13-3-2007
Europadebat
Bijdrage van Willem Hoekzema aan het Europadebat dat gehouden is op 13
maart in de Eerste Kamer.
EUROPADEBAT,
plenair
13 maart 2007
VVD-fractie, Willem Hoekzema
Voorzitter,
Namens de VVD-fractie wil ik om te beginnen minister Verhagen en
staatssecretaris Timmermans feliciteren met hun eervolle ambt; dat
geldt uiteraard ook voor de Minister-President de heer Balkenende.
Mijn fractie kiest uiteraard voor een kritische opstelling. En dat is
ook goed, want een kritische oppositie is goed voor ons land en goed
voor Europa.
Op 24 en 25 maart a.s. wordt in Berlijn het vijftig jarig bestaan
gevierd van de Verdragen van Rome, die ten grondslag liggen aan onze
huidige Europese Unie. Als een belangrijk onderdeel van deze viering
zal op 25 maart de "Verklaring van Berlijn" worden getekend.Deze
nieuwe verklaring moet de sfeer uitademen van de Messina-Verklaring
van 1955. Ook toen was het nodig het commitment van de toen nog zes
lidstaten nieuw leven in te blazen. De "Verklaring van Berlijn" zou
een vergelijkbare duw moeten geven aan het stagnerende
integratieproces van de EU. Het nee van de meerderheid van de
bevolking in Frankrijk en Nederland in het voorjaar van 2005 heeft de
vraag opgeworpen: hoe verder? Hoe het vertrouwen van de burgers en het
draagvlak voor de verdere ontwikkeling terug te winnen? Waar willen
wij in Nederland met Europa naar toe? Wat voor een soort EU moet het
zijn? En wat is de positie van de nationale lidstaten? Hoe kunnen de
burgers meer en beter bij het ontwikkelingsproces van de EU worden
betrokken?
Voorzitter, in de Commissie Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO)
hebben wij bewust vastgehouden aan 13 maart 2007 voor het Europadebat
met de regering of er nu wel of niet een nieuwe regering zou zitten.
De reden is dat vóór de "Verklaring van Berlijn" het gewenst zou zijn
een debat met de regering te hebben over hoe verder met Europa. Mijn
fractie was in dit verband zeer benieuwd en verwachtingsvol wat in het
Coalitieakkoord en in de Regeringsverklaring hierover zou staan. Goed
nieuws is dat in het Coalitieakkoord, in de eerste pijler nog wel,
gesproken wordt van een actieve internationale en Europese rol. Dat
werd ook wel tijd, want Nederland heeft zich oorverdovend stil
gehouden na het nee van het referendum van 1 juni 2005. Daardoor
dreigt ons land zo langzamerhand in een geïsoleerde positie te worden
gemanoevreerd: de 18 ja-lidstaten hebben nog niet zo lang geleden
apart vergaderd, de 6 grote landen (Frankrijk, Duitsland, V.K.,
Italië, Spanje en Polen) vergaderen van tijd tot tijd ook apart. Waar
blijft Nederland? Bij lezing van de beide stukken bekroop ons toch
een gevoel van teleurstelling. De coalitiepartners en het nieuwe
Kabinet Balkenende IV komen helaas niet verder dan een aantal
algemeenheden. Mijn fractie mist een concrete aanpak om de impasse in
de verdere ontwikkeling van de EU te doorbreken? Waarom niet concrete
oplossingsrichtingen genoemd om meer betrokkenheid van de burger bij
de verdere gang van de Unie te verkrijgen? Daar ging het in Nederland
toch mis bij het referendum op 1 juni 2005. Hoe denkt de regering de
besluitvaardigheid en de slagkracht van de EU te versterken, en toch
de burgers te betrekken en betrokken te houden bij de verdere
ontwikkeling van de Unie? En de hamvraag: geen (nieuwe) Grondwettelijk
Verdrag, zegt de coalitie, waarin het transparante en democratische
karakter van de Unie wordt vastgelegd en waarin de parlementen van de
lidstaten een duidelijke rol krijgen in het besluitvormingsproces, op
welke manier denkt de regering dit anders te bereiken? En wat moeten
wij ons dan voorstellen bij de passage in het Coalitieakkoord, ik
citeer: "Gestreefd wordt naar een wijziging en eventuele bundeling van
bestaande verdragen van de EU waarin subsidiariteit en democratische
controle zeker gesteld worden en die zich in inhoud , omvang en
benaming overtuigend onderscheidt van het eerder verworpen
"Grondwettelijk Verdrag"?
-2-
Aan welke inhoudelijk en bovendien overtuigend onderscheid denkt de
regering hierbij? Onbegrijpelijk is dat de regering zich verschuilt
achter een specifiek advies van de Raad van State t.a.v. een eventueel
referendum. Dit is niet erg dapper, dit getuigt niet van politieke
moed en bovendien wordt de Raad van State in een volstrekt ongewenste
positie geplaatst, namelijk het maken van een politieke keus, een taak
toch bij uitstek van de regering! Een regering moet regeren, advies
vragen, zoals gebruikelijk bij wetsvoorstellen, van de Raad van State:
ja. Maar vervolgens moet de regering over al of niet een referendum
zelf een beslissing nemen.
Voorzitter, in dit debat wil ik namens mijn fractie een inbreng
leveren om de richting van de verdere ontwikkeling van de EU in
hoofdlijnen aan te geven. Wij kunnen, ook na het nee van de
Nederlandse bevolking, verder met de EU. Er is geen reden voor
somberheid of beduchtheid om verder te gaan met Europa, immers de
steun voor het lidmaatschap van Nederland van de EU is nog altijd zeer
groot (rond 75%) en de EU brengt ons land in de ogen van veel
Nederlanders (rond 63%) veel voordelen., zoals onlangs weer bleek uit
de Eurobarometer. De Nederlandse bevolking omarmt een internationaal
sterk Europa: 67% gelooft dat een sterk Europa goed is voor de balans
in de wereld, zo is te lezen in " 21 minuten. nl" . Maar het
referendum blijkt echter wel heel duidelijk te hebben gemaakt dat
veel burgers bezorgd zijn over de manier waarop het Nederlandse
lidmaatschap en de Europese integratie vorm hebben gekregen. Bij velen
leeft het gevoel dat zij geen greep hebben op de Brusselse
besluitvorming en dat Nederland een "superstaat" over zich heen
krijgt.
Enkele hoofdlijnen:
. De VVD-fractie wil dat het "nee" tegen het Grondwettelijk Verdrag
wordt gerespecteerd. Dat wil zeggen dat het Grondwettelijk Verdrag dat
is voorgelegd aan de Nederlandse bevolking niet meer aan de orde is.
Wel moet de EU met 27 lidstaten bestuurbaar blijven en de
democratische controle versterkt worden. Ook moet de Unie
slagvaardiger worden op het gebied van internationale criminaliteit,
terrorisme, asiel en migratie, klimaat en energie en extern beleid.
Daartoe moet het Verdrag van Nice en het Europees Verdrag worden
aangepast. Daarvoor zullen verdragswijzigingen en nieuwe verdragen
noodzakelijk zijn. Net zoals er veranderingen nodig waren in 1957 met
het Verdrag van Rome, in 1986 met de Europese Acte, in 1992 met het
Verdrag van Maastricht, in 1997 met het Verdrag van Amsterdam in 2000
van Nice. Het is dus helemaal niet nodig de veranderingen in de vorm
van een grondwet te gieten. Een specifiek advies van de Raad van State
in verband met een eventueel referendum, dat de regering kennelijk ook
niet voorstaat, is een vreemde gang van zaken. Ik heb hier al eerder
over gesproken. Goedkeuring van het nieuwe Verdrag of Verdragen moet
gewoon gebeuren door de Staten- Generaal. De burgers hebben gesproken
op 1 juni 2005 en nu moeten de regering en het parlement het huiswerk
overdoen en wij als de vertegenwoordigers die de burgers in de Tweede
en Eerste kamer direct en indirect hebben neergezet moeten nu laten
zien wat wij van hun advies hebben gemaakt. Dat is de gang van zaken
die wij in een representatieve democratie mogen verwachten. De
VVD-fractie hecht er wel aan dat de nieuwe verdragen die gericht zijn
op verbetering van het besluitvormingsproces en meer slagvaardigheid
van de EU zijn afgerond vóór de Europese verkiezingen in 2009, opdat
dit nieuwe pakket inzet kan zijn bij de kiezersuitspraak in de Unie.
-3-
.Verder verbeteren van de interne markt voor goederen, diensten,
personen en kapitaal is een belangrijke doestelling voor de VVD. De
interne markt-gedachte staat bij uitstek centraal in de EU.Daarom
vindt mijn fractie het ronduit fout als de regering bij de
taakverdeling tussen de lidstaten en EU afspraken wil maken over, ik
citeer: "verenigbaarheid van de interne markt-gedachte met de
inrichting van publieke voorzieningen." Daarmee zullen alle lidstaten
hun eigen voorzieningen gaan afschermen en wordt het corporatisme in
Nederland in de hand gewerkt. Niet de publieke voorzieningen, noch de
prijs ervan, noch de kwaliteit ervan, maar de bestaande machtsposities
van publiek gefinancierde voorzieningen worden hiermee verdedigd. Net
als de idee van "nationale kampioenen" (denk bijv. aan grote
energiebedrijven) , die wij nu in Frankrijk en Duitsland en zelfs in
ons land constateren, staat bescherming van corporatisme in Nederland
haaks op de Europese gedachte en vergroot die bescherming onze
achterstand in een open wereld omdat deze wijze van bescherming
averechtse gevolgen heeft: meer werkloosheid, hogere prijzen, minder
innovatie en meer bureaucratie.Daarbij mag de markt uiteraard niet tot
dominante marktposities leiden; daarvoor hebben we toezichtsorganen,
zoals de NMA in ons land en de Europese Commissaris voor de
mededinging op EU-niveau.
.De versterking van de positie van de nationale parlementen moet
intensief worden aangepakt. Niet alleen de subsidiariteitstoets is
hier van belang. Nog belangrijker is de proportionaliteitsvraag: zijn
de regels wel nodig en zijn ze wel nodig in de omvang en reikwijdte
waarin ze worden voorgesteld? Daartoe moet ook het systeem van gele en
rode kaarten in het beginstadium van het besluitvormingsproces aan de
Nederlandse regeringsonderhandelaars worden meegegeven. Mijn fractie
vindt het voor ons in Nederland het overwegen waard tot een vorm van
een parlementair instemmingsrecht met een zekere onderhandelingsruimte
voor de regering te komen; dit is ook van belang vanwege de toenemende
Europeanisering van ons binnenlands beleid (Deens model van een
onderhandelingsmandaat). De ervaring van de Denen is dat er in het
parlement over de vele vakcommissies verspreid veel actieve aandacht
is voor Europees beleid en dat via de media en de web sites van de
Folketing (parlement) en het EU Informatie Centrum ook de burgers meer
betrokken worden mede doordat 95% van de memoranda van de Europese
Zaken Commissie openbaar is.
Richtlijnen die ingevoerd zijn moeten van horizonbepalingen
(sunsetclauses) worden voorzien: na een gegeven periode moet wetgeving
opnieuw door de nationale parlementen en het Europees Parlement worden
geëvalueerd. Daarmee houd je draagvlak voor het regelgevingssysteem
tussen de EU en Nederland. Het draagvlak en het vertrouwen wordt ook
vergroot door deregulering en vermindering van administratieve lasten
en het verhogen van de kwaliteit van Europese regelgeving (o.m.
effectbeoordelingen(impactanalyses), openbare raadplegingen). Een
goede zaak zou zijn een effectbeoordeling achteraf om zo eventuele
landen-specifieke gevolgen mee te nemen in een meer flexibele
beoordeling. Dan krijgt het regelgevings-systeem feed-back en wordt
als het ware luisterend en lerend gewerkt en dat is toch een
belangrijke les van het referendum in Nederland.
.Na de grote uitbreidingen van de EU sinds 2004 met 12 Zuid- en Midden
Europese landen die er eigenlijk amper of niet klaar voor waren en een
groot beslag leggen op het opnamevermogen van de EU vindt mijn fractie
dat in het belang van de Unie en de geloofwaardigheid naar de burger
grote terughoudendheid en zorgvuldigheid moet worden betracht bij het
toelaten van nieuwe landen. Daartoe is het noodzakelijk dat
daadwerkelijk aan
-4-
alle Kopenhagen-criteria wordt voldaan, dus inclusief volledige
overname van het acquis communautaire en de effectieve toepassing
ervan door geschikte administratieve en wetgevende structuren. Mijn
fractie is van mening dit niet langer in een Verklaring door de
Europese Raad af te spreken ,maar vast te leggen in een nieuw verdrag.
Graag hoor ik hierover de mening van de regering. In dit verband wil
mijn fractie gaarne nadere uitleg van de term partenariaat en de
bedoeling die de regering hiermee heeft ( zie coalitieakkoord pagina
11).
Als concluderende opmerking in dit stadium namens de VVD-fractie zou
ik het volgende willen zeggen: De grote uitbreiding van de EU sinds
2004 tot vandaag de dag met 12 nieuwe lidstaten tot 27 maakt dat het
zeer urgent is om de bestuurbaarheid en slagvaardigheid en
effectiviteit , maar ook de transparantie en de democratische controle
te verbeteren. Immers we zijn nu met 27 lidstaten in een structuur die
voor 6 landen werd gecreëerd. Daar moet zo snel mogelijk iets aan
gedaan worden met een nieuw verdrag na het verdrag van Nice
uitsluitend gericht op bestuurlijke en institutionele hervormingen
zonder de ongelukkige term grondwet of `Grondwettelijk Verdrag', die
tot angst- en spookbeelden heeft geleid als zou de EU tot een
"superstaat " verworden. Dus gewoon een nieuw verdrag in de rij van de
vorige verdragen.
Voorzitter,
Voor de VVD-fractie ligt de "wonderbaarlijke vermenigvuldiging"van het
aantal Europese Agentschappen, om met de woorden van wetenschapper
Ronald van Ooik te spreken, bijzonder zwaar op de maag. Verspreid over
de EU zijn het er inmiddels al meer dan dertig en er zijn inmiddels in
16 lidstaten agentschappen en wij vrezen dat er net zo lang
agentschappen zullen bij komen tot elke lidstaat er een heeft. Moet
dat de slagvaardigheid van de EU zijn?
Bovendien ontbreekt democratische controle op Europese Agentschappen
of is slechts beperkt aanwezig.
De VVD-fractie vindt dat de Europese Raad en Commissie buitengewoon
terughoudend moeten zijn bij het oprichten van agentschappen, omdat de
lidstaten primair uitvoering geven aan het Europese beleid en in ieder
geval rekening gehouden moet worden met reeds bestaande
EU-overstijgende entiteiten, die belast zijn met de uitvoering op
hetzelfde terrein, ter voorkoming van doublures. Met de Raad van State
is mijn fractie van mening dat Europese Regelgevende Agentschappen
buiten het klassieke institutionele EU kader vallen en aan voorwaarden
van subsidiariteit, proportionaliteit, democratische legitimiteit en
controle- en evaluatiemechanismen moet zijn voldaan.
Samenvattend, voorzitter, omdat de lidstaten toch primair uitvoering
geven aan het Europese beleid (Decentralisatie is de regel,
centralisatie is de uitzondering) en duplicatie en sluipende
uitbreiding van bevoegdheden van agentschappen moet worden voorkomen
en de greep er op is verdwenen, is mijn fractie van mening dat het
oprichten van agentschappen tot de uitzonderingen dient te behoren;
alleen in de puur technisch-uitvoerende sfeer om reden van
grensoverschrijdendheid, schaalvoordelen en/of specifieke
deskundigheid. Tot de oprichting van een Europees Agentschap dient pas
te worden besloten als voldaan wordt aan twee criteria:
1. uitoefening van de taken vereist een hoge mate van
gespecialiseerde kennis die bij de Europese diensten zelf niet
aanwezig is.
2. de taakverdeling vereist onafhankelijkheid.
-5-
In Nederland passen wij deze criteria toe bij de oprichting van nieuwe
zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en waarom zouden wij dat ook niet
doen in de EU? Toepassing van deze criteria betekent dat er
bijvoorbeeld terecht een Europees Agentschap voor de toelating van
geneesmiddelen is opgericht. Maar dat geldt onzes inziens niet voor
het Europees Agentschap voor de Grondrechten, want daar gaat het om
expertise die vanuit de Raad van Europa bij de Europese Commissie en
het Europees Parlement aanwezig is , repectievelijk aanwezig moet
zijn. Mijn fractie roept de regering op om de terughoudendheid
gebaseerd op de genoemde overwegingen en criteria op EU-niveau te
bewerkstelligen.
Voorzitter, een opmerking over het feit dat de Europese Rekenkamer
weer niet en nog steeds niet de jaarrekeningen van de EU heeft kunnen
goedkeuren. Dit is een slechte zaak en ondermijnt natuurlijk het
vertrouwen van de burger in de EU. Het is dus van groot belang dat dit
probleem zo snel mogelijk wordt opgelost. Wat is de visie van de
regering hier op? En hoe denkt zij dit effectief aan te pakken?
Voorzitter,
Als allerlaatste in mijn bijdrage wil ik namens mijn fractie een
pleidooi houden voor de AIV, de strategische Adviesraad Internationale
Vraagstukken.
In de bijlage bij het Coalitieakkoord "Afgesproken specificatie van
het financieel kader van het coalitieakkoord 2008-2011" is onder het
hoofd "ombuigingen" Efficiency Rijksdienst (SGO-voorstel) opgenomen
o.a.:
c. Kennisfunctie en
adviesraden
structureel -15
gebaseerd op de notitie van het SG-overleg " De verkokering
voorbij...." Van 18 februari 2007. Hierbij is de opheffing van de
Adviesraad Internationale Vraagstukken inbegrepen.
Voorzitter, de AIV adviseert aan de drie bewindspersonen van het
ministerie van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Defensie en
is zo de enige strategische adviesraad die al een cluster van
ministeries ofwel een domein bedient. Daarnaast adviseert de AIV ook
aan de beide Kamers van de Staten-Generaal (in feite meestal indirect
door een verzoek dat een Kamer via de minister doet). Ook onze Kamer
maakt dankbaar gebruik van deze mogelijkheid. Het valt op dat de
secretarissen-generaal de Leefomgeving als een strategische advieskern
noemen en daarbij de AIV opheffen. Maar het buitenland waarin
Nederland zich bevindt, en niet te vergeten Europa, wordt steeds
belangrijker voor onze leefomgeving. In een tijd waarin de wereld om
ons heen snel en onvoorspelbaar verandert en Nederland een actief
aandeel neemt in tal van crisisbeheersingsoperaties is het
buitengewoon zinvol en nuttig om in Nederland, dat zich traditioneel
openstelt voor de internationale omgeving, een voortreffelijke
adviesinstantie als de AIV in stand te houden. Gaarne een positieve
reactie van de minister van Buitenlandse Zaken.
------------
VVD