Afrikaanse 'katoenslavernij' moet worden afgeschaft
Wereldwijd eisen vakbonden dat Afrika eerlijke kansen krijgt om te
handelen in katoen. Nu is de katoenhandel in het Afrikaanse continent
nog meestal 'slavenhandel'. Het werk is zwaar en verdient weinig. De
leef- en werkomstandigheden van werknemers zijn bar.
Katoenplukkers lopen grote gezondheidsrisico's doordat ze werken met
pesticiden en chemische mest. Er zijn geen toiletten beschikbaar en er
is nauwelijks gezondheidszorg voor zieke werknemers. In veel
Afrikaanse landen hebben werknemers niet het recht zich aan te sluiten
bij een vakbond. Ook wordt de katoenpluk in Afrika nog vaak gedaan
door kinderen, of letterlijk door slaven.
Maar liefst 97 procent van de Afrikaanse katoenoogst wordt
geëxporteerd. Werknemers worden niet of onderbetaald omdat de verkoop
van ruwe katoen nauwelijks iets oplevert. Het zijn de rijke,
geïndustrialiseerde landen die een slaatje slaan uit de
katoenbusiness. Zij kopen de grondstof goedkoop in en maken er dan
mooie, dure stoffen en kleding van. Die spullen verkopen zij nota bene
met subsidie aan andere landen.
Afrika kan niet meedoen met het bewerken van katoen. Slechts drie
procent van de katoenoogst op het continent wordt in Afrika bewerkt.
De ironie van het lot wil dat sommige stoffen met typisch Afrikaanse
prints in landen als Nederland worden gemaakt. De Afrikanen moeten
zich daardoor blauw betalen om stoffen uit het buitenland te kopen.
Kleding die in Afrika wordt geproduceerd, is daardoor zo duur dat de
Afrikaanse kledingmakers niet kunnen concurreren met de Westerse.
De internationale vakbond IVV, waar ook de FNV bij aangesloten is, wil
dat Afrika een eerlijke kans krijgt om katoen te bewerken en stoffen
en kleding te produceren. De 'katoenslavernij' moet met wortel en tak
worden uitgeroeid. Dat kan alleen als ook de Afrikanen de gelegenheid
krijgen om meerwaarde aan de katoen toe te voegen, die ze zelf ten
gelde kunnen maken.
---
FNV KIEM