeenten te
ondersteunen bij de beoordeling of het in die gemeente ingerichte taxatiemodel voldoet aan de in de
instructie opgenomen kwaliteitseisen. Gemeenten kunnen zo op een gesystematiseerde wijze
beoordelen of het specifiek in de eigen gemeente ingerichte taxatiemodel voldoet aan deze
kwaliteitseisen. Daarmee kunnen zij inzicht krijgen in de mate waarin de kwaliteit van de uiteindelijke
taxatiewaarden wordt gewaarborgd door het gebruikte taxatiemodel. De uitkomsten van deze
systematische beoordeling van de gemeente zijn onderwerp van toezicht door de Waarderingskamer.
Meer gedetailleerde voorschriften, waarbij mij niet op voorhand duidelijk is welke deze leden voor
ogen hebben, zullen ruimte wegnemen om rekening te houden met plaatselijke verschillen. Het
waarderen van woningen in een nieuwbouwwijk in de gemeente Amsterdam vergt een andere
benadering dan de waardering van de woningen in de diverse kernen van een gemeente in Drenthe.
Marktwerking zal leiden tot een verdere ontwikkeling van systemen voor modelmatige
waardebepaling. Ook in andere branches met betrekking tot taxeren of analyseren van onroerend
goed vinden vergelijkbare ontwikkelingen plaats, waarbij onderlinge samenwerking ook in de markt tot
zijn recht moet komen.
De Waarderingskamer organiseert sinds 1999 jaarlijks een benchmark op terrein van de kosten van
de Wet WOZ. De resultaten van deze benchmark op het terrein van de totale landelijke kosten zijn
steeds openbaar gemaakt. De gegevens over individuele gemeenten zijn niet openbaar gemaakt,
maar zijn alleen beschikbaar voor de gemeenten zelf, zodat ze deze kunnen gebruiken voor de
optimalisering van de WOZ-werkprocessen. Overigens heeft de Waarderingskamer het voornemen
met ingang van dit jaar de benchmarkgegevens ook van individuele gemeenten openbaar te maken.
Deelname aan deze benchmark is niet verplicht. Deelname acht ik wel nuttig en wordt door zowel de
VNG als de Waarderingskamer gestimuleerd, omdat een benchmark kan helpen de doelmatigheid van
werkprocessen te verbeteren.
De werkgroep die de mogelijkheden van breder gebruik heeft onderzocht heeft gekeken naar de
mogelijke rol van de WOZ-waarde bij het verstrekken van hypotheken. Bij de acceptatie van een
- 6 -
hypotheekgever door een bank of verzekeringsmaatschappij spelen diverse aspecten. Naast het
gebruik van de WOZ-waarde voor het bepalen van de executiewaarde bij een mogelijke gedwongen
verkoop is bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan onderwerpen als het voorkomen van taxatiefraude
en het beperken van tophypotheken. Ook het door de leden van de SP-fractie genoemde gebruik van
de WOZ-waarde voor het toekennen van de Nationale Hypotheek Garantie past in die context. Op dit
moment is er een beperkte openbaarheid van de WOZ-gegevens. Een potentiële koper, een bank of
de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen heeft nog geen toegang tot de vastgestelde WOZ-
waarde.
Het doet me genoegen dat de leden van de SP-fractie positief zijn over de integratie van WOZ-
beschikking en OZB-aanslag. Tegen een ambtshalve vermindering is geen bezwaar mogelijk. Een
verzoek om ambtshalve vermindering is pas aan de orde na afloop van de bezwaartermijn. De door
deze leden veronderstelde verwarring kan zich dus niet voordoen. Voor alle duidelijkheid merk ik op
dat de gemeente een bezwaar tegen de OZB-aanslag die op hetzelfde biljet staat als de WOZ-
beschikking, in behandeling neemt als een bezwaar tegen de WOZ-beschikking, tenzij uit het bezwaar
het tegendeel blijkt. In de praktijk doet zich bij mijn weten hier geen probleem voor.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de verdeling van de WOZ-kosten. In de loop van de tijd is
er voortdurend sprake geweest van verschuivingen in het financiële belang van diverse overheden bij
de WOZ-waarde, zonder dat dit heeft geleid tot een wijziging van de verdeelsleutel. Het aandeel dat
elk van de partijen betaalt, is overigens niet alleen afhankelijk van het financiële belang. Zo spelen ook
de voor de desbetreffende toepassing noodzakelijke aan de afnemers te leveren gegevens een rol.
Met de Unie van Waterschappen en de VNG is door mijn voorgangers regelmatig gesproken over de
verdeling van de kosten. Daarbij gaat het niet alleen over de sleutel voor de verdeling van de kosten,
maar ook over een nog verdergaande vereenvoudiging van de verdeelsystematiek. Ik verwacht
daarover in de loop van dit jaar met genoemde partijen duidelijke afspraken te kunnen maken.
Bij de totstandkoming van de Wet WOZ is uit privacyoverwegingen gekozen voor een beperkte
openbaarheid van de WOZ-waarde. De WOZ-waarde werd toch primair gezien als onderdeel van een
belastingaanslag. Terecht wijzen deze leden erop dat inmiddels reeds veel andere mogelijkheden
bestaan als kadaster en internetsites om inzicht te krijgen in de waarde van onroerende zaken. Een
(beperkte) openbaarheid van de WOZ-waarden voor bepaalde belanghebbenden of doelgroepen is
dan ook iets dat kan worden overwogen. Ik zal de komende tijd bezien of en zo ja in welke mate en op
welke termijn, WOZ-waarden openbaar kunnen worden. Een voorgenomen wijziging op dit punt zal
worden afgestemd met het College Bescherming Persoonsgegevens.
Zoals ik hiervoor al aangaf bij een vraag van de leden van de CDA-fractie over herstel van
(taxatie)fouten, zal ik de wens van gemeenten voor herinvoering van een regeling voor ambtshalve
vermindering honoreren door middel van wijziging van het Uitvoeringsbesluit WOZ. De vragen
hierover ook van de leden van de PvdA-fractie sterken mij in de opvatting dat een dergelijke
- 7 -
uitlaatklep voor gevallen die geen gebruik hebben kunnen maken van de reguliere bezwaarprocedure,
wenselijk is, ook nu we inmiddels jaarlijks een nieuwe waarderingsbeschikking hebben.
Met de aan het woord zijnde leden ben ik van mening dat fouten, mits ze boven de zogenoemde
Fierensdrempel uitkomen, moeten kunnen worden gecorrigeerd. Dit kan in de eerste plaats gebeuren
aan de hand van bezwaar door belanghebbende. Na het verstrijken van de bezwaartermijn kan
belanghebbende een verzoek doen om ambtshalve vermindering. Ten slotte kan de gemeente
eigener beweging overgaan tot ambtshalve vermindering, bijvoorbeeld als bij gelijksoortige panden
naar aanleiding van bezwaar besloten wordt tot verlaging van de WOZ-waarde. Een verlaging van de
WOZ-waarde heeft ook gevolgen voor de andere overheden die gebruik maken van deze waarde ten
behoeve van de heffing van belastingen. Zij zijn verplicht alsnog teruggave te verlenen.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat er nu al gemeenten zijn waar de WOZ-
waarden openbaar zijn. Ik wil er in dit kader op wijzen dat het presenteren van de WOZ-waarde aan
de diverse belanghebbenden (eigenaar en gebruiker), al dan niet via internet, niet hetzelfde is als
openbaar maken. Veel gemeenten presenteren op dit moment de taxatieverslagen en andere
gegevens op het terrein van de Wet WOZ via internet. Gemeenten gebruiken daarbij diverse vormen
van toegangsbeveiliging om ervoor zorg te dragen dat alleen de belanghebbende zelf toegang heeft
tot deze gegevens (behalve uiteraard de waarde van de drie referentiepanden). In toenemende mate
wordt hiervoor de DigiD-beveiliging gebruikt om WOZ-waarde en taxatieverslag voor inzage door
derden af te schermen. Andere gemeenten gebruiken nu nog alternatieve vormen van afscherming.
Mij is niet bekend dat gemeenten WOZ-waarden zonder toegangsbeveiliging op internet publiceren of
op andere wijze openbaar maken.
Deze leden vragen voorts of er een landelijk meldpunt zou moeten komen waar men klachten of
suggesties over WOZ-taxaties zou kunnen indienen. Los van de bezwaar- en beroepsprocedure
bestaan er al instanties waar men met klachten over de WOZ-uitvoering terecht kan. Veel gemeenten
hebben een gemeentelijke ombudsman soms enkele gemeenten gezamenlijk en ook bij de
Nationale Ombudsman kan een klacht worden ingediend. Ik heb niet de indruk dat daarnaast nog
meer behoefte bestaat aan een klachteninstantie. Overigens nemen bedrijven en particulieren ook wel
contact op met de toezichthouder, de Waarderingskamer, met klachten en of suggesties. In de
betreffende incidentele gevallen lijkt dit een adequate oplossing.
Geopperd is ook de mogelijkheid van een langere bezwaartermijn. Een langere bezwaartermijn heeft
wellicht enkele voordelen, omdat men zich langer kan beraden of het indienen van bezwaar wel of niet
aan de orde is, maar een langere termijn heeft ook belangrijke nadelen. In dit kader is van belang dat
de bezwaarmogelijkheden en de termijnen overeenkomen met die van de andere gemeentelijke
aanslagen op de WOZ-beschikking. De WOZ-beschikking wordt immers meestal tegelijk met diverse
belastingaanslagen op één biljet bekend gemaakt aan de belanghebbende/ belastingplichtige. Het
hanteren van verschillende bezwaartermijnen voor de WOZ-beschikking en voor bijvoorbeeld de
aanslag OZB leidt tot vergroting van de complexiteit.
- 8 -
Ook voor de uitvoering voor de gemeente zou een langere termijn dit niet praktisch zijn. In een
systeem van jaarlijkse waardebepaling is er slechts een periode van twaalf maanden tussen een
beschikking en de volgende beschikking. In deze periode moet een bezwaar ingediend worden, moet
het bezwaar afgehandeld worden en moet gewaarborgd zijn dat de resultaten van de
bezwaarafhandeling ook in de volgende beschikking zijn meegenomen. Om die reden is het ook
belangrijk dat de termijn voor het afhandelen van een bezwaar zo kort mogelijk is. Hiervoor verwijs ik
naar de behandeling van het wetsvoorstel versterking fiscale rechtshandhaving3. Bovendien zou een
langere termijn niet sporen met de standaard in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet
inzake rijksbelastingen gehanteerde termijn van 6 weken, Verder wijs ik er op dat het mogelijk is een
(pro forma) bezwaar in te dienen en de motivering later na te sturen. Daarmee kan een
belastingplichtige de denktermijn voor zichzelf verlengen met een aantal weken.
Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar de redenen waarom ruim 90% van de ontvangers van
een WOZ-beschikking geen bezwaar hebben gemaakt.
Naar aanleiding van de opmerking van de leden van de SP-fractie dat zij het betreuren dat de drempel
voor ambtshalve vermindering niet is teruggebracht van 20% naar 10% en hun wens om gemeenten
te verplichten tot ambtshalve vermindering, verwijs ik graag naar datgene dat hiervoor al is
geschreven over ambtshalve vermindering.
3 Kamerstukken II 2005/06, 30 322.
- 9 -
---- --
Ministerie van Financiën