Nota naar aanleiding van het verslag
Ondergetekende heeft met veel belangstelling kennis genomen van de vragen en
opmerkingen die de leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat met het
kabinet zouden willen wisselen. Het verheugt hem dat de leden van de CDA-fractie kunnen
instemmen met de intentie van het wetsvoorstel, en dat de leden van de VVD-fractie het
kabinet in haar keuze steunen richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van
havens (PbEU L 310), verder te noemen "de richtlijn", één op één in de Nederlandse
wetgeving te implementeren.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de definitie van "haven"en "havengerelateerd
gebied" een ruimere is dan in de huidige wet staat vermeld, en dat na het uitvoeren van een
havenveiligheidsbeoordeling (in de Nederlandse vertaling van de richtlijn wordt gesproken
over havenveiligheidsbeoordeling, niet over havenbeveiligingsbeoordeling, zoals er ook wordt
gesproken over havenveiligheidsplan en havenveiligheidsfunctionaris) duidelijk zal worden om
welke gebieden het gaat. Zij vragen welke criteria er zijn voor invulling van het begrip
"havengerelateerde".
De huidige wet ziet op schepen en havenfaciliteiten, de locaties waar het schip/haven raakvlak
plaatsvindt, inclusief de ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee. De richtlijn en
daarmee ook dit wetsvoorstel, ziet op het verhogen van de veiligheid van de hele haven. De
definitie van haven in dit wetsvoorstel heeft daarom een bredere strekking dan de definitie in
de huidige wet. De definitie is overigens uit de richtlijn overgenomen, waar ook wordt gesteld
dat bij het vaststellen van de grenzen van de haven voor de toepassing van de richtlijn, in
voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de havenveiligheidsbeoordeling.
Havengerelateerd gebied is dan een in de directe omgeving van de haven gelegen gebied of
object, waarvan verstoring van directe invloed is, of kan zijn op de veiligheid van een werk of
voorziening ten behoeve van het commercieel vervoer over zee. Door middel van een
havenveiligheidsbeoordeling, waarmee door de minister van Verkeer en Waterstaat moet
worden ingestemd, wordt dan exact bepaald welke de werken en voorzieningen ten behoeve
van het commercieel vervoer over zee zijn waarvoor beveiligingsmaatregelen moeten worden
genomen en welke gebieden en objecten tot het havengerelateerd gebied behoren, waarvoor
eveneens beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat in de havenveiligheidbeoordeling een zekere
vrijblijvendheid schuilt, omdat deze niet is gericht op enig rechtsgevolg en er geen rechten en
verplichtingen uit voortvloeien. Ze merken op dat er geen waarborg van juiste gegevens is, als
dit onderzoek voor de betrokkenen vrijblijvend is en vragen welke partijen in het geval van de
Rotterdamse haven in het kader van het onderzoek zijn gehoord. De leden van de CDA-fractie
vragen ook wanneer een eerste (veiligheids)onderzoek onder de gewijzigde
Havenbeveiligingswet zal plaatsvinden.
De autoriteit voor havenveiligheid (de burgemeester) is verplicht ten minste elke vijf jaar een
havenveiligheidsbeoordeling uit te voeren. Uit deze veiligheidsbeoordeling blijkt welke werken
en voorzieningen ten behoeve van het commercieel vervoer over zee en welke gebieden en
objecten (havengerelateerd gebied) daarenboven in een havenveiligheidsplan dienen te
worden betrokken. De rechten en verplichtingen voor derden vloeien voort uit het
havenveiligheidsplan, waarin concreet wordt aangegeven welke beveiligingsmaatregelen bij
een bepaald veiligheidsniveau voor de werken en voorzieningen ten behoeve van het
commercieel vervoer over zee en voor eventuele overige gebieden en objecten
(havengerelateerd gebied) dienen te worden genomen. De eerste
havenveiligheidsbeoordelingen onder de gewijzigde Havenbeveiligingswet hebben reeds
plaatsgevonden. Inmiddels wordt ook al aan het opstellen van de
havenveiligheidsplannen gewerkt. Dit is noodzakelijk om te waarborgen dat op de datum van
inwerkingtreding van de richtlijn (15 juni 2007) alle noodzakelijke maatregelen gereed zijn.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zijn de betrokken
havenautoriteiten derhalve al op basis van vrijwilligheid aan het werk gegaan. Anticiperend op
het benoemen van een havenveiligheidsfunctionaris, is de havenveiligheidsbeoordeling in
Rotterdam uitgevoerd onder auspiciën van het Havenbedrijf Rotterdam N.V., met
medewerking van een groot aantal betrokken partijen, waaronder met name de
Zeehavenpolitie, de Politie Rotterdam-Rijnmond, de Douane, de Veiligheidsregio, de
milieudienst DCMR, de AIVD, de waterschappen, Rijkswaterstaat, het Leidingenbureau van de
gemeente Rotterdam en het Ministerie van VROM. De randvoorwaarden voor de beoordeling
van de havenveiligheid zijn beschreven in de richtlijn en in de Leidraad Port Security, die in
samenwerking tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de havenautoriteiten is
ontwikkeld. In de overige zeehavens is de veiligheidsbeoordeling op min of meer vergelijkbare
wijze tot stand gekomen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft deze uitkomsten
bovendien inmiddels in een multidisciplinair samengesteld ministerieel team getoetst. Hiermee
is voldoende gewaarborgd dat de uitkomsten van deze havenveiligheidsbeoordelingen op
feitelijk juiste en controleerbare gegevens berusten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het havenveiligheidsplan een draaiboek en
concrete uitwerking voor de drie veiligheidsniveaus vormt en dat de havenautoriteit de
bevoegdheid heeft het veiligheidsniveau door te vertalen op de meest efficiënte wijze. De
leden vragen of kan worden aangegeven of het hier om efficiëntie op veiligheids- of
economisch gebied gaat en geven aan dat dit alleen maar kan betekenen dat de veiligheid
voorop staat en het havenveiligheidsplan zeer selectief mag worden verstrekt aan derden.
De bevoegdheid van de havenautoriteit het veiligheidsniveau door te vertalen op de meest
efficiënte wijze, houdt in dat deze in overeenstemming met de minister van Justitie een
gedeelte van een haven of havengerelateerd gebied kan aanwijzen waar de bij het
desbetreffende veiligheidsniveau behorende veiligheidsmaatregelen niet hoeven te worden
toegepast. De havenautoriteit kan ook bepalen dat in de haven of het havengerelateerde
gebied, of in een gedeelte daarvan, veiligheidsmaatregelen worden genomen die horen bij een
hoger veiligheidsniveau dan het veiligheidsniveau dat op dat moment van toepassing is. Dat
kan als dat gezien de omstandigheden of blijkens hem ter kennis gekomen feiten noodzakelijk
is. Voorop staat dat steeds de juiste veiligheidsmaatregelen worden genomen, maar wel alleen
op de plaats waar dat ook echt nodig is. Gestreefd wordt naar maatwerk op zowel veiligheids-
als economisch gebied. Het is de specifieke kennis over de situatie ter plaatse, die bepalend
kan zijn of sommige maatregelen op de ene plek méér effect hebben dan op een andere plek.
Over deze specifieke kennis beschikt de lokale havenautoriteit.
Het havenveiligheidsplan heeft een vertrouwelijk karakter en kan alleen door personen worden
ingezien die het juiste autorisatieniveau hebben.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat het gebied waarin het veiligheidsniveau zal
worden gewijzigd niet de hele haven hoeft te omvatten, vragen zich af hoe wordt voorkomen
dat door deze handelswijze mazen in het net ontstaan en of er voor of na het vaststellen van
het veiligheidsniveau met de minister van Justitie over dit onderwerp wordt overlegd.
Het veiligheidsniveau wordt vastgesteld door de minister van Justitie, na overleg met de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Er zal alleen worden besloten dat een
bepaald veiligheidsniveau niet in de hele haven van toepassing is, als dat vanuit
veiligheidsoogpunt verantwoord is. Op dezelfde wijze zal door de minister van Justitie een
verzoek van de havenautoriteit worden beoordeeld om de bij een bepaald veiligheidsniveau
behorende veiligheidsmaatregelen in een gedeelte van de haven niet toe te passen. Dit
geschiedt nadat het veiligheidsniveau door de minister van Justitie is vastgesteld. In de praktijk
zal voorafgaand aan het besluit van de minister van Justitie, onder leiding van de Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding een operationeel overleg worden gehouden met betrokken
operationele diensten. In dit overleg worden betrokkenen geïnformeerd over de aard van de
dreiging die ten grondslag ligt aan de opschaling en wordt besproken welk type maatregelen
hiertoe het beste ingezet kan worden.
De leden van de CDA-fractie verklaren er voorstander van te zijn de minister van Justitie de
bevoegdheid te verlenen het veiligheidsniveau van havens vast te stellen.
---
In het wetsvoorstel wordt de bevoegdheid het veiligheidsniveau van havens vast te stellen bij
de minister van Justitie gelegd, tenzij de spoed, gelet op een acute dreiging, zich daartegen
verzet, na overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (artikel I,
onderdeel I, artikel 12, tweede lid). Deze bevoegdheid stemt overeen met de wijze waarop de
minister van Justitie de niveaus vaststelt van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel een verdere uitwerking van de
Havenbeveiligingswet (Kamerstuknummer 29.468) is, en vragen zich af hoe de beveiliging van
de vervoersketen (Verordening van de Europese Commissie ter beveiliging van de gehele
vervoersketen (27.02.2006, COM (2006), 79 definitief) een rol speelt in deze aanpassing van
de wet. De leden van de CDA-fractie vragen zich af, of er in het wetsvoorstel rekening is
gehouden met de toekomstige implementatie van een dergelijke Verordening, zijn benieuwd
op welke punten er in de wetswijziging rekening wordt gehouden met de logistieke keten en
vragen zich af, gezien de opmerkingen van de CDA-fractie bij de behandeling van de
oorspronkelijke Havenbeveiligingswet (Handelingen 2003-2004 TK 85 5452-5470), in
hoeverre de situatie sindsdien gewijzigd is.
Het voorstel van de Europese Commissie voor een Verordening ter beveiliging van de
bevoorradingsketen heeft geen gevolgen voor deze aanpassing van de Havenbeveiligingswet.
Wel vormt het voorstel een belangrijke aanvulling op de al ontwikkelde Europese kaders voor
de beveiliging van de luchtvaart, de zeevaart en zeehavens. De Verordening voor
ketenbeveiliging heeft betrekking op het beveiligen van het continentale (inland)
vrachtvervoer, waarop nog geen Europees beveiligingsregime van toepassing is.
Eventuele implementatie van de ketenverordening zal in Nederland dienen te geschieden
door aanpassing van de desbetreffende sectorale vervoerswetgeving (op gebied van
weg- en spoorvervoer, binnenvaart) door middel van een wetswijziging en het in het leven
roepen van een of meerdere algemene maatregelen van bestuur.
Volledigheidshalve wordt bij het bovenstaande aangetekend dat de Europese Commissie in
december 2006 besloten heeft de behandeling van de Verordening voorlopig te bevriezen.
De leden van de CDA-fractie geven aan in te kunnen stemmen met het voorstel de
burgemeester van een gemeente met een haven of havengerelateerd gebied aan te wijzen als
autoriteit voor havenveiligheid. Ze vragen zich af hoe zal worden omgegaan met havens die
meerdere gemeenten omvatten en of de burgemeester die voor meerdere havens de autoriteit
op veiligheidsgebied wordt voldoende doorzettingsmacht heeft en hoe wordt bepaald wie
deze taak op zich neemt.
De leden van de CDA-fractie geven te kennen dat in goed overleg met de verschillende
burgemeesters er een autoriteit voor het gehele haven en havengerelateerde gebied zou
moeten worden aangesteld.
Gezien de goede ervaringen met betrekking tot samenwerking tussen de burgemeesters onder
de huidige Havenbeveiligingswet, is er niet voor gekozen om de verplichting in het leven te
roepen één autoriteit voor havenveiligheid aan te wijzen in het geval dat een haven of
havengerelateerd gebied zich over meerdere gemeenten uitstrekt. Als de desbetreffende
burgemeesters dat wenselijk achten die kennen immers de bestuurlijke en politieke
verhoudingen in hun regio het best- kunnen zij gezamenlijk één van hen als bevoegde
autoriteit voor havenveiligheid voor de betreffende havens en havengerelateerde gebieden
aanwijzen. Hetzelfde geldt voor de havenveiligheidsfunctionaris.
Een dergelijke aanwijzing wordt in de Staatscourant gepubliceerd, waarbij wordt aangegeven
voor welke gemeenten de aanwijzing geldt. Deze autoriteit voor havenveiligheid kan daarmee
zijn bevoegdheid op grond van de Havenbeveiligingswet uitoefenen in alle gemeenten
waarvoor hij is aangewezen en heeft daarmee ook de daarbij behorende doorzettingsmacht.
Het wetsvoorstel geeft ook de mogelijkheid om, wanneer de haven of het havengerelateerde
gebied zich over meerdere gemeenten uitstrekt, de havenveiligheidsbeoordeling door de
gezamenlijke bevoegde autoriteiten te laten uitvoeren, zodat voor wat de veiligheid betreft de
afstemming tussen de gemeenten wordt gewaarborgd.
---
Zoals hiervoor reeds werd vermeld zijn er reeds havenveiligheidsbeoordelingen uitgevoerd.
Daarbij is steeds gekozen voor samenwerking tussen de verschillende gemeenten om zo
gezamenlijk tot een havenveiligheidsbeoordeling te komen.
De leden van de CDA-fractie vragen welke invloed de minister heeft op de keuze voor een
erkende veiligheidsorganisatie en welke veiligheidsorganisaties nu reeds bekend zijn. De leden
geven te kennen van mening te zijn dat het niet wenselijk is dat veiligheidsorganisaties in
aangrenzende gebieden afwisselend het beveiligingsplan of de beoordeling opstellen of
evalueren.
De bepaling in het wetsvoorstel omtrent het aanwijzen van veiligheidsorganisaties is
opgenomen omdat de richtlijn die mogelijkheid in het leven roept. In Nederland zal daar
echter geen gebruik van worden gemaakt. De voor de havenveiligheidsbeoordelingen
benodigde expertise was al voor de risico analyses ten behoeve van de huidige
Havenbeveiligingswet binnen de verantwoordelijke overheden bijeengebracht. Ook daar is
toen, mede uit veiligheidsoverwegingen, geen gebruik gemaakt van de in de Verordening (EG)
nr. 725/2004 voor de risico analyses toegestane erkende beveiligingsbedrijven. Van genoemde
expertise wordt ook nu weer gebruik gemaakt.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de autoriteit voor havenveiligheid een
havenveiligheidsfunctionaris aanstelt als contactpunt op het gebied van veiligheid en vragen
welke bevoegdheden de autoriteit voor havenveiligheid aan de havenveiligheidsfunctionaris
mag overdragen.
De autoriteit voor havenveiligheid mag zelf bepalen welke van zijn bevoegdheden hij aan de
havenveiligheidsfunctionaris overdraagt. Hij blijft echter wel zelf voor de uitvoering daarvan
verantwoordelijk.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de burgemeester van een gemeente waar zich
een haven bevindt wordt belast met de uitvoering van de implementatie van de richtlijn, dat
de gemeente ook verantwoordelijk wordt voor het rechtstreekse toezicht op die uitvoering,
dat Burgemeester en Wethouders toezichthouders kunnen aanwijzen en dat er daarom in de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt benadrukt dat er een strikte personele en
organisatorische scheiding tussen uitvoering en toezicht moet bestaan. De leden van de CDA-
fractie vragen zich af welke positie de burgemeester hier inneemt en of hij in de rol wordt
gedwongen waarbij de slager zijn eigen vlees keurt.
Wat betreft toezicht en handhaving is het systeem dat in de huidige Havenbeveiligingswet is
neergelegd in verband met de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 725/2004, in het
wetsvoorstel voortgezet. De burgemeester houdt geen toezicht op zijn eigen (uitvoerings)
verplichtingen krachtens de Havenbeveiligingswet. Het toezicht van de door de burgemeester
aangewezen toezichthouders is erop gericht dat derden zich houden aan de bepalingen van de
Havenbeveiligingswet en de daarop gebaseerde voorschriften. Daartoe kan de burgemeester
ook ambtenaren van de politie als toezichthouder aanwijzen. De burgemeesters van de
zeehavens zullen er op attent worden gemaakt dat zulks tot de mogelijkheid behoort, hetgeen
de instemming heeft van de voorgaande ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en Justitie.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het tweedelijns toezicht berust bij de Inspectie
Verkeer en Waterstaat en vragen of deze ook de bevoegdheid heeft de burgemeester te
beoordelen.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat is, met betrekking tot de Havenbeveiligingswet en
daarmee ook voor de door de burgemeester aangewezen toezichthouders, aangewezen als
interbestuurlijk toezichthouder (IBT) namens de minister van Verkeer en Waterstaat. In die
hoedanigheid rapporteert de inspectie haar bevindingen aan de minister van Verkeer en
Waterstaat en aan de betrokken burgemeesters. Deze zijn verantwoordelijk voor de lokale
implementatie van de wet en het oplossen van eventuele tekortkomingen. Als de minister
---
daartoe op basis van informatie van de Inspectie Verkeer en Waterstaat aanleiding ziet, kan hij
ingevolge de Havenbeveiligingswet de burgemeester algemene en bijzondere aanwijzingen
geven omtrent zijn taken ingevolge die wet. Ook de Europese Commissie controleert door
middel van monitoring de juiste toepassing van de richtlijn door de lidstaten.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de minister contacten zal onderhouden
met de burgemeesters van de betreffende havengemeenten.
Voor het onderhouden van de contacten tussen de Minister en de burgemeesters is in 2005
het Landelijk Overleg Bevoegde Autoriteiten (LOBA) ingesteld waaraan zowel de
burgemeesters (of hun vertegenwoordigers) als Bevoegde Autoriteit, en vertegenwoordigers
van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat deelnemen. Voorzitter van dit overleg is
momenteel de burgemeester van Borsele. Naast overleg in het kader van het Landelijk Overleg
Bevoegde Autoriteiten, kan overleg tussen de Minister en burgemeesters eveneens op
bilaterale basis plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat om de administratieve lasten te beperken alleen
die bedrijven in de veiligheidsbeoordeling worden betrokken waarvan verstoring in negatieve
zin tot gevolg kan hebben dat het functioneren van de haven in het geding komt en dat in de
memorie van toelichting wordt aangegeven dat pas op zijn vroegst in november 2006 duidelijk
wordt om hoeveel bedrijven het gaat. Ze constateren ook dat de schattingen daaromtrent
uiteenlopen van 15 tot 65. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet hier al
duidelijkheid over heeft verkregen en hoeveel bedrijven hierbij worden betrokken.
De door de gemeenten met zeehavens uitgevoerde havenveiligheidsbeoordelingen zijn in de
periode begin november 2006 tot eind januari 2007 bij het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat ingediend. Een eerste analyse van deze beoordelingen laat zien dat er 21 objecten
terecht geïdentificeerd zijn als vallende onder de bepalingen van de Richtlijn. Van deze 21
objecten zijn er 18 in eigendom van particuliere ondernemingen, en 3 betreffen een
overheidsobject. Niet uitgesloten mag worden dat alsnog een enkel object aan de lijst zal
worden toegevoegd.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat bij de behandeling van de Havenbeveiligingswet
in 2004 de motie van Hijum (29468, nr.9) over het bevorderen van de uniformisering van
veiligheidscodes om de administratieve lasten in de hand te houden unaniem door de Tweede
Kamer is aanvaard en vragen of kan worden aangegeven hoe in het wetsvoorstel aan deze
motie uitvoering wordt gegeven.
Door een publiek-private aanpak heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in nauwe
samenwerking met andere betrokken partijen, zoals de havenbedrijven, producten ontwikkeld
voor een efficiënte implementatie van de EU Richtlijn in Nederland. Met als doel onder andere
het verstrekken van eenduidige informatie, uniforme implementatie en reduceren van
administratieve lasten, is voor de implementatie van de Richtlijn een "Leidraad Port Security"
opgesteld. Dit handboek verschaft op overzichtelijke wijze aan alle betrokken partijen inzicht -
zowel inhoudelijk als organisatorisch - in de diverse aspecten van de Richtlijn.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat in de memorie van toelichting wordt gemeld dat
binnen een maand na inwerkingtreding van deze wet de havenveiligheidsbeoordelingen, een
eerste havenveiligheidsplan en de uitvoering daarvan gereed moeten zijn. Bij de leden van de
CDA-fractie leeft de zorg dat de bedoelde termijn eerder getuigt van ambitie dan van realisme
en vragen of wanneer het kabinet deze opvatting deelt die ambitie zal worden aangepast, en
wanneer deze opvatting niet wordt gedeeld hoe de betrokkenen zullen worden geholpen om
die ambitie te bereiken.
De periode van een maand dient uitsluitend ter formalisering van de havenveiligheids-
beoordelingen, de havenveiligheidsplannen en om haven- en havengerelateerd gebied formeel
te kunnen vaststellen. Zoals hiervoor reeds werd aangegeven zijn, in goede samenwerking met
de havenautoriteiten en dankzij de medewerking van alle betrokken partijen, de
---
havenveiligheidsbeoordelingen reeds uitgevoerd en wordt thans gestart met het opstellen van
de havenveiligheidsplannen. Ook de voorstellen voor de haven- en havengerelateerde
gebieden zijn reeds door de desbetreffende havens naar de minister van Verkeer en
Waterstaat gezonden.
De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom er voor de havenveiligheidsbeoordelingen
en het eerste havenveiligheidsplan voor de termijn van invoering geen gebruik is gemaakt van
een ministeriële regeling, zodat er meer tijd zou zijn geweest voor de opstelling, de
implementatie en de uitvoering.
Door het opstellen van een ministeriële regeling zou er wat dit betreft geen extra tijd zijn
geschapen, omdat de richtlijn op 15 juni 2007 in werking treedt en derhalve ook een
ministeriële regeling op 15 juni 2007 in werking moet treden.
Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging van het
wetsvoorstel tot wijziging van de Havenbeveiligingswet.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---