Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen

Nummer: 30

Datum: 12 maart 2007

Bestuursrechter weinig actief in het achterhalen van de feiten

In bestuursrechtelijke procedures doet de rechter slechts zelden zelfstandig onderzoek naar de feiten die tussen partijen in geschil zijn. Het oude beeld van de 'actieve' bestuursrechter klopt niet meer met de werkelijkheid. Dat blijkt uit onderzoek dat de vakgroep bestuursrecht en bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met Universiteit Leiden uitvoerde in het kader van de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uit het onderzoek blijkt dat als partijen het oneens zijn over de feiten (wat het geval is in negentig procent van de zaken die de bestuursrechter behandelt), de rechter het onderzoek naar de feiten als regel aan partijen overlaat. De rechter beperkt zich tot het wegen van de standpunten die zij over de feiten hebben ingenomen. Slechts af en toe maakt hij gebruik van de bevoegdheid om zelf op onderzoek uit te gaan.

Problematisch

De terughoudende opstelling van de bestuursrechter is om meerdere redenen problematisch, stellen de onderzoekers. Zo weten partijen vaak niet dat het aannemelijk maken van hun standpunt over de feiten volledig hun eigen verantwoordelijkheid is. Het gevolg daarvan kan zijn dat belangrijk bewijsmateriaal niet bij de rechter terecht komt.

Onduidelijkheid

Een ander probleem is dat in die gevallen, waarin de rechter toch weer wel onderzoek naar de feiten doet, het onduidelijk is op grond van welke overwegingen dat gebeurt. Ten slotte merken de onderzoekers op dat de motivering van het oordeel van de bestuursrechter over de feiten nogal eens te wensen overlaat.

Aanbevelingen

De aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek zijn er op gericht dat de bestuursrechter partijen meer duidelijkheid biedt en zelf actiever en consistenter optreedt. Zo zouden bestuursrechters in beleidsregels moeten vastleggen wanneer zij wel en niet onderzoek naar de feiten doen. Partijen weten dan wat ze van de rechter kunnen verwachten, en waar ze zelf voor verantwoordelijk zijn. De onduidelijkheid bij procespartijen over stelplicht en bewijslast zou verholpen moeten worden door betere voorlichting.

Actieve opstelling

Op termijn zou de wetgever een wettelijke regeling van het bestuursrechtelijk bewijsrecht in de Awb moeten opnemen, vinden de onderzoekers. Ook zou de bestuursrechter meer gebruik moeten maken van de mogelijkheden zich actief op te stellen, bijvoorbeeld door weer werk te maken van het vooronderzoek.

Voorzover het bestaande financieringsmodel voor de gerechten - dat rechters aanzet om snel met een definitieve einduitspraak te komen - een sta-in-de-weg is voor een actieve opstelling, zou dat moeten worden aangepast.

Noot voor de pers

Meer informatie:


- mr.dr. A.T. Marseille, tel. (050) 363 7106, e-mail: a.t.marseille@rug.nl


- mr. A. Tollenaar, tel. (050) 363 5394, e-mail: a.tollenaar@rug.nl

Het boek Feitenvaststelling in beroep wordt uitgegeven door Boom Juridische uitgevers (ISBN 978-90-5454-797-6) en is tevens te raadplegen op http://irs.ub.rug.nl/ppn/300613997

Redactie: afdeling Communicatie RUG

Postbus 72, 9700 AB Groningen

Tel. 050-363 4444

E-mail: communicatie@rug.nl