SGP


12 - 03 - 07 | Staatssecretaris De Jager beantwoordt vragen Van der Vlies

Beantwoording van de vragen van het lid Van der Vlies van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over peepshows (2060707790).

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van het Gerechtshof van Amsterdam dat peepshows kwalificeren als toneelvoorstelling en daarom onder het lage BTW-tarief vallen?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Wat is uw reactie op deze uitspraak? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 3
Deelt u de mening dat peepshows zodanig van karakter zijn dat zij behoren te vallen onder de categorie toneelvoorstellingen? Deelt u de mening dat bij de totstandkoming van de wet is beoogd dergelijke shows eronder te laten vallen?

Vraag 4
Bent u bereid te bevorderen dat tegen deze uitspraak cassatie wordt ingesteld?

Antwoord op de vragen 2, 3 en 4
Het oordeel van het Hof dat het verlenen van toegang tot een peepshow naar zijn aard het verlenen van toegang tot een toneeluitvoering is en daarom is te rangschikken onder het verlaagde BTW-tarief, deel ik niet. Tegen het oordeel van het Hof pleit naar mijn mening dat de bij de uitvoering van een toneelstuk betrokken acteurs hun rol vertolken naar tekst en enscenering van een toneelschrijver. Ik kan niet goed zien hoe het louter aannemen van seksuele poses door (meestal) een vrouw tijdens een peepshow daarmee op één lijn is te stellen. Voorts gaat het Hof er naar mijn mening ten onrechte vanuit dat de tekst van de tabelpost en de tekst van de daarmee corresponderende richtlijnbepaling, de ruimte bieden om het verlenen van toegang tot een peepshow als een culturele prestatie aan te merken. Als ik het op het beleven van culturele uitingen gerichte karakter van de in die bepalingen genoemde culturele activiteiten beschouw, het betreft in dit verband dan bijvoorbeeld vooral het verlenen van toegang tot schouwburgen of toneeluitvoeringen waaronder begrepen operaâs, operettes en dergelijke, zijn peepshows naar hun aard en uitvoering niet als daaraan soortgelijk te beschouwen. Zo overigens ook de rechtbank waarvan de uitspraak thans in hoger beroep door het Hof is vernietigd. Ik wijs er voorts op, dat volgens de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie de bepalingen betreffende het verlaagde BTW-tarief, nu deze afwijken van het beginsel dat het algemene tarief van toepassing behoort te zijn, strikt moeten worden geïnterpreteerd. Door op het verlenen van toegang tot peepshows toch het verlaagde tarief van schouwburgen toe te passen, wordt geen recht gedaan aan deze jurisprudentie.

Gezien het vorenstaande ben ik voornemens tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie in te stellen.

Vraag 5
Wat betekent deze uitspraak meer in het algemeen voor de BTW-heffing over dergelijke activiteiten? Verwacht u dat deze uitspraak een bredere uitstraling zal hebben dan alleen de peepshows? Zo ja, voor welke activiteiten?

Vraag 6
Welke maatregelen denkt u te gaan nemen om alsnog het hoge BTW-tarief te laten gelden voor deze en vergelijkbare voorstellingen om daarmee terug te keren tot de gevestigde praktijk dat ze onder het hoge BTW-tarief vallen?

Antwoord op de vragen 5 en 6
In afwachting van het oordeel van de Hoge Raad op het beroep in cassatie zal het beleid in dezen, dat wil zeggen de toepassing van het algemene BTW-tarief ten aanzien van peepshows of andere dergelijke erotische shows, niet veranderen. Het kan zijn dat het arrest van de Hoge Raad en een eventueel oordeel van het Europese Hof van Justitie over de strekking van het gemeenschapsrecht terzake tot een nadere bezinning over de reikwijdte van de tabelpost leidt. Ik wil daarop thans echter niet vooruitlopen.
Staatssecretaris De Jager beantwoordt vragen Van der Vlies