Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering staan mishandeling toe
Voogdij-instelling weigert mishandeling door pleegmoeder te melden
WESTERVOORT, 20070317 -- Ondanks verschillende meldingen van ernstige mishandelingen van kinderen door pleegmoeder Mia S. uit Groningen weigert de gezinsvoogdij-instelling van het Leger des Heils dit aan te geven bij de kinderrechter en de Inspectie Jeugdzorg. Mishandelingen kunnen hierdoor nog jarenlang doorgaan. De Kinderombudsman, partner van de Coalitie Family for Life probeert nu middels publicatie van deze tragedie een impasse te doorbreken.
Op 17 augustus 2000 werden vier kinderen uit Arnhem, bij hun vader uit huis geplaatst vanwege financiële problemen bij de vader. Dit zou gezien de wetgeving zoals deze in die tijd van kracht was, überhaupt niet kunnen. Desondanks gebeurde dit toch en de gevolgen zijn vandaag de dag nog steeds niet te overzien. Vader meldde op 15 augustus 2000 bij de gezinsvoogdij-instelling, dat hij in finaciéle problemen zou geraken omdat de gemeente niet in staat bleek, zijn uitkering op tijd te betalen. In principe voorzag de wet in een oplossing hiervoor maar, de voogd die te hulp was geroepen zag andere oplossingen. Dit bestond uit, het uit huis plaatsen van de vier kinderen, bij de vader die, alleen de zorg over zijn kinderen had toegewezen gekregen door de Kinderrechter te Leeuwarden. De oudste drie kinderen stonden al sinds 1999 onder toezicht van de voogdij-instelling. De jongste telg uit het gezin was pas 13 maanden jong en was niet onder toezicht geplaatst. Op 17 augustus 2000 werden de vier kinderen bij de vader weggehaald terwijl deze vader hiervoor geen toestemming verleende. In een dergelijk geval dient de voogdij-instelling tenminste 24 uur vooraf om een schriftelijke machtiging van de kinderrechter te verzoeken. In het geval van de drie oudste kinderen werd dit inderdaad gedaan maar, voor de jongste werd hier om onduidelijke redenen, acht maanden mee gewacht wat een strafrechtelijk feit op zich was.
Direct na de plaatsing van de vier kinderen bij de Groningse pleegmoeder begonnen de mishandelingen door deze Mia S. Het jongste meisje was direct na aankomst in het pleeggezin, hysterisch gaan huilen waarop Mia S. dit jonge meisje vijf dagen en nachten aan haar bedje vastbond. Dit werd later ook gewoon in de rapportages van de voogdij-instelling geschreven als was het een normale actie. Omdat het jonge kind alleen maar harder begon te huilen, werd zij na de eerste vijf dagen weer overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Nog steeds zonder machtiging od medeweten van de kinderrechter. De andere drie kinderen bleven echter bij Mia S.
Na een jaar, bleek dat het jongste jongetje dat bij de uithuisplaatsing de leeftijd van vijf jaar had, zo ernstig mishandeld, dat hij gehecht moest worden aan zijn linker oog. Nadat hij dit had gemeldt bij zijn vader en voogd, kwam er slechts een gesprekje met Mia S. die het verhaal van de minderjarige ontkendde. Hiermee was de kous af voor de voogd en werd er nog steeds geen melding gemaakt. Intussen was vader een strijd aangegaan met deze voogdij-instelling om zijn kinderen bij deze pleegmoeder weg te krijgen. Nadat de voogd ook deze melding niet wilde aangeven bij de Inspectie off andere autoriteiten heeft hij aangifte gedaan tegen Mia S. bij de politie. Deze ondernamen ook niets concreets en de kinderen bleven bij deze pleegmoeder wonen. De voogd zag het kritiek van de vader alleen maar als een strijd om de kinderen.
Drie weken nadat de vader aangifte had gedaan tegen de pleegmoeder, rapporteerde deze Mia S, dat de kinderen opeens met verhalen kwamen, dat zij door hun vader zouden zijn misbruikt en mishandeld. De vader werd hier echter pas anderhalf jaar later van op de hoogte gesteld door een volgende voogd. Vader heeft toen meermalen verzocht aan de voogdij-instelling, om aangifte tegen hem te doen bij de politie maar, dit werd steeds geweigert. De vader ontkende de vermeende mishandelingen en misbruik van zijn kinderen.
Een jaar nadat de kinderen bij Mia S. waren geplaatst is er pas een kinderpsychiatrisch onderzoek gestart naar deze kinderen door Polikliniek Accáre te Assen. De hulpvraag werd echter niet; Hebben deze kinderen iets overgehouden van de stelselmatige mishandelingen door de pleegmoeder, de uithuisplaatsing of door de meerdere suïcide-pogingen van hun moeder, die zij in een vroeg stadium in hun leven hebben moeten bijwonen maar, of zij traumata hadden overgehouden van de mishandelingen en het misbruik door hun vader. Uiteindelijk zou het rapport uitwijzen, dat de kinderen niet misbruikt waren maar, toch werd het advies gegeven, de twee jongens te plaatsen in een kinderpsychiatrische kliniek te Smilde. Daar zouden zij zware psychiatrische behandelingen moeten ondergaan. Echter, het hoofd van de behandelafdeling van deze kliniek, dhr. P. Hoolsema was het met de vader eens, dat de diognose voor de jongens, op niets gebaseerd was en weigerde deze behandelingen te geven. Na zeventien maanden werden de jongens op advies van dhr. Hoolsema weer bij hun vader geplaatst. Bijna direct na aankomst van de jongens in de kliniek in januari 2003, verteldden de jongens ook daar, over de mishandelingen door de pleegmoeder die uiteen liepen van eigen urine drinken tot het natspuiten met koud water in de achtertuin van Mia S. omdat een van de jongens in zijn broek gepoept had. Daarna werd hij in zijn blootje tussen de brandnetels gezet waar hij de hele dag moest blijven zitten. Ook moesten zij hun tanden poetsen met dagcrême en krijgen zij hun eten dat ze niet lustte met de lepel achter in hun keel geduwt. Dit tot bloedens toe.
De kliniek heeft deze mishandelingen eveneens schriftelijk gemeldt bij de voogd maar, ook dit was geen reden om dit te melden of, tenminste het enige kind dat nog steeds bij Mia S. verbleef, over te plaatsen naar een veilig onderkomen. Het meisje zou daar uiteindelijk nog anderhalf jaar verblijven. Ook nadat het laatste kind weg was gehaald bij deze pleegmoeder, zijn er tenminste nog twee babies geplaatst bij deze pleegmoeder. Onduidelijk is op dit moment, of Mia S. nu nog pleegkinderen krijgt toegewezen.
Nadat de twee jongens thuis waren geplaatst in juli 2004, bleven zij met de verhalen van mishandeling door de pleegmoeder komen. Inmiddels hadden deze jongens een andere voogd gekregen maar, nog steeds bij het Leger des Heils. De vader verzocht in oktober vorig jaar aan de voogd, het eens met de jongens te hebben over dit onderwerp en ook haar werd verteld wat zij hadden ervaren. De voogd heeft daar vervolgens een zgn. contactjournaal over geschreven maar, dit is een interne rapportage en verder weigert ook deze voogd, deze zaak te melden bij de Inspectie Jeugdzorg of de kinderrechter. De vader heeft inmiddels zelf contact gehad met mw. Boelema van de Inspectie Jeugdzorg Gelderland. Deze overweegt nu, de zaak te onderzoeken. Dit omdat nog steeds niet duidelijk is of deze Mia S. op dit moment wel of geen pleegkinderen krijgt toegewezen door het Leger des Heils of een andere instelling.
De jongste dochter is inmiddels zeven jaar en verblijft nog steeds in het tweede pleeggezin en kampt met ernstige geestelijke problemen. De andere dochter is inmiddels voor de zoveelste keer overgeplaatst naar een ander pleeggezin en geeft steeds aan, graag weer thuis te willen wonen. De Kinderombudsman staat dit meisje sinds afgelopen week bij om dit proberen te verwezelijken, als blijkt dat hiertegen geen gegronde bezwaren bestaan.
De Kinderombudsman is een partner van de Coalitie Family for Life. Deze Coalitie is een jong initiatief van een aantal mensen en organisaties die de vele misstanden binnen de jeugdzorg tracht aan te pakken, door de dialoog aan te gaan met zoveel mogelijk partijen die betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening, (pleeg-) ouders, de politiek en anderen ( http://www.CoalitieFamilyForLife.nl ). De Coalitie Family for Life heeft dit verhaal geheel op juistheid getoetst en staat hiervoor garant.
Coalitie Family for Life