21 maart 2007
Dames en heren,
U kent het gezegde Partir c'est mourir un peu. We zeggen het als we
afscheid nemen van goede vrienden. Afscheid van mensen met wie je hebt
gewerkt. Familie die je uitzwaait als je een tijd naar het buitenland
gaat. Je kind dat voor het eerst naar school gaat. Partir c'est mourir
un peu. Afscheid nemen is een beetje sterven.
Het is waar, maar het omgekeerde is veel méér waar. Mourir c'est
partir un peu. Sterven is afscheid nemen. Maar niet voorgoed. Want in
onze gedachten leven onze dierbaren voort. Soms gebeurt dit geheel
onbewust en onverwacht.
Cees Nooteboom schreef ooit: De herinnering is als een hond die gaat
liggen waar hij wil.
Maar je kunt de herinnering ook een vaste plek geven. Een plek waar je
kunt gedenken. Een plek waar het rumoer van het dagelijks leven plaats
maakt voor de rust van de eerbied en het respect. De Tuin der
Bezinning is zo'n plek. Een Tuin om te herinneren, een plaats om te
gedenken.
Politiemensen verdienen zo'n monument. De medewerkers van de politie
zetten zich in voor onze veiligheid. Ze begeven zich in gevaar om ons
voor gevaar te behoeden. Ze nemen bewust risico's omdat wij dit aan
hen vragen. Hun bereidheid om die risico's te lopen is groot. Vaak
denken ze eerder aan de ander dan aan zichzelf.
Het is goed om hier vandaag bij stil te staan. We zijn ze veel dank
verschuldigd. Het lijkt gewoon maar dat is het niet.
Gewoon is het zeker niet voor de nabestaanden. Voor hen gaat het in
eerste instantie niet om een medewerker van de politie. Maar om hun
geliefde, hun vader of moeder of hun kind. Ongevraagd en onverwacht
werden zij geconfronteerd met de keerzijde van onze veiligheid. De
prijs die zij hebben betaald is groot. We mogen dit nooit vergeten.
Voor iedereen die wij hier in deze Tuin gedenken, gelden andere
omstandigheden waarin zij omkwamen. Bij iedere naam hoort een eigen
verhaal. Een fataal ongeluk in het verkeer. De klopjacht op een
crimineel. Een vuurgevecht.
Hoe verschillend de omstandigheden ook waren: uit alle verhalen
moeten we lessen leren. Dat zijn we verplicht aan de mensen die we
gedenken. Dat zijn we ook verplicht aan onze politiemensen op wie we
nog steeds een beroep doen.
Het politievak houdt in risico's nemen, maar nooit meer dan nodig. We
moeten er alles aan doen om nieuwe slachtoffers te voorkomen.
Preventie is dan ook iets waar de politie de komende jaren extra
aandacht aan gaat besteden. Daarover zijn en blijven we met elkaar in
gesprek. We gaan op weg naar een veiliger politietaak.
Denk aan de nieuwe kleding die de politie zichtbaarder maakt in de
menigte en het verkeer. Het verbeteren van de meldkamer en het goed
doorgeven van meldingen aan de wagen. Maar ook het weerbaarder maken
van agenten tegen agressie en geweld.
Het idee van een veilige politietaak moet een rode draad zijn in de
bedrijfsvoering van alle politiekorpsen.
Het is ook nodig omdat de agressie om ons heen toeneemt. We zien het
terug in de cijfers. Bijvoorbeeld over politieagenten met letsel als
gevolg van geweld. Uit een inventarisatie onder korpsen bleek dat het
in 2005 ging om 995 politiemensen. Vier keer zoveel als de vijf
voorgaande jaren.
Het is lang niet meer vanzelfsprekend dat je autoriteit erkend wordt
als je ingrijpt bij een ruzie. Het is niet meer vanzelfsprekend dat
mensen in het verkeer direct opzij gaan voor een zwaailicht.
Het is een maatschappelijk probleem. Dat vraagt om een adequaat
antwoord. Wie geweld gebruikt tegen mensen in overheidsdienst kan
sinds kort een hogere strafeis verwachten. Ook krijgen geweldsplegers
de rekening van het letsel. En het doen van aangifte stimuleren we.
Geweld en agressie tegen mensen in publieke dienst: we mogen niet
accepteren dat we dit normaal gaan vinden. Dat het erbij hoort.
Misschien kunt u zich de laatste Oudejaarsnacht nog herinneren.
Er werd gesproken over een rustige Oud en Nieuw, en we dreigden te
vergeten dat politieauto's werden gemolesteerd. Dat sommige
hulpverleners pas hun werk konden doen toen er straten werden afgezet.
Het is goed dat de discussie op gang kwam over wat een rustige Oud en
Nieuw nu precies is.
Dames en heren, in de Tuin der Bezinning vinden we de namen van de
collega's die door een fataal ongeluk of door geweld om het leven
kwamen.
De kern van bezinning is reflectie.
Natuurlijk is het goed om hier na te denken over het politievak. Over
de omstandigheden waarin de mensen hun werk moeten doen.
Maar waar het vooral om gaat is dat we in gedachten zijn bij de
slachtoffers en hun nabestaanden.
We staan vandaag hier om hun de eer te bewijzen. Hun namen zijn hier
gegraveerd zodat we ze niet kunnen vergeten.
Dit monument is een vorm van respect voor wat ze voor ons hebben
gedaan. Zij verdienen ons respect.
U, als nabestaande, verdient onze steun voor uw verlies. Ik wens u
veel sterkte.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties