abcdefgh
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
21 maart 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
IVW-TER/KAB-TC/07/E31.003.004 -
Onderwerp
Toezegging AO 7 februari 2007
Geachte voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en
Waterstaat op 7 februari 2007 is door mij, in antwoord op een vraag van mevrouw
Gerkens toegezegd om de door haar gestelde vraag in een brief te beantwoorden.
Bovendien is door mij toegezegd u nader te informeren over de problemen die de
vervoerders tussen 3 en 15 februari 2007 hebben gehad met een plotselinge, niet
voldoende gecommuniceerde buitendienststelling op het baanvak Roosendaal-Bergen
op Zoom. Met deze brief geef ik invulling aan die toezeggingen.
Mevrouw Gerkens gaf in het AO aan dat ProRail zou werken met interne
ontwerpnormen die door de Raad voor Transportveiligheid als onwettig worden
beoordeeld. Volgens mevrouw Gerkens hanteert ook IVW deze onwettige normen. Als
voorbeeld werd genoemd de remwegen van treinen. Dit aspect is ook door de
toenmalige Raad voor Transportveiligheid (RvTV) gesignaleerd in haar
onderzoeksrapport naar de treinbotsing te Dordrecht op 28 november 1999. Mevrouw
Gerkens vroeg mij naar mijn mening hierover.
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
IVW-TER/KAB-TC/07/E31.003.004
Het is zo dat de Spoorwegwet c.a. het kader biedt voor de organisatie en inrichting
van de spoorsector. In de Spoorwegwet c.a. worden ook bepalingen gegeven die
betrekking hebben op de veilige inrichting en uitrusting van de
spoorweginfrastructuur. Deze bepalingen uit de Spoorwegwet geven slechts de
minimale eisen aan. De Spoorwegwet laat het uitdrukkelijk over aan de beheerder van
de spoorweginfrastructuur (i.c. ProRail) om deze bepalingen nader in te vullen.
Uiteraard geldt daarbij de randvoorwaarde, vastgelegd in algemene
zorgplichtbepalingen (o.a. uit de beheerconcessie) dat dit op veilige wijze geschiedt en
binnen de kaders zoals die bij of krachtens de wet zijn bepaald. De `Algemene
Voorschriften' van ProRail, die overigens al geruime tijd bestaan, zijn een voorbeeld
van deze interne regelingen, die een nadere invulling geven van de wettelijke kaders.
Gesteld kan worden dat ProRail, door het vaststellen en hanteren van deze algemene
voorschriften invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid.
Mevrouw Gerkens heeft tijdens het AO verwezen naar normen die niet in
overeenstemming met elkaar zouden zijn. Ook de RvTV behandelt deze normen in
haar onderzoek naar de treinbotsing te Dordrecht, op 28 november 1999 (p. 26 e.v.).
Het gaat in het onderzoek van de RvTV over normwaarden van 200 meter en 9
seconden aan de ene kant en de 400 meter norm uit artikel 53, eerste lid van het
Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen (RDHL). Deze bepaling is thans
opgenomen in de Regeling spoorverkeer, artikel 8 tweede lid. Van belang is om vast te
stellen wat deze normen precies regelen. Artikel 8 tweede lid van de Regeling
spoorverkeer1 bepaalt dat treinen zodanig beremd moeten zijn dat ze, afhankelijk van
de maximale treinsnelheid, binnen een bepaalde remweg tot stilstand moeten kunnen
komen. Voor treinen met een maximale snelheid van 40 km/u is de maximale remweg
400 meter. Het artikel geeft dus bepalingen over de beremming van treinen. Die
beremming van treinen houdt verband met de remwegen tussen twee seinen en de
daarin te tonen seinbeelden, maar artikel 8 van de Regeling spoorverkeer geeft daar
geen bepaling voor.
De RvTV gaat in haar onderzoek in op het feit dat ProRail in interne voorschriften
regels geeft over de zichtbaarheid van seinen. Concreet gaat het om eisen voor de
minimale afstand waarbinnen een lichtsein zichtbaar moet zijn voor de machinist.
ProRail heeft in haar interne voorschriften bepaald dat lichtseinen op minimaal
9 seconden voordat het sein bereikt wordt, voor de machinist zichtbaar moeten zijn.
Minimaal zou een sein onbelemmerd zichtbaar moeten zijn voor de machinist op
200 meter, bij maximaal toegestane snelheden tot 40 km/u.
De RvTV heeft in haar onderzoek naar de botsing te Dordrecht, uit de eis over de
beremming van treinen (toenmalig bepaald in artikel 53 RDHL, nu in artikel 8 van de
regeling spoorverkeer vastgelegd) afgeleid dat het sein ook op deze afstand zichtbaar
moet zijn. Daargelaten de bijzondere situatie in Dordrecht en de eisen die dat stelt aan
de zichtbaarheid, deel ik de mening van de RvTV niet, dat op basis van artikel 8,
tweede lid van de Regeling spoorverkeer geconcludeerd kan worden dat de
9 seconden en 200 meter eis van ProRail onwettig en daarmee juridisch onjuist is.
1 Waar vermeld wordt artikel 8 van het Besluit Spoorverkeer, wordt eveneens bedoeld
artikel 53 eerste lid van het RDHL
---
IVW-TER/KAB-TC/07/E31.003.004
Ik ben het eens met de RvTV dat seinen goed zichtbaar en waarneembaar zijn voor
machinisten. Naar mijn mening moeten seinen zo ver mogelijk van tevoren voor
machinisten zichtbaar zijn. Het is de verantwoordelijkheid van ProRail om daar op
goede wijze invulling aan te geven. Er is voor gekozen om geen wettelijke bepaling op
te nemen die dit onderwerp uitputtend regelt. Ik acht dat ook niet noodzakelijk en
gewenst. Een dergelijke bepaling zou een te gedetailleerde regel geven die voorbij
gaat aan de verantwoordelijkheid van ProRail om per situatie een goede invulling te
geven. Om de verantwoordelijkheden op dit punt goed te regelen is door mij op 1
januari 2005 een algemene bepaling in de Regeling Spoorverkeer (artikel 23, tweede
lid) opgenomen die hier betrekking op heeft. Dit artikel bepaalt dat ProRail
verantwoordelijk is voor onder andere de zichtbaarheid van seinen.
Voor wat betreft de problemen die de vervoerders op het traject Roosendaal-Bergen
op Zoom hebben gehad met een buitendienststelling van 3 tot 15 februari 2007 heeft
ProRail mij als volgt geïnformeerd.
Op 28 oktober 2006 is tijdens reguliere onderhoudswerkzaamheden op dit baanvak
een brisantgranaat aangetroffen. Deze werkzaamheden zijn daarop onmiddellijk
gestaakt, met als doel om allereerst historisch onderzoek uit te voeren naar het
risicoprofiel van het als verdacht aangemerkte gebied. Gedurende dit onderzoek
waren werkzaamheden met grote onderhoudsmachines op dit baanvak niet mogelijk.
De kwaliteit van het baanlichaam en het spoor nam dan ook af, waardoor de
dienstregelingsnelheid van zowel goederen- als reizigerstreinen verlaagd moest
worden. Bovendien bleek deze kwaliteit in januari 2007 nog verder te verslechteren als
gevolg van de weersomstandigheden. Daardoor werd de kans dat het traject
Roosendaal-Bergen op Zoom afgesloten zou moeten worden groter.
Na afronding van het historisch onderzoek heeft ProRail er voor gekozen om het
ballastbed op dit traject met spoed te vernieuwen in een buitendienststelling. Hierdoor
zou de hinder voor de vervoerders en reizigers van te voren gepland en aangekondigd
kunnen worden en zou deze bovendien minder zijn dan wanneer het traject plotseling
gesloten zou moeten worden vanwege nog verdere daling van de kwaliteit. ProRail
heeft dit voornemen voor de buitendienststelling tijdens een regulier overleg op
16 januari 2007 aan de vervoerders meegedeeld. Deze werd gevolgd door een periode
met intensief beraad tussen ProRail en de vervoerders over de opzet en de precieze
planning van deze buitendienststelling. Uiteindelijk zijn de noodzakelijke
werkzaamheden zodanig gepland dat er voor de goederenvervoerders beperkte
mogelijkheden waren voor toegang tot de Sloehaven. Gedurende 12 dagen waren er
echter geen treindiensten voor reizigersverkeer mogelijk tussen Roosendaal en Bergen
op Zoom. NS Reizigers heeft hiervoor vervangend busvervoer ingezet.
---
IVW-TER/KAB-TC/07/E31.003.004
ProRail heeft mij geïnformeerd dat er in 2007 en 2008 nog meer werkzaamheden op
dit traject moeten worden uitgevoerd en dat deze in goed overleg met de vervoerders
zullen worden gepland.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat