Ministerie van Economische Zaken


20 03 2007


VERDRAG TUSSEN

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

EN

DE DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE

INZAKE

DE WEDERZIJDSE BEVORDERING

EN

BESCHERMING VAN INVESTERINGEN


Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Democratische Volksrepubliek Algerije,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,


Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden
tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit
te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de
investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de
andere Verdragsluitende Partij,


In het besef dat een verdrag inzake de aan dergelijke investeringen toe te
kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie
tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen
zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van
investeringen wenselijk is,


Zijn het volgende overeengekomen:

1




Artikel 1


Voor de toepassing van dit Verdrag:


a. wordt onder de term "investeringen" verstaan: alle soorten
vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke
rechten met betrekking tot alle soorten vermogens-
bestanddelen;

ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten
belangen in ondernemingen en joint ventures;
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op
iedere prestatie die economische waarde heeft;
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom,
technische werkwijzen, goodwill en knowhow;
v. rechten verleend krachtens de wet of bij overeenkomst, met
inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en
winnen van natuurlijke rijkdommen;


b. wordt onder de term "investeerders" verstaan:
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van een
Verdragsluitende Partij hebben en investeringen doen op het
grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij;
ii. rechtspersonen of andere organen die zijn opgericht of
georganiseerd overeenkomstig het recht van de
Verdragsluitende Partij, die hun zetel hebben op het
grondgebied van diezelfde Verdragsluitende Partij en
investeringen doen op het grondgebied van de andere
Verdragsluitende Partij;

iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van
die Verdragsluitende Partij, maar die onder al dan niet
rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals
omschreven onder i of van rechtspersonen zoals omschreven
onder ii;

2





c. wordt onder de term "grondgebied" verstaan, naast het land, de
territoriale zee en de verschillende zeegebieden waarop de
Verdragsluitende Partijen krachtens hun nationale recht en het
internationale recht, soevereine rechten en/of rechtsmacht uitoefenen
ten behoeve van de exploratie, winning en het behoud van, en van
onderzoek naar en het beheer van de natuurlijke rijkdommen, de
zeebodem, de ondergrond en de daarboven liggende wateren;


d. wordt onder de term "opbrengsten" verstaan, het geld dat een
investering of de herinvestering van de opbrengsten van een
investering heeft opgebracht, en in het bijzonder doch niet uitsluitend
winst, interest, dividenden, royalty's of andere vergoedingen.


Artikel 2


Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten
en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de
bescherming van investeringen gedaan op haar grondgebied door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke
Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende
bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke
investeringen toe.


Artikel 3


1. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige
behandeling van de investeringen van investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire
maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot
of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende
Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.


3




2. In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die


investeringen een behandeling toe, die in ieder geval niet minder gunstig is dan
die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of
aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat
het gunstigst is voor de betrokken investeerder.


3. Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat
bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot
oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke
instellingen, dan wel op grond van overeenkomsten die tot zodanige unies of
instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige
voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.


4. Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is
aangegaan met betrekking tot de investeringen van investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij.


5. Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide
Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die
thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip
onderling worden aangegaan, en bindend zijn, een algemene of bijzondere
regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de
andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die
gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in
zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.


4




Artikel 4


Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en
vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met
economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder
gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan
die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar
gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt
evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die
Partij toegekend:

a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting of
krachtens andere overeenkomsten op fiscaal gebied;
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische
unie of soortgelijke instellingen.


Artikel 5


De Verdragsluitende Partijen waarborgen het recht dat betalingen die
verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De
overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of
vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
a. de opbrengsten van de investering;

b. gelden nodig om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de
continuïteit van de investering te waarborgen of de investering uit te
breiden;

c. gelden voor de terugbetaling van op regelmatige wijze afgesloten
leningen voor de verwezenlijking of de ontwikkeling van een
investering;

d. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
e. de betalingen uit hoofde van artikel 7;

f. lonen, salarissen en andere vergoedingen ontvangen door de
werknemers van een van de Verdragsluitende Partijen die van de
andere Verdragsluitende Partij de met een investering
samenhangende werkvergunningen hebben verkregen.
5




Artikel 6


Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of
indirect aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun
investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:

a. de maatregelen worden genomen in het maatschappelijk belang en
met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige
verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen
neemt, is aangegaan;

c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke
waarde van de desbetreffende investeringen, dient rente te omvatten
tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de investeerders, zonder
vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar
het door de betrokken investeerders aangewezen land en in de valuta
van het land waarvan zij investeerder zijn of in een door de
investeerders aanvaarde vrij inwisselbare valuta.


Artikel 7


Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden
met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere
Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie,
een noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt de laatstbedoelde
Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of
een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan
die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan
investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de
betrokken investeerders.


6




Artikel 8


Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende
Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding
geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen
krachtens een bij wet, voorschrift of contract ingesteld stelsel, wordt de
subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene
Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde
investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een
andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij
erkend.


Artikel 9


Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in, ingeval binnen een termijn van
drie maanden geen minnelijke schikking is bereikt, elk geschil dat ontstaat tussen
een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende
Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de
andere Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor
Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of
arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen
tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te
Washington werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die
investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en waarvan de meerderheid van
de aandelen, voordat een dergelijk geschil ontstaat, in het bezit zijn van
investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming
met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag voor de toepassing van het
Verdrag behandeld als onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.


7




Artikel 10


1. Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de
uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn
langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn
overeengekomen, op verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit
drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en
de aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een derde scheidsman, die
geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.


2. Indien één van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen
binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving waarin
om arbitrage wordt verzocht, kan de andere Partij de President van het
Internationale Gerechtshof uitnodigen de noodzakelijke benoeming te verrichten.


3. Indien de beide scheidslieden niet binnen twee maanden na hun
benoeming tot overeenstemming kunnen geraken over de keuze van de derde
scheidsman, kan elk der Partijen de President van het Internationale Gerechtshof
uitnodigen de noodzakelijke benoeming te verrichten.


4. Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen
de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit
te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de
Vice-President uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de
Vice-President verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van
één van beide Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in
anciënniteit is, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Partijen,
uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te verrichten.


8




5. Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het


recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het
geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen
voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het
geschil ex aequo et bono, indien de Verdragsluitende Partijen daarmee instemmen.


6. Tenzij de Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen
procedureregels vast.


7. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen.
Deze beslissing is onherroepelijk en uitvoerbaar voor de Partijen.


Artikel 11


1. De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop het in
werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn
gedaan.


2. Dit Verdrag is niet van toepassing op geschillen die zijn ontstaan voor
de inwerkingtreding ervan.


Artikel 12


Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij
voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging
of toepassing van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit
voorstel in welwillende overweging en neemt alle passende maatregelen om een
dergelijk overleg mogelijk te maken.


9




Artikel 13


Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op
het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders
is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.


Artikel 14


1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand
die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk
hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan.
Dit Verdrag blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.


2. Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de
geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van
beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een
tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht
voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn
van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende termijn van
geldigheid.


3. Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van
beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht
gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.


10




4. Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde


termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit
Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.


TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren
gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.


GEDAAN in twee originele exemplaren te ,
op , in de Nederlandse, de Arabische en de
Franse taal, zijnde alle drie de teksten gelijkelijk authentiek, met dien verstande
dat in geval van verschil in uitlegging de Franse tekst doorslaggevend is.


Voor het Koninkrijk Voor de Democratische
der Nederlanden Volksrepubliek Algerije


---