Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Kamerbrief met een reactie op rapport Greenpeace over handelsliberalisering

Directie Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

Viss. 2007/1401 21 maart 2007

onderwerp bijlagen apport Greenpeace "Trading away our R
Oceans
Geachte Voorzitter,

In het Algemeen Overleg van 25 januari jl. met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad is verzocht om een reactie op het rapport van Greenpeace "Trading Away Our Oceans". In dat rapport gaat Greenpeace in op handelsliberalisering op het gebied van vis en visproducten in het kader van de WTO en de gevolgen die dit volgens Greenpeace heeft voor visbestanden en de voedselvoorziening in ontwikkelingslanden.

Greenpeace stelt dat op basis van studies van de OECD (Organisation for Economic Cooperation and Development), de EU en UNEP (United Nations Environment Programme) geconcludeerd kan worden dat verdere liberalisering van handel in vis en visproducten op termijn negatieve ecologische, economische en sociale gevolgen heeft. Greenpeace vindt het onverantwoord wanneer WTO-leden doorgaan met onderhandelen over verdere liberalisering. Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit Hoewel de cijfers en statistieken van de OECD en de FAO die Greenpeace gebruikt juist Directie Visserij geciteerd zijn, deel ik niet de conclusies die Greenpeace aan deze gegevens verbindt. Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401 De importtarieven die toegepast worden voor vis en visproducten zijn zeer beperkt. 2500 EK 's-Gravenhage Toptarieven zoals ze bij de WTO vastliggen zijn tussen de 7% en 15% (met uitzondering Telefoon: 070 - 3786868 van het tarief voor tonijn in blik, dat ligt op 25%). Deze tarieven worden in de praktijk Fax: 070 - 3786100 echter nooit toegepast en zijn in het algemeen veel lager. Deze lagere tarieven hebben nauwelijks invloed op de marktprijs en handelsstromen, maar zorgen wel voor administratieve lasten voor alle betrokkenen (exporteurs, importeurs en autoriteiten).

Afrikaanse, Caribische en Stille-Oceaanlanden (ACS)- en de Minst Ontwikkelde Landen (MOL's) hebben, zoals Greenpeace ook aangeeft, nu reeds een nultarief. De tarieven voor vis en visproducten zijn dus in de praktijk laag of helemaal niet aanwezig. Het is daarom niet waarschijnlijk dat opheffen of reduceren van de overige tarieven een grote toename van productie en export van vis en visproducten naar ontwikkelde landen tot gevolg zal hebben. Een directe relatie tussen de uitputting van de visbestanden in ontwikkelings- landen en handelsliberalisering ligt dan ook niet voor de hand. Bij het eerste gaat het veel sterker om een goed beheer van de bestanden.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 21 maart 2007 Viss. 2007/1401 2

Daarbij wil ik benadrukken dat ik de zorgen van Greenpeace over de wereldwijde toestand van de visbestanden deel. Naar mijn mening kan goed visserijbeheer echter niet gebaseerd zijn op een stelsel van importtarieven. Bij goed beheer gaat het om bestands- beheer op basis van wetenschappelijk onderzoek met instrumenten zoals TACs (`total allowable catches"), quota-eisen aan de visserijtechniek, gecombineerd met goede controle- en handhavingssystemen. Uiteraard valt op deze gebieden wereldwijd nog veel te verbeteren. Op die verbetering moet ingezet worden in de daarvoor geëigende overleg- structuren zoals Regional Fisheries Management Organisations (RFMO's) de FAO en bilaterale akkoorden tussen de EU en ontwikkelingslanden.

Het dwingen van derde landen om door middel van tarieven effectieve visserij- managementsystemen te implementeren is mijns inziens geen juiste aanpak. Nederland dringt veelvuldig aan op toepassing van de EU-Raadsconclusies van 2004 over de externe aspecten van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Daarbij wordt in het kader van de bilaterale visserijpartnerschapsakkoorden met ontwikkelingslanden nadrukkelijk ingezet op duurzame visserij op een wetenschappelijk vastgesteld surplus, ondersteuning van de beheerscapaciteit van deze landen en monitoring van de rol en bijdrage van EU-vissers in viswateren van deze landen.

Overigens is er in de WTO op dit moment wel degelijk oog voor de problemen die zich op het gebied van bestandsbeheer afspelen. Zo wordt onderhandeld over disciplinering en waar mogelijk afschaffing van subsidies in de visserijsector. Nederland steunt hierbij de lijn van de Europese Commissie dat visserijsubsidies die leiden tot overcapaciteit en
-bevissing, verboden moeten worden. In dit verband steunt Nederland ook de speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden. Deze voorziet in een minder strikt regime, dat ruimte laat voor ontwikkeling van de visserijsector met behulp van subsidies, mits deze niet leiden tot overcapaciteit en overbevissing.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --