ChristenUnie


Bijdrage debat bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

Bijdrage debat bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

woensdag 21 maart 2007 11:00

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. In het opinieblad CV Koers staat deze maand een artikel onder de treffende kop: "Echtscheiding trekt samenleving uit elkaar". In dit artikel wordt ingegaan op het toegenomen aantal echtscheidingen en de gevolgen daarvan voor onze samenleving. Verder wordt er ingegaan op de desastreuze gevolgen die echtscheiding heeft op kinderen. Scheiding kan ernstige gevolgen hebben voor het zelfbeeld van een kind en op het vermogen om relaties met anderen op te bouwen. Op die manier hebben echtscheidingen een soort "verbrokkelend" effect in onze samenleving. Vaak is de scheiding een traumatische ervaring voor een kind.

De fractie van de ChristenUnie heeft blijvende zorg over het hoge aantal echtscheidingen. Wij zien de problemen die ontstaan tussen mensen na een scheiding en maken ons zorgen over de gevolgen voor de betrokken kinderen. Desondanks is mijn fractie blij met de hoofdlijn van het voorliggende wetsvoorstel. Zoals wij al eerder hebben aangegeven, is het huwelijk volgens ons veel meer dan zomaar een contract en is echtscheiding ook veel meer dan het simpel beëindigen van dit contract. Zowel het aangaan als het beëindigen van een huwelijk heeft allereerst persoonlijke, maar daarnaast zeker ook juridische en maatschappelijke gevolgen. Daarom is de overheid daarbij betrokken en dient zij medeverantwoordelijkheid te dragen, vooral om de zwakkere partij te beschermen.

Dat geldt te meer wanneer uit de verbintenis kinderen zijn geboren, want zij zijn per definitie zo'n zwakkere partij. Mijn fractie steunt het uitgangspunt dat het gezamenlijke ouderschap doorloopt na echtscheiding en dat ouders door middel van het opstellen van een ouderschapsplan moeten worden gedwongen concrete afspraken te maken over de invulling van hun verantwoordelijkheden. De sterkere benadrukking van de handhavingmogelijkheden van bijvoorbeeld een omgangsregeling spreekt mijn fractie aan. Het komt te vaak voor dat een van de ouders stuit op pure onwil en frustratie bij de andere ouder en dat de laatste erin slaagt de omgangsregeling ongestraft te traineren of onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel biedt geen goedkope antwoorden of oplossingen, maar geeft wel een signaal af. Mijn fractie hoopt dat dit wordt opgepakt. De belangen van het kind moeten centraal staan. Daarbij kan een goede omgang met beide ouders zwaarwegender zijn dan de nadelen van bijvoorbeeld een dwangsom.

Anderzijds is het denkbaar dat het voor het kind beter is tijdelijk geen omgang te hebben met een van de ouders, of om bij het niet naleven van de omgangsregeling juist af te zien van dwangmiddelen. Het wetsvoorstel biedt die ruimte.

Een andere hoofdlijn is het onmogelijk maken van de zogenoemde flitsscheiding. Het is onnodig te benadrukken dat mijn fractie dit van harte steunt. Juist vanuit onze visie op het beschermen van de zwakkere partij en een onafhankelijke toets op de gemaakte afspraken vinden wij het van het grootste belang dat de rechter eraan te pas komt. Ook de keuze in het wetsvoorstel om geen aparte administratieve procedure voor echtscheiding in het leven te roepen, krijgt de volle steun van de ChristenUnie.

De heer Teeven (VVD): Waarom moet de rechter eraan te pas komen als twee mensen die gehuwd zijn en geen kinderen hebben, van elkaar af willen?

De heer Anker (ChristenUnie): Het gaat ons om de bescherming van de zwakkere partij als de flitsscheiding wordt afgeschaft en de rechter eraan te pas moet komen. Niet alleen een kind kan de zwakkere partij zijn. Een van de partners kan dat ook zijn. In die zin is binnen het huwelijk sprake van rechtsbescherming. Geregistreerd partnerschap biedt die niet. Dat is een van de redenen waarom wij daar voor zijn.

De heer Teeven (VVD): Dat begrijp ik, maar het gaat om de situatie dat twee mensen, zonder kinderen, die met elkaar gehuwd zijn, van elkaar af willen. Er is geen zwakkere partij. Die mensen willen gewoon van elkaar af. Waarom moeten zij dan naar de rechter?

De heer Anker (ChristenUnie): De vraag is dan hoe je het gewoon van elkaar af willen hard maakt. Daarvoor moet je ook dingen regelen. Ik was gebleven bij het geregistreerd partnerschap. Dat komt inhoudelijk steeds meer in de buurt van het huwelijk. Mijn fractie vraagt zich wel af wat de zin is van het apart laten voortbestaan van het geregistreerd partnerschap. Daarover is al eens nagedacht. De minister wees op een evaluatie van de Universiteit van Utrecht. Wij zien uit naar het evaluatierapport.

Wij hebben een aantal vragen over het wetsvoorstel. Als effectief middel om een zorg- of omgangsregeling af te dwingen, noemt de minister het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft. Kan de minister bevestigen dat hij hierbij doelt op de zogenaamde paradoxale toewijzing? De minister bespreekt deze mogelijkheid wel in de nota naar aanleiding van het verslag, maar geeft niet nader aan waarom die hem effectief lijkt. Graag een reactie op dit punt, in het bijzonder op de vraag of niet het risico bestaat dat omgangsproblemen hiermee nodeloos vaak in het strafrechtelijke zullen worden getrokken. Immers, wanneer de andere ouder niet meewerkt aan de omgangsregeling wordt het kind aan het wettig gezag onttrokken, hetgeen strafrechtelijke gevolgen kan hebben.

Het voorgestelde artikel 377 Burgerlijk Wetboek maakt het mogelijk dat ook anderen dan de ouders om een omgangsregeling kunnen verzoeken als zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan. Het eerste lid van deze voorgestelde bepaling formuleert dit uitdrukkelijk als een recht van het kind. Het derde lid laat zich echter lezen als een ja, tenzij sprake is van ernstig nadeel, ernstig bezwaar of kennelijk ongeschikt. Wordt hiermee het recht uit het eerste lid niet omgevormd tot de plicht om omgangsregelingen te dulden, zo lang van de ernstige uitzonderingen geen sprake is? Hoe worden de belangen van het betrokken kind hier gewaarborgd? Is daarbij een rol weggelegd voor de bijzondere curator? In het wetsvoorstel wordt niet expliciet gemaakt wie het initiatief neemt tot een omgangsregeling. In hoeverre spelen de wensen van het kind hierin een rol? Kan het kind tegen de wens van de ouders in vragen om een omgangsregeling met andere familieleden, zoals grootouders?

Het initiatiefwetsvoorstel-Luchteveld voorzag in een eenvoudige rechtsgang zonder verplichte procesvertegenwoordiging voor lik-op-stukbeleid, bijvoorbeeld bij het niet naleven van een omgangsregeling. Vanuit het oogpunt van de hoge kosten, vooral voor de rechtsbijstand, die een partij soms moet maken om niet meer dan naleving van gemaakte afspraken of rechterlijke beslissingen te vragen, lijkt dit sympathiek. Kunnen de ministers aangeven hoe zij hier tegenover staan?

Een groep die buiten het bestek van dit wetsvoorstel valt, is die van de ouders die uit elkaar gaan terwijl zij niet getrouwd zijn en geen geregistreerd partnerschap hebben. De fracties van de SP en het CDA hebben daarvoor ook aandacht gevraagd. Met het oog op de belangen van kinderen uit zulke relaties ziet mijn fractie graag dat ook in dergelijke situaties een ouderschapsplan tot stand komt dat aan die belangen recht doet. Kunnen de ministers toezeggen dat zij dit zullen bevorderen?