European Union



IP/07/370

Brussel, 21 maart 2007

Staatssteun: de Commissie breidt formele onderzoeksprocedure uit met betrekking tot de Belgische coördinatiecentra

De Europese Commissie heeft besloten tot een uitbreiding van de procedure met betrekking tot de belastingregeling voor de coördinatiecentra die in 2002 krachtens de regels van het EG-Verdrag werd ingeleid (zie IP/02/325). Hiermee geeft zij aan België en de belanghebbenden de gelegenheid hun opmerkingen te maken naar aanleiding van het arrest van 22 juni 2006 van het Hof van Justitie. De overgangsmaatregelen die de Commissie heeft vastgesteld in haar beschikking van 17 februari 2003, waarin het stelsel van de coördinatiecentra onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (zie IP/03/242), worden in dit arrest gedeeltelijk nietig verklaard. Op grond van de ontvangen opmerkingen zal de Commissie vaststellen in welke overgangsmaatregelen zij met ingang van 17 februari 2003 had moeten voorzien.

In zijn arrest van 22 juni 2006 heeft het Hof bevestigd dat de regeling van de coördinatiecentra een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunregeling was, maar heeft zij de door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen voor de overgangsperiode met het oog op de geleidelijke opheffing van de regeling nietig verklaard.

Met deze nietigverklaring door het Hof staat de op 27 februari 2002 ingeleide procedure van de Commissie nog ten dele open. Deze procedure dient dus te worden afgesloten met een nieuwe beschikking, waarbij aan de desbetreffende coördinatiecentra passende overgangsmaatregelen worden verleend. De Commissie is dus van oordeel dat het nuttig zou zijn dat de procedure wordt uitgebreid vooraleer een nieuwe beschikking wordt vastgesteld, om het recht van de belanghebbenden om opmerkingen te maken, te vrijwaren.

De Commissie is van mening dat de reikwijdte van het arrest beperkt blijft tot de situatie van bepaalde centra, die niet beschikten over een redelijke overgangsperiode om zich aan de wijziging van het fiscale stelstel aan te passen.

Het Hof heeft namelijk de beschikking van 17 februari 2003 nietig verklaard voor zover deze "niet voorziet in overgangsmaatregelen met betrekking tot de coördinatiecentra waarvan de aanvraag tot verlenging van de erkenning hangende was op de datum van kennisgeving van de bestreden beschikking of waarvan de erkenning gelijktijdig met of korte tijd na de kennisgeving van deze beschikking afliep." Het Hof was van oordeel dat het ontbreken van overgangsmaatregelen indruiste tegen de algemene communautaire rechtsbeginselen; met betrekking tot de begunstigden was het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel geschonden. Volgens het Hof: " de uitdrukking 'korte tijd na' aldus te worden begrepen dat zij betrekking heeft op een datum die zó dicht bij die van de kennisgeving van de bestreden beschikking ligt dat de betrokken coördinatiecentra niet over de nodige tijd beschikten om zich aan te passen aan de wijziging van de betrokken regeling".

De Commissie zal onder andere met de volgende elementen rekening houden: de door België tot de Commissie, de Raad van de Europese Unie en het Hof gerichte verzoeken tot verlenging naar aanleiding van de vaststelling van de beschikking van 17 februari 2003, de door de begunstigde ondernemingen opgestelde ramingen van de periode om zich aan te passen aan de opheffing van de regeling, de duur van de tijdelijke vernieuwingen die door België aan de centra waren verleend waarvan de erkenning tussen 17 februari 2003 en 31 december 2005 afliep en de inwerkingtreding van de regeling van de notionele intrestaftrek die sedert 1 januari 2006 aan de centra een reëel alternatief lijkt aan te bieden.

Een coördinatiecentrum is een onderneming die tot een multinationaal concern behoort en die diensten - op het gebied van financiering, kasbeheer, onderzoek en ontwikkeling, enz. - aan andere ondernemingen van dezelfde groep verstrekt. Sedert 1983 kunnen deze ondernemingen in België op grond van een speciale, door de Commissie goedgekeurde regeling aanspraak maken op een aanzienlijk verlaagde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en verscheidene belastingvrijstellingen (kapitaalrecht, onroerende voorheffing, roerende voorheffing). In haar beschikking van 17 februari 2003 heeft de Commissie deze steunmaatregelen als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt aangemerkt. Zij heeft toegestaan dat de coördinatiecentra waarvan de erkenning voor tien jaar lopende was tot na afloop van deze tien jaar en uiterlijk tot 31 december 2010 aanspraak op de regeling konden blijven maken, maar zij heeft met onmiddellijke ingang de hernieuwing verboden van de erkenningen die waren afgelopen.