Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen

Nummer: 33

Datum: 16 maart 2007

Emeritus-hoogleraar John Griffiths:

Nieuwe CBS-cijfers over doodsoorzaak wijzen op hoog meldingspercentage euthanesie

Officieel ligt het percentage euthanasiegevallen dat artsen melden op ongeveer vijftig procent. De laatste jaren wordt er echter aan getwijfeld of dit - teleurstellend lage - percentage correct wordt berekend. Wellicht beschouwen artsen veel gevallen waarin ze morfine voorschrijven niet als euthanasie en melden ze die dus ook niet als zodanig. In een artikel in Medisch Contact deze week wijst de Groningse emeritus-hoogleraar rechtssociologie prof. John Griffiths op nieuwe gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, die het volgens hem wel mogelijk maken om het percentage betrouwbaar te berekenen. Grffiths komt dan op een meldingspercentage van rond de honderd procent.

In 1990, 1995 en 2001 zijn landelijke survey-onderzoeken gedaan naar sterfgevallen in Nederland. Artsen werden daarin niet naar 'euthanasie' gevraagd, maar naar het aantal keren dat ze op verzoek van de patiënt een middel hadden toegediend met de nadrukkelijke bedoeling het levenseinde van de patiënt te bespoedigen. De onderzoekers hebben al deze gevallen als 'euthanasie' geclassificeerd. In 2001 kwam dat aantal op 3800. In datzelfde jaar was het aantal euthanasiemeldingen door artsen 2054, hetgeen resulteert in een meldingspercentage van 54 procent. Tot nu toe is men er steeds van uitgegaan, dat het schijnbaar lage meldingspercentage het gevolg is van het feit dat artsen, wetend dat ze euthanasie gepleegd hebben, daar om allerlei redenen niet eerlijk voor uitkomen.

Heranalyse

In Medisch Contact zegt Griffiths: 'De laatste jaren is duidelijk geworden dat in het bijzonder wanneer het toegediende middel morfine is, artsen veelal hun handelswijze niet als euthanasie zien, al was het wel de bedoeling de patiënt sneller te laten sterven'. Hij staat niet alleen in deze mening en er zijn ook al heranalyses van de survey-gegevens gedaan. Op basis van een vermoedelijke classificatiewijze van artsen komen die uit op meldingspercentages van zevenig tot negentig procent.

Nieuwe CBS-vraag

Griffiths wijst er in het artikel op dat het sinds 2003 niet meer nodig is om van veronderstellingen over de vermoedelijke zienswijze van artsen uit te gaan. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt doodsoorzaak-statistieken op basis van volstrekt vertrouwelijke opgave door artsen. In 2003 is op gebruikte formulier de vraag toegevoegd of de dood het gevolg van euthanasie was. De getallen die daar in 2003, 2004 en 2005 uitkwamen, stemmen vrijwel volledig overeen met de aantallen euthanasiemeldingen uit die jaren.

Probleem blijft

Griffiths concludeert dat artsen in elk geval niet liegen over euthanasie, zoals eerder gesuggeerd was. 'Als het enige waarin we geïnteresseerd zijn de eerlijkheid van artsen is, ligt het meldingspercentage dicht bij de honderd procent'. Wel blijft 't een probleem, aldus Griffiths, dat 'levensverkortend medisch handelen dat om maatschappelijke controle vraagt, niet volledig binnen het controlesystreem is gebracht. Gevallen van 'pijnbestrijding', 'niet-behandelen' en 'terminale sedatie' blijven buiten beschouwing.'

Juridische definitie hanteren

Griffiths pleit er voor om voortaan in onderzoek naar euthanasie niet een door de onderzoekers bedachte classificatiewijze te hanteren, en ook niet die van artsen, maar een juridische classificatie. Daarbij is niet de subjectieve intentie van de arts bepalend, maar de vraag wat gezien de situatie van de patient medisch geïndiceerd was. Het meldingspercentage daalt dan weer, maar het wordt, aldus Griffiths, wel duidelijker wat er echt de hand is: niet liegen door artsen, maar een verkeerde classificatiewijze.

Noot voor de pers

Meer informatie: prof.dr. J. Griffiths, tel.: (050) 363 5686 of (050) 312 6758, e-mail: j.griffiths@rug.nl

Redactie: afdeling Communicatie RUG

Postbus 72, 9700 AB Groningen

Tel. 050-363 4444

E-mail: communicatie@rug.nl