Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 en 13 maart 2007

05-03-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij de geannoteerde agenda aan te bieden van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking op 12 en 13 maart 2007.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking, 12-13 maart 2007.

Op 12-13 maart organiseert het Duitse voorzitterschap in Bonn een informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking (informele OS-Raad). Hoofdpunten van deze informele OS-raad zijn de onderhandelingen over Economic Partnership Agreements (EPA's) en de werkverdeling/complementariteit in de hulp van lidstaten en Commissie. Daarnaast komen energie & ontwikkeling, VN-hervorming en investeren in Afrika aan de orde. Het voorzitterschap zal de besprekingen structureren aan de hand van discussiepapers die op dit moment nog niet beschikbaar zijn.

EPA onderhandelingen

De middag van de 13e maart staat geheel in het teken van een unieke informele dialoog met 30 ministers van ACS-landen (landen in Afrika, Caraïbisch Gebied en Stille Oceaan) over het verloop van de EPA-onderhandelingen. In de ochtend hieraan voorafgaand wordt over dit onderwerp van gedachten gewisseld in EU-27 kader.

De EPA-onderhandelingen die de Commissie namens de EU voert met vier regio's in Afrika, met het Caraïbisch Gebied en met de Stille Oceaan regio vorderen moeizaam. Zoals bekend konden de ACS-landen hun producten dankzij het handelsregime van het Cotonou verdrag (en de voorafgaande Lomé verdragen) altijd gemakkelijker afzetten binnen de EU dan de meeste andere ontwikkelingslanden, zonder dat zij zelf hun grenzen hoefden te openen voor Europese producten. In de WTO is echter vastgesteld dat de EU de ontwikkelingslanden discrimineert die geen onderdeel uitmaken van de ACS-groep. Tegen die achtergrond heeft de EU in het Cotonou verdrag met de ACS-landen afgesproken om uiterlijk vanaf 1 januari 2008 Economic Partnership Agreements af te sluiten die zijn gebaseerd op regionale vrijhandelsakkoorden. In een dergelijk WTO-conform akkoord schaffen beide partijen de tarieven af op het grootste deel van de onderling verhandelde producten.

EPA's kunnen in principe bijdragen aan de integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie, aan regionale integratie en aan zuid-zuidhandel. Ook kunnen de ACS-landen (met name de landen die niet tot de Minst Ontwikkelde Landen behoren) middels een EPA betere markttoegang tot de EU verkrijgen, naast de belangrijke garantie van WTO-conformiteit van de EU-ACS handelsafspraken.

Er is inmiddels echter weinig tijd over om de onderhandelingen succesvol af te ronden voordat het Cotonou handelsregime op 1 januari 2008 afloopt. Op die datum verloopt tevens de waiver die voor het Cotonou handelsregime in WTO-kader is verleend. De Commissie heeft aangegeven dat het nog steeds mogelijk is alle EPA's op tijd af te ronden. In recente besprekingen van de Commissie met de regio's is dit streven aan beide zijden bevestigd. Tot op heden is ook geen officieel verzoek ontvangen van de zijde van de ACS-landen om alternatieven voor EPA's te ontwikkelen; artikel 37.6 van het Cotonou Verdrag voorziet wel in die mogelijkheid. De beoogde gezamenlijke interim evaluatie van de EPA-onderhandelingen is op dit moment nog niet afgerond en wordt verwacht in mei.

Gezien deze achtergrond vindt de informele bespreking met de ACS-landen tijdens de informele OS-Raad op een goed moment plaats. Het biedt de mogelijkheid een beter beeld te krijgen van de knelpunten in de onderhandelingen en de haalbaarheid van de EPA's op informele wijze te peilen.

Nederland blijft het streven van de Commissie steunen om de EPA-onderhandelingen vóór 2008 succesvol af te ronden, maar dan moet de ontwi kkelingsrelevantie van de akkoorden wel voorop blijven staan. Naast WTO-conformiteit van de handelsrelatie met de EU, kunnen EPA's de ACS-landen betere integratie in de wereldeconomie, regionale integratie en verdere verbetering van de toegang tot de EU-markt bieden. Om de ontwikkelingsdimensie in de EPA's te realiseren, moeten de toekomstige handelsakkoorden naar het oordeel van Nederland voldoen aan een aantal voorwaarden. EPA's moeten in ieder geval duidelijk asymmetrisch zijn, zowel in de mate van marktopenstelling als in de termijn waarin vrije markttoegang voor specifieke producten wordt geboden. Nederland heeft in dit verband al eerder aangegeven dat de EU volledig vrije markttoegang moet bieden in de onderhandelingen met de ACS regio's, inclusief frontloading. Verder meent Nederland dat ACS-landen bepaalde producten moeten kunnen uitzonderen van handelsliberalisatie als die producten belangrijk zijn voor bijvoorbeeld voedselzekerheid, rurale ontwikkeling en het levensonderhoud van grote groepen mensen. Verder moeten ACS-regio's de mogelijkheid hebben om zich te beschermen tegen gesubsidieerde en overvloedige invoer. Ook vindt Nederland dat de oorsprongsregels snel versimpeld en versoepeld moeten worden.

Gezien de beperkte voortgang in de onderhandelingen is de mogelijkheid aanwezig dat de EPA-onderhandelingen met één of meer ACS regio's niet voor eind 2007 op een ontwikkelingsvriendelijke en coherente manier zijn afgerond. De Commissie heeft aangegeven dat regio's die de deadline niet halen, wat betreft hun toegang tot de EU-markt terug zullen vallen op het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) van de EU. Voor de Minst Ontwikkelde Landen in de ACS-regio's (bijna de helft van de ACS-landen, met name in Afrika) heeft dat beperkte consequenties, omdat zij vrije markttoegang hebben tot de EU onder het EBA-initiatief (Everything but Arms); EBA is onderdeel van het APS. Overigens zijn de oorsprongsregels onder EBA wel stringenter dan onder Cotonou. Voor de andere ACS-landen (in Afrika bijvoorbeeld Kenya, Ghana, Nigeria, Botswana, Namibië) zou dat echter betekenen dat hun markttoegang tot de EU voor bepaalde producten zou verslechteren. Ik ben van plan om tijdens de informele OS-raad aandacht te vragen voor deze kwestie en met name de Commissie te vragen naar mogelijke oplossingen, waarbij uitgegaan wordt van de gezamenlijke afspraak van de EU en de ACS-landen in het Cotonou Verdrag om over te gaan naar een WTO-conform systeem.

Complementariteit en werkverdeling tussen de hulp van lidstaten en Commissie

De informele OS-raad zal zich buigen over nadere voorstellen om de onderlinge werkverdeling tussen EU-donoren (Commissie én lidstaten) te verhelderen en te verbeteren. De Commissie presenteert op 28 februari een mededeling, met daarin een voorstel voor een EU gedragscode over werkverdeling in het ontwikkelingsbeleid. Met het openstellen van het EU meerjarige planningsinstrument (Common Framework for Country Strategy Paper) voor gezamenlijke programmering door Commissie en lidstaten (Raadsbesluit van april 2006) is de basis gelegd voor het complementariteitsproces in ontwikkelingslanden. Vervolgens zijn in de conclusies van de RAZEB van oktober 2006 enkele leidende principes neergelegd op basis waarvan lidstaten en Commissie complementariteit en werkverdeling in de EU-hulpinspanningen in de praktijk kunnen operationaliseren. Het Duitse voorzitterschap heeft dit samen met de Commissie verder uitgewerkt. Het streven is die gedragscode in de RAZEB met OS-onderwerpen op 14-15 mei in de vorm van Raadsconclusies vast te stellen.

Nederland heeft zich volledig geschaard achter de Europese Consensus inzake Ontwikkeling van november 2005. Daarin is voor het eerst een gezamenlijk kader vastgesteld voor de hulp van de Gemeenschap én de lidstaten. Dit EU kader sluit goed aan bij de Verklaring van Parijs over effectiviteit van de hulp die in OESO/DAC (Ontwikkelingscomité van de OESO) is opgesteld. Nederland heeft zich in overleg met de Kamer bereid verklaard op termijn toe te werken naar het principe van `één leidende donor per sector per ontvangend land'. De EU is daarbij een belangrijk, maar geen exclusief kader.

Nederland steunt het streven naar praktische werkafspraken over een betere taakverdeling in de hulp van de lidstaten onderling en tussen lidstaten en Commissie. Interessant is dat in het EU-kader ook de niet like-minded lidstaten (bijvoorbeeld Frankrijk, Spanje) voor een groot deel meegaan in principes voor effectieve hulpverlening die aanvankelijk alleen door de Nordics werden aangehangen. De komende tijd zal moeten blijken of de beoogde gedragscode voor EU-donoren voldoende vergaand is en daardoor praktische implicaties heeft voor het beleid van lidstaten en Commissie. Daarbij vindt Nederland het van groot belang dat ook de Commissie meedoet in verdere taakverdeling en niet in alle sectoren actief wil blijven. Bij taakverdeling binnen partnerlanden zal aansluiting bij de prioriteiten van het partnerland op basis van armoedestrategieën het uitgangspunt zijn en dient het EU-proces te passen binnen het bredere harmonisatieproces dat in de partnerlanden plaatsvindt. Politieke monitoring is hierbij belangrijk.

Energie en ontwikkeling

Op basis van onder meer een paper van het Voorzitterschap en de Commissie zal de informele OS-raad van gedachten wisselen over energiesamenwerking, met name met Afrika.

Duurzame toegang tot moderne energiediensten voor de armen is noodzakelijk voor het realiseren van de Millennium Development Goals. De energiesituatie in Afrika blijft achter ten opzichte van de rest van de wereld. De Nederlandse regering zal de komende periode extra middelen vrijmaken voor duurzame energie. Nederland zet zich specifiek in om uiterlijk in 2015 voor 10 miljoen mensen toegang tot energie te realiseren. De nadruk ligt hierbij sterk op Afrika. De Nederlandse inzet richt zich op huishoudens en op kleinschalige economische ontwikkeling.

De Wereldbank heeft een Investeringsraamwerk voor Schone Energie en Ontwikkeling geformuleerd. Op aandringen van Nederland is daarbinnen een Actieplan voor energietoegang in Sub-Sahara Afrika opgesteld. De discussie in de Informele OS-Raad zal mogelijk meer helderheid verschaffen over de vraag welke specifieke rol de EU in de energiesamenwerking met Afrika kan spelen.

Investeren in Afrika

Investeren in Afrika is het onderwerp voor een werkdiner op 12 maart, waarvoor ook de ACS-ministers zijn uitgenodigd. Gastsprekers zijn Wereldbankpresident Paul Wolfowitz en de Duitse ondernemer Michael Otto (van het gelijknamige internet/postorderbedrijf). Het is op dit moment niet bekend welk aspect van dit onderwerp centraal zal staan.

Hervorming VN ontwikkelingsorganisaties

Het voorzitterschap wil de hervorming van de VN op ontwikkelingsterrein bespreken tijdens de lunch op 13 maart. Als gastspreker is uitgenodigd mevrouw Asha-Rose Migiro, plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de VN.

Nederland is groot voorstander van hervorming van de VN op ontwikkelingsterrein, zodat de efficiëntie en effectiviteit van de VN op landenniveau kan worden vergroot. Nederland is, evenals andere EU-lidstaten en een aantal gelijkgezinde landen, van mening dat dit voorjaar een open discussie moet plaatsvinden over de hervormingsplannen uiteengezet in het rapport van het High Level Panel on Systemwide Coherence van november 2006.

Voor een uitgebreide appreciatie van dit rapport wordt verwezen naar de brief die de regering op 18 december 2006 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (26 150, nr 43). De Nederlandse insteek tijdens de informele OS-Raad is dat blokvorming van de EU en andere westerse landen versus de G77 dient te worden vermeden. Om die open discussie te bevorderen organiseren Nederland (en enige andere Europese landen) in de periode maart-juni 2007 ook conferenties in verschillende regio's.

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl