Gemeente Boxmeer
Op vrijdag 16 maart 2007 heeft de rechtbank in Den Bosch uitspraak
gedaan in het door de VOF Becker & Van de Graaf aangespannen kort
geding.
Becker VOF is van mening dat tijdens de aanbestedingsprocedure voor de
uitvoering van archeologische werkzaamheden op het terrein Sterckwijck
in de gemeente Boxmeer het selectiecriterium is gewijzigd. Bovendien
acht Becker VOF het bestek onvoldoende duidelijk.
De uitspraak luidt als volgt: De voorzieningenrechter wijst de
vorderingen af.
Dit betekent dat de gemeente Boxmeer in het gelijk is gesteld en door
kan gaan met de voorgenomen activiteiten in het kader van
archeologiewerkzaamheden Sterckwijck. Dit betekent dat zo spoedig
mogelijk, naar verwachting eind maart 2007, gestart kan worden met de
werkzaamheden.
Onderstaand volgen onderdelen uit het vonnis van de rechtbank in Den
Bosch d.d. 16 maart.
· Bij aanbestedingen geldt een termijn van 15 dagen waarbinnen
een partij reageren kan op een zgn. gunningsbeslissing van de
aanbestedende partij, in dit geval de gemeente. De zgn.
stand-still-termijn. Becker VOF heeft de gemeente niet binnen die
termijn gedagvaard. De gemeente is nog niet tot de definitieve gunning
overgegaan. Dit zou gebeuren nadat de rechter in het kort geding
uitspraak had gedaan.
· De rechter vindt dat er geen sprake is van een tussentijdse
en ongeoorloofde wijziging van een selectiecriterium (de omzeteis). De
aankondiging van opdracht is gepubliceerd, gerectificeerd en wederom
gepubliceerd. De gemeente heeft ook met deze rectificatie de termijn
van 52 dagen voor de ontvangst van inschrijvingen in acht genomen.
· Becker VOF stelt verder dat niet duidelijk is wat er precies
zal worden vergoed en hoe die vergoeding zal worden berekend als er
meer werkzaamheden moeten worden verricht dan de aantallen en
hoeveelheden die in de inschrijfstaat staan voorgeschreven. Becker VOF
heeft deze bezwaren over de volgens hen onduidelijke verrekenmethode
pas in het kort geding naar voren gebracht, en niet reeds vóór de
inschrijving. De gemeente heeft in het kader van het analyse-deel
steeds verwezen naar de aantallen zoals die in het bestek zijn
genoemd. Daar hebben alle inschrijvers vanuit kunnen gaan bij hun
berekeningen.
· Het gemeentelijk bestek heeft betrekking op de beantwoording
van een aantal reeds geformuleerde (algemene en thematische)
onderzoeksvragen. De doelstelling van de opdracht is dus uitdrukkelijk
niet om alle of zoveel mogelijk archeologische resten op te graven.
Het (opgraven en) analyseren van een vooraf bepaald aantal
archeologische resten, is alleen om antwoord te geven op de
onderzoeksvragen. Eventueel meerwerk kan betrekking hebben op het qua
hoeveelheid afwijken van in het bestek genoemde posten én op posten
die nog geheel niet in het bestek zijn opgenomen. Er bestaat de
mogelijkheid dat er tijdens het veldwerk meer artefacten worden
gevonden dan dat er voor de beantwoording van de onderzoeksvragen
nodig zijn. De kosten die samenhangen met de extra inspanningen die de
inschrijver zal blijken te moeten verrichten om deze artefacten boven
de grond te krijgen, worden volgens de door de gemeente gehanteerde
systematiek geacht te zijn vervat in de vierkante meterprijs voor
veldwerk.
· Van onduidelijkheden in het bestek is naar het voorlopig
oordeel van de rechter geen sprake. De manier waarop met de mogelijke
extra werkzaamheden wordt omgegaan blijkt voldoende duidelijk uit de
bestekstukken.
· Becker VOF heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt, dat de
door de gemeente gehanteerde criteria zodanig onduidelijk zijn
geformuleerd, dat redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige
inschrijvers ze niet op eenzelfde wijze zouden interpreteren.
Voor meer informatie over het voorgaande kunt u contact opnemen met de
portefeuillehouder Sterckwijck, burgemeester Van Soest of met de
projectleider dhr E. Hesselink, via 06-22 29 93 77.