European Union



D/07/1

TEXTE NL


RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Brussel, 9 maart 2007
(OR. en)

7224/07

CONCL 1

INGEKOMEN DOCUMENT

van:
het voorzitterschap
aan:
de delegaties
Betreft:
EUROPESE RAAD TE BRUSSEL
8/9 MAART 2007
CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP

Voor de delegaties gaan hierbij de conclusies van het voorzitterschap van de bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel (8/9 maart 2007).


---

De bijeenkomst werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de nieuwe voorzitter van het Europees Parlement, de heer Hans-Gert Pöttering, waarna een gedachtewisseling volgde.

o
o o

Europa - samen slagen:

Europa kent momenteel een economische opleving en de hervormingen beginnen te resulteren in groei en banen. Die positieve ontwikkelingen moeten benut worden om Europa en zijn economie in een sneller tempo te moderniseren, en de EU aldus meer welvaart, meer nieuwe banen en een grotere sociale samenhang te helpen verwezenlijken. De Unie is vastbesloten om in een context van mondialisering zowel haar intern als haar extern beleid vorm te geven in overeenstemming met haar waarden en ten dienste van haar burgers.

Voortbouwend op de aanzienlijke vorderingen die tot dusverre bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid gemaakt zijn, en om de meest urgente uitdagingen te kunnen aangaan, roept de Europese Raad de lidstaten en de EU-instellingen ertoe op maatregelen te nemen om:


- de interne markt en het concurrentievermogen te versterken, betere randvoorwaarden te scheppen voor innovatie en voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling, kwaliteitsvol werk te stimuleren en de sociale samenhang te verbeteren;


- de agenda voor betere regelgeving te versterken om een dynamischer ondernemingsklimaat te creëren;


- een duurzaam geïntegreerd Europees klimaat- en energiebeleid te ontwikkelen.

I. Strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid


1. De hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid begint vruchten af te werpen. Zij draagt bij aan de gunstige algehele economische opleving die blijkt uit de huidige economische prognoses: een groeiverwachting van 2,7% in 2007, en verwachte positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkten met zeven miljoen nieuwe banen in de periode 2007/2008, hetgeen er mogelijk toe leidt dat de nettoarbeidsparticipatie van iets minder dan 64% in 2005 groeit tot bijna 66% in 2008, en dat de werkloosheid daalt. De positieve ontwikkelingen in economie en werkgelegenheid en op sociaal gebied versterken elkaar.


2. De uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten en van het in het najaar van 2005 gepresenteerde communautaire Lissabon-programma is veelbelovend van start gegaan. Zoals in het jaarlijkse voortgangsverslag van de Commissie over 2007 wordt benadrukt, doen de lidstaten reële inspanningen om werk te maken van de hervormingen, hoewel de resultaten per lidstaat en beleidsterrein verschillen. Ook het cohesiebeleid draagt bij aan het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen.


3. De lidstaten zijn vastbesloten ten volle te profiteren van de algehele verbetering van de economische situatie om de dynamiek van de hervormingen te versterken en aldus de concurrentiepositie van Europa in de wereld verder te verbeteren. Om die inspanningen kracht bij te zetten onderschrijft de Europese Raad de landenspecifieke aanbevelingen voor economisch en werkgelegenheidsbeleid voor de lidstaten en de eurozone, waarvan de leden moeten zorgen voor de doeltreffende coördinatie van hun beleid. Om de volgende driejarige cyclus van de hernieuwde Lissabon-strategie te kunnen voorbereiden, verzoekt de Europese Raad de Commissie in het najaar van 2007 een tussentijds verslag in te dienen met het oog op haar voorstel voor de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2008-2011). Voorts verzoekt de Europese Raad de lidstaten hun nationale verslagen over de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's tijdig in te dienen.


4. De Europese Raad wijst op het belang van uitwisseling van de beste praktijken in het kader van multilateraal toezicht, en pleit voor een nauwere samenwerking tussen de Lissabon-coördinatoren. Hij blijft belang hechten aan een sterkere betrokkenheid van civiele samenleving, sociale partners, regio's en lokale overheden, die alle een sleutelpositie bekleden bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie. In dit verband zijn verdere inspanningen nodig om de communicatie te verbeteren. De Europese Raad wijst op de conclusie van de tripartiete sociale top van 8 maart 2007 wat betreft de sleutelrol van de sociale partners en de noodzaak dat zij doorlopend en actief bijdragen aan het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen.

Een op groei en stabiliteit gericht financieel en economisch beleid


5. Een solide, evenwichtig begrotingsbeleid waarmee in het bijzonder de begrotingsdoelstellingen van de lidstaten voor de middellange termijn bereikt kunnen worden, en verdere structurele hervormingen zijn nodig voor het langetermijnsucces van de Europese Economische en Monetaire Unie en de gehele Europese economie.


6. De lidstaten zullen blijven werken aan structurele hervormingen en aan verdere consolidering van hun nationale begrotingen overeenkomstig het herziene stabiliteits- en groeipact. De langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën moet veiliggesteld worden door de pensioenstelsels en de gezondheidszorg verder te hervormen, de overheidsschuld te verlagen en de nettoarbeidsparticipatie en de productiviteit te verhogen. De kwaliteit van de openbare financiën moet worden verbeterd door de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de bestedingen te verhogen, door de overheidsuitgaven te herstructureren ter ondersteuning van maatregelen die productiviteit en innovatie bevorderen, en door het menselijk kapitaal te versterken teneinde het economisch groeipotentieel voor de lange termijn te vergroten.

Versterking van de interne markt en van Europa's concurrentievermogen


7. Een goed functionerende interne markt blijft centraal staan in de Lissabon-agenda voor groei en werkgelegenheid. Gelet op de uitdagingen en mogelijkheden van de mondialisering benadrukt de Europese Raad het belang van een nóg beter functionerende interne markt om op nieuwe economische realiteiten te kunnen inspelen. De Europese Raad wijst er eens te meer op dat het vertrouwen van de consument en het bedrijfsleven in de interne markt meer moet worden aangewakkerd. De Europese Raad neemt nota van de visie op de interne markt die de Commissie in haar tussentijds verslag geeft, en verzoekt haar zo vroeg mogelijk in de tweede helft van 2007 met een ambitieuze, algehele evaluatie van de interne markt te komen. Hij verzoekt de Raad zijn besprekingen hierover onverwijld aan te vangen. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het stimuleren van het potentieel van het midden- en kleinbedrijf, onder meer in de culturele en de creatieve sector, gelet op zijn rol als stuwende kracht voor groei, het creëren van banen en innovatie.


8. Versterking van de vier vrijheden van de interne markt zal de internationale concurrentiepositie van de Europese Unie ten goede komen. De Europese Raad onderstreept het belang van het initiatief van de Commissie om de interne goederenmarkt nieuw leven in te blazen door de wederzijdse erkenning te versterken en de werking ervan in de geharmoniseerde sectoren te verbeteren, en tegelijk een hoog niveau van veiligheid en consumentenbescherming te waarborgen. Hij verzoekt de Raad spoedig besluiten te nemen over de voorgestelde maatregelen. De onlangs aangenomen dienstenrichtlijn is een kerninstrument om het volledige potentieel van de Europese dienstensector te benutten. Hoge prioriteit moet worden verleend aan de volledige, coherente, tijdige en consistente omzetting van de bepalingen ervan. De Europese Raad onderstreept als belangrijke stappen om dit doel te bereiken, een volledig functionerende en onderling gekoppelde interne gas- en elektriciteitsmarkt, de verdere integratie van de Europese financiële markten, met name door de hinderpalen voor de invoering van een gemeenschappelijke betalingsruimte weg te nemen, alsmede een verdere liberalisering van de postmarkten waarbij de financiering van een doelmatige universele dienstverlening gegarandeerd is. Alles moet in het werk worden gesteld om de wetgevingsprocedure voor de verlaging van de roamingtarieven nog in de eerste helft van 2007 succesvol af te sluiten.


9. Duidelijke en coherente EU-regels zijn een voorwaarde voor een goed functionerende interne markt, net als een tijdige, correcte en kwaliteitsvolle omzetting van de communautaire wetgeving, en een effectieve toepassing en handhaving van de gemeenschappelijke regels. De lidstaten zijn bij het wegwerken van hun omzettingsachterstand dicht bij het streefcijfer van 1,5% gekomen; de Europese Raad verzoekt hen dringend te trachten die achterstand geleidelijk nog verder terug te dringen tot 1% uiterlijk in 2009, maar beklemtoont ook hoe belangrijk het is dat passende omzettingstermijnen worden afgesproken.


10. De Europese Raad is van mening dat handhaving en versterking van het multilaterale handelssysteem op basis van de WTO van het allergrootste belang is voor het groei- en werkgelegenheidsperspectief van de Europese economie, evenals voor ontwikkeling. Hij beklemtoont de noodzaak van een ambitieus, evenwichtig en alomvattend akkoord over de ontwikkelingsagenda van Doha en roept de belangrijkste partners ertoe op in dezelfde geest van constructieve betrokkenheid te werken aan een succesvolle afronding van de onderhandelingen. Daarnaast moet er, voortbouwend op het platform van de WTO, met de belangrijkste partners snel verder worden onderhandeld over bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten.


11. Met het oog op de VS-EU-top in april 2007 onderstreept de Europese Raad het belang van de trans-Atlantische economische betrekkingen, die versterkt moeten worden door middel van een nieuw trans-Atlantisch economisch partnerschap waarin de partijen zich sterker binden aan het economisch initiatief dat zij op de top in 2005 hebben genomen. Daarbij moet de aandacht vooral uitgaan naar convergentie van de regelgeving op diverse gebieden, gecoördineerde inspanningen ter bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, en intensivering van de samenwerking inzake energie en milieu teneinde het internationale concurrentievermogen van de EU en de VS te vergroten.


12. In een breder verband onderstreept de Europese Raad het belang van betere effectieve toegang voor Europese bedrijven tot met name snelgroeiende opkomende markten. De bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en de bestrijding van namaak en productpiraterij moeten op internationaal vlak worden geïntensiveerd. De Commissie wordt verzocht passende initiatieven te ontplooien en sneller Europese normen te ontwikkelen en te verspreiden om daarmee in te spelen op de eisen van snel evoluerende innovatieve en kennisgestuurde markten. Zij wordt ook verzocht om samen met de lidstaten na te gaan hoe de multilaterale discipline met betrekking tot staatssteun kan worden versterkt en binnen de context van het externe concurrentievermogen verder kan worden ontwikkeld.

Versterking van innovatie, onderzoek en onderwijs


13. De lidstaten zijn vastbesloten om de randvoorwaarden voor innovatie, zoals concurrerende markten, te verbeteren en extra middelen uit te trekken voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De Europese Raad dringt er opnieuw op aan dat, uiterlijk in 2010, 3% van het BBP naar onderzoek en ontwikkeling zou gaan. Hij benadrukt de noodzaak om de synergie tussen communautaire programma's te optimaliseren, de omzetting van onderzoeksresultaten in innovatieve producten en diensten te verbeteren, en ervoor te zorgen dat kennis op passende wijze tussen alle partners gedeeld wordt. Hij verzoekt de Commissie ook om aanbevelingen te doen voor richtsnoeren inzake samenwerking en technologie-overdracht tussen publiek onderzoek en bedrijfsleven en zo spoedig mogelijk haar strategieën inzake intellectuele-eigendomsrechten en octrooi te presenteren.


14. De Europese Raad verzoekt de Commissie en de lidstaten vaart te zetten achter de uitvoering van de beleidsstrategie voor innovatie. Investeren in de technologieën van de toekomst is een essentiële bijdrage tot het Europese concurrentievermogen op de leidende markten. In dit verband wordt de Commissie verzocht voorstellen te doen voor gezamenlijke technologie-initiatieven in specifieke sectoren van strategisch belang. Zij wordt tevens verzocht voorstellen in te dienen voor op artikel 169 gebaseerde initiatieven met het oog op communautaire deelname aan de OTO-programma's (onderzoek en technische ontwikkeling) die verschillende lidstaten hebben opgezet, teneinde, in beide gevallen, in 2007 met de verst gevorderde van start te gaan. De Europese Raad beklemtoont dat excellentie in menselijke hulpbronnen en het stimuleren van de mobiliteit van hoogopgeleiden van wezenlijk belang zijn. Hij benadrukt de belangrijke rol die ter zake voor de pas opgerichte Europese Onderzoeksraad is weggelegd.


15. Onderwijs en opleiding zijn randvoorwaarden voor een goed werkende kennisdriehoek (onderwijs-onderzoek-innovatie) en spelen een sleutelrol als stimulerende factor voor groei en werkgelegenheid. In de afgelopen twaalf maanden is veel vooruitgang geboekt in de uitvoering van het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010". De lidstaten zijn vastbesloten hervormingen door te voeren en het werkprogramma geheel uit te voeren, met name door het hoger onderwijs te moderniseren, voor kwaliteitsvol en aantrekkelijk beroepsonderwijs en -opleiding te zorgen en de nationale strategieën inzake leven lang leren uit te voeren.


16. De Europese Raad vraagt de Raad en het Europees Parlement in de eerste helft van 2007 de diepgaande bespreking af te ronden van het Commissievoorstel voor een Europees Technologisch Instituut, zodat er nog dit jaar een besluit genomen kan worden.


17. Milieutechnologieën en eco-innovatie helpen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid, waaronder het bestrijden van klimaatverandering. De lidstaten zijn vastbesloten eco-innovatie met een ambitieuze aanpak te bevorderen door optimale benutting van leidende markten op terreinen als duurzame en veilige koolstofarme technologieën, hernieuwbare energiebronnen en een efficiënt gebruik van energie en hulpbronnen. De Europese Raad verzoekt de Commissie voorstellen te doen om begin 2008 een geïntegreerde strategie ter bevordering van eco-innovatie te voltooien.

Bevordering van de werkgelegenheid, en modernisering en versterking van het Europees Sociaal Model


18. Gelet op de positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkten van de lidstaten benadrukt de Europese Raad het belang van "goede arbeidsomstandigheden" en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, zoals rechten en medezeggenschap van werknemers, gelijkheid van kansen, veilig en gezond werk, en een gezinsvriendelijke organisatie van het werk. De Europese Raad kijkt uit naar de besprekingen over de mededeling van de Commissie over flexizekerheid, die moeten dienen om voor flexizekerheid een keuze aan trajecten uit te stippelen om te komen tot de juiste beleidsmix die is toegesneden op de behoeften van de arbeidsmarkt, waaronder een grotere arbeidsmarktparticipatie. Een meer levensloopgerichte benadering van arbeid is ook nodig om de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren en om een langer werkend bestaan en beroepsmobiliteit tijdens het gehele beroepsleven te bevorderen.


19. De Europese Raad bevestigt de noodzaak om de economische en sociale samenhang in de gehele Unie te versterken, en onderstreept de sleutelrol van de sociale partners daarin. De Europese Raad benadrukt het belang van de sociale dimensie van de EU. Hij memoreert in dat verband de sociale bepalingen van het Verdrag, en in het bijzonder zijn gehechtheid aan het daarin gestelde doel, bevordering van de werkgelegenheid en gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, zodat de onderlinge aanpassing daarvan op de weg naar de vooruitgang wordt mogelijk gemaakt. Om ervoor te zorgen dat de burgers van de Unie de Europese integratie blijven steunen, onderstreept de Europese Raad dat in de Lissabon-agenda meer rekening dient te worden gehouden met de gemeenschappelijke sociale doelstellingen van de lidstaten. De Europese Raad is in dat verband ingenomen met het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid en het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie. Ter versterking van de sociale samenhang onderstreept de Europese Raad dat armoede en sociale uitsluiting moeten worden bestreden, met name armoede onder kinderen, en dat alle kinderen gelijke kansen moeten krijgen. Er moet meer aandacht gaan naar actieve insluiting, dat wil zeggen naar het garanderen van toereikende minimuminkomsten voor iedereen, met dien verstande dat arbeid lonend moet zijn. Het verslag van de Commissie over de balans van de maatschappelijke werkelijkheid moet nieuwe stof leveren voor de besprekingen over sociale vraagstukken.


20. De demografische veranderingen stellen de lidstaten voor een complex geheel van onderling samenhangende uitdagingen. De oprichting van een "Alliantie voor het gezin" zal een podium verschaffen voor de uitwisseling van denkbeelden en kennis inzake gezinsvriendelijke maatregelen en goede praktijken tussen de lidstaten. De lidstaten zullen de verdere ontwikkeling van nieuw beleid voortzetten ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en ter bevordering van de rol van jongeren (met aandacht voor de overgang van school naar werksituatie), ouderen en laaggeschoolden als actieve deelnemers aan economie en arbeidsmarkt, met als doel hun potentieel om bij te dragen aan de economische en sociale ontwikkeling van onze samenlevingen optimaal te benutten. II. Betere regelgeving


21. Betere regelgeving blijft een belangrijk middel om bij te dragen aan het beleid ter versterking van het concurrentievermogen en ter ondersteuning van duurzame groei en werkgelegenheid. De Europese Raad benadrukt dat 2006 een flinke vooruitgang te zien heeft gegeven in de verbetering van het regelgevingsklimaat, en is ingenomen met het actieprogramma van de Commissie ter vermindering van de administratieve lasten in de EU. Hij beklemtoont dat er verdere inspanningen nodig zijn om de tot dusver bereikte resultaten te consolideren en daarop voort te bouwen.


22. De Europese Raad verzoekt de Commissie haar vereenvoudigingsprogramma regelmatig te actualiseren. Hij benadrukt dat er op dit gebied concrete resultaten gehaald moeten worden, zij het zonder verwaarlozing van de politieke oogmerken van regelgeving en met eerbiediging van het communautaire acquis; hij vraagt de Raad bijzondere aandacht te besteden aan de vereenvoudigingsvoorstellen die hij als prioritair beschouwt.


23. Er is grote vooruitgang geboekt op het gebied van betere wetgeving. De evaluatie van het door de Commissie gehanteerde systeem voor effectbeoordeling zal een hulpmiddel bieden om na te gaan hoe een en ander verder kan worden verbeterd, onder meer door meer rekening te houden met aspecten die relevant zijn voor het externe concurrentievermogen, als onderdeel van de pijler economische effecten. De Europese Raad ziet de instelling door de Commissie van een "dienst voor effectbeoordelingen" als een belangrijke stap om de kwaliteit van het effectbeoordelingssysteem verder te verbeteren. De Europese Raad benadrukt dat de Raad en het Europees Parlement vaker gebruik moeten maken van effectbeoordelingen. In het voorjaar van 2008 zal de Europese Raad op basis van een toetsing door de Commissie nagaan of er verdere maatregelen nodig zijn, rekening houdend met de verschillende keuzemogelijkheden, zoals het instellen van een groep onafhankelijke deskundigen die de instellingen van advies moet dienen aangaande hun werkzaamheden ten behoeve van betere regelgeving.


24. De Europese Raad onderstreept dat de terugdringing van de administratieve lasten een belangrijk middel is om de Europese economie te doen opleven, vooral door de impact ervan op het midden- en kleinbedrijf. Er moet een krachtige gezamenlijke inspanning worden geleverd om de administratieve lasten in de EU aanzienlijk te verminderen. De Europese Raad komt derhalve overeen dat de administratieve lasten ten gevolge van EU-wetgeving in 2012 met 25% verlaagd moeten zijn. Rekening houdend met de verschillende uitgangsposities en tradities verzoekt de Europese Raad de lidstaten om elk voor zich uiterlijk in 2008 binnen hun eigen bevoegdheidssfeer nationale streefcijfers met een vergelijkbaar ambitieniveau vast te stellen.


25. De Europese Raad verzoekt de Commissie derhalve om met de hulp van de lidstaten het actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten te starten, is het erover eens dat de berekening van de administratieve kosten van de communautaire wetgeving moet beginnen op de door de Commissie voorgestelde prioritaire terreinen, en roept de Raad en het Europees Parlement op speciaal voorrang te geven aan de in het actieprogramma vervatte maatregelen voor onmiddellijke actie, zodra de Commissie de voorstellen dienaangaande heeft ingediend, zodat zij zo vroeg mogelijk in 2007 aangenomen kunnen worden. Ook juicht de Europese Raad het toe dat de Commissie voornemens is om bij wijze van proefproject een onafhankelijk deskundigencomité in te stellen dat de Commissie en de lidstaten moet helpen bij de uitvoering van het actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten.


26. De Europese Raad vraagt de Raad jaarlijks de vorderingen in verband met alle aspecten van betere regelgeving te toetsen.

III. Een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid


27. De klimaatverandering is een uitdaging die metterdaad en met spoed moet worden aangegaan. Recente studies over dit onderwerp hebben bijgedragen tot een groter bewustzijn en een betere kennis van de gevolgen ervan op de lange termijn, onder meer voor de wereldwijde economische ontwikkeling, en uit deze studies is duidelijk naar voren gekomen dat onverwijld doortastend moet worden opgetreden. De Europese Raad wijst erop hoezeer het van belang is dat de strategische doelstelling inzake het beperken van de gemiddelde temperatuursstijging wereldwijd tot maximaal twee graden Celsius in vergelijking met het pre-industriële niveau wordt gehaald.


28. Aangezien energieproductie en -verbruik de voornaamste bronnen van broeikasgassen zijn, is een geïntegreerde aanpak van het klimaat- en het energiebeleid nodig om deze doelstelling te verwezenlijken. Bij die integratie moeten het energiebeleid en het klimaatbeleid elkaar ondersteunen. Dit principe indachtig en in een geest van solidariteit tussen de lidstaten moeten met het energiebeleid voor Europa (EBE) de volgende drie doelstellingen worden nagestreefd, waarbij de keuze van de lidstaten voor een energiemix en hun soevereiniteit inzake bronnen van primaire energie ten volle geëerbiedigd moeten worden:


- meer continuïteit van de energiebevoorrading;


- het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese economieën en van de beschikbaarheid van betaalbare energie;


- het bevorderen van milieuduurzaamheid en het bestrijden van klimaatverandering.

Klimaatbescherming


29. De Europese Raad wijst nadrukkelijk op de leidende rol van de EU in de internationale klimaatbescherming. Hij benadrukt dat een internationaal collectief optreden van cruciaal belang is voor een effectieve, efficiënte en billijke respons van voldoende omvang om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Daartoe moet tijdens de internationale klimaatconferentie van de VN, die eind 2007 begint en tegen 2009 afgerond moet zijn, een aanvang worden gemaakt met onderhandelingen over een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, die moet voortbouwen op de architectuur van het protocol van Kyoto en dat protocol moet verruimen, en tegelijk moet zorgen voor een billijk en soepel kader voor de breedst mogelijke participatie. In dat verband onderschrijft de Europese Raad de elementen die op 20 februari 2007 door de Raad (Milieu) zijn aangemerkt als essentiële onderdelen van een efficiënt en passend kader voor de periode na 2012, waaronder het verder ontwikkelen van een gedeelde visie om het einddoel van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering te bereiken, het robuuster maken en uitbreiden van de mondiale koolstofmarkten, de ontwikkeling, inzet en overdracht van de nodige technologie voor emissieverlaging, de nodige aanpassingsmaatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken, en maatregelen tegen ontbossing en tegen emissies van de internationale luchtvaart en het zeevervoer. Alle landen moeten worden verzocht om een bijdrage aan de inspanningen in het kader van dit raamverdrag, al naar gelang van hun verschillende verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten.


30. De Europese Raad herhaalt dat absolute emissiereductieverplichtingen de ruggengraat vormen van een wereldwijde koolstofmarkt. De ontwikkelde landen moeten het voortouw blijven nemen door zich te verbinden tot een collectieve vermindering van hun broeikasgasemissies tegen 2020, in de orde van grootte van 30% ten opzichte van 1990. Zij moeten dat ook doen om tegen 2050 hun emissies collectief te verminderen met 60 à 80% ten opzichte van 1990.


31. In dat verband hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een reductie van de broeikasgasemissies, tegen 2020, met 30% ten opzichte van 1990 als streefcijfer voor de EU, dat haar bijdrage zal vormen tot een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. Hij verzoekt deze landen voorstellen te doen betreffende hun respectieve bijdragen aan de overeenkomst voor de periode na 2012.


32. De Europese Raad beklemtoont dat de EU zich ertoe verbindt Europa om te vormen tot een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen en beslist dat de EU, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012 en zonder vooruit te lopen op haar positie in internationale onderhandelingen, vastbesloten en onafhankelijk de verbintenis aangaat om de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20% te verminderen ten opzichte van 1990.


33. De Europese Raad beslist dat met betrekking tot de bijdragen van de lidstaten een gedifferentieerde aanpak nodig is die gebaseerd is op billijkheid en transparantie en rekening houdt met nationale omstandigheden en de relevante referentiejaren voor de eerste verbintenisperiode uit hoofde van het Protocol van Kyoto. Hij erkent dat de toepassing van deze streefcijfers gebaseerd zal zijn op communautair beleid en een overeengekomen interne lastenverdeling en verzoekt de Commissie om, als basis voor verdere grondige besprekingen, in nauwe samenwerking met de lidstaten onmiddellijk te beginnen aan een technische analyse van de criteria, waarbij ook rekening wordt gehouden met sociaal-economische parameters en andere relevante en vergelijkbare parameters. De Europese Raad beklemtoont dat, gezien het grote belang van de energie-intensieve sector, kosteneffectieve maatregelen moeten worden genomen om het concurrentievermogen en het milieueffect van deze Europese industrieën te verbeteren.


34. De Europese Raad wijst op het toenemende aandeel van de ontwikkelingslanden in broeikasgasemissies en op de noodzaak voor deze landen om de toename van deze emissies tegen te gaan door de emissie-intensiteit van hun economische ontwikkeling te beperken overeenkomstig het algemene beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten. De Europese Raad is bereid tot verdere en intensievere ondersteuning van ontwikkelingslanden om deze minder kwetsbaar te maken en hun aanpassing aan de klimaatverandering te bevorderen.


35. Gezien de centrale rol van de emissiehandel in de langetermijnstrategie van de EU ter vermindering van de broeikasgasuitstoot verzoekt de Europese Raad de Commissie de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten tijdig te evalueren met het oog op meer transparantie en een aanscherping en verruiming van de werkingssfeer van de regeling, door bij de herziening van de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten te overwegen om het toepassingsgebied daarvan eventueel uit te breiden tot landgebruik, verandering in het landgebruik, bosbouw en oppervlaktevervoer.

De Europese Raad beklemtoont het belang van een efficiënt, veilig en duurzaam Europees vervoersbeleid. In dat verband is het van belang maatregelen te nemen om de milieuprestaties van het Europees vervoerssysteem te verhogen. De Europese Raad neemt nota van de werkzaamheden die de Commissie verricht betreffende de beoordeling van de externe kosten van het vervoer en de internalisering daarvan.

Energiebeleid


36. De opwarming van de aarde in combinatie met de noodzaak de continuïteit van de voorziening te waarborgen en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren, maken de invoering van een geïntegreerd energiebeleid waarbij initiatieven op Europees en op nationaal niveau met elkaar gecombineerd worden, voor de EU crucialer en dringender dan ooit tevoren. Als mijlpaal in de totstandbrenging van een energiebeleid voor Europa en als springplank voor verdere initiatieven hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een alomvattend actieplan voor energie voor de periode 2007-2009 (bijlage I), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie getiteld "Een energiebeleid voor Europa". De Europese Raad wijst erop dat de keuze van de lidstaten voor een bepaalde energiemix effecten kan hebben op de energiesituatie in andere lidstaten, en op het vermogen van de Unie om de drie doelstellingen van het energiebeleid voor Europa te verwezenlijken.


37. In het actieplan wordt omschreven hoe de interne gas- en elektriciteitsmarkt van de EU aanmerkelijk efficiënter kan worden gemaakt en voltooid kan worden, en hoe een onderling meer gekoppelde en geïntegreerde energiemarkt tot stand kan worden gebracht. In het plan wordt de benoeming van EU-coördinatoren voor vier prioritaire projecten van Europees belang voorgenomen. Ook de energievoorzieningszekerheid en de respons op mogelijke crisissen komen daarin als cruciale vraagstukken aan bod. Met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid wijst de Europese Raad erop dat het belangrijk is ten volle gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om de bilaterale samenwerking van de EU met alle leveranciers te verbeteren en te zorgen voor betrouwbare energiestromen in de Unie. Er worden duidelijke richtsnoeren aangereikt voor een doeltreffend Europees internationaal energiebeleid waarin Europa een gemeenschappelijk geluid laat horen. Er worden zeer ambitieuze streefcijfers bepaald inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en het gebruik van biobrandstoffen en er wordt toe opgeroepen een Europees strategisch plan op te stellen voor energietechnologie, inclusief technologie voor het milieuveilig afvangen en opslaan van koolstofdioxide, waarover van gedachten zal worden gewisseld tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2008.


38. De Europese Raad roept alle betrokken partijen op vastbesloten vaart te zetten achter de uitvoering van alle elementen van het actieplan, een en ander in overeenstemming met de daarin opgenomen bepalingen en voorwaarden. Hij verzoekt in het bijzonder de Commissie de in het actieplan gevraagde voorstellen zo spoedig mogelijk in te dienen.

Follow-up


39. In het licht van het geïntegreerde klimaat- en energiebeleid zal het Energieactieplan op geregelde tijdstippen worden geëvalueerd in het kader van een jaarlijkse toetsing door de Europese Raad van de geboekte vooruitgang en de behaalde resultaten bij de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid van de EU. De Commissie wordt verzocht begin 2009 een bijgewerkt strategisch energieoverzicht voor te leggen, dat als basis zal dienen voor het nieuwe Energieactieplan voor de periode vanaf 2010, dat in het voorjaar van 2010 door de Europese Raad moet worden aangenomen.
IV. Internationale betrekkingen


40. De Europese Raad bevestigt andermaal het strategische belang van de top EU-Afrika die in de tweede helft van 2007 zal worden gehouden. Hij is het komende Portugese voorzitterschap dankbaar dat het als gastheer voor deze top in december 2007 in Lissabon wil optreden.


41. De Europese Raad is ermee ingenomen dat er op 8 februari in Mekka een akkoord is bereikt over de vorming van een Palestijnse regering van nationale eenheid. Hij spreekt zijn waardering uit voor de rol van Saudi-Arabië en de Arabische leiders bij het tot stand brengen van Palestijnse verzoening. De EU is bereid samen te werken met een legitieme Palestijnse regering die een platform aanneemt dat de afspiegeling is van de beginselen van het Kwartet. Zij moedigt het Kwartet aan actief te blijven bijdragen aan het vredesproces in het Midden-Oosten.


42. De Europese Raad herhaalt vastbesloten te zijn de soevereiniteit, territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Libanon te versterken. Hij bevestigt zijn oproep tot algehele en spoedige uitvoering van resolutie 1701 en van alle andere relevante resoluties van de Veiligheidsraad. Hij herhaalt zijn gehechtheid aan de oprichting van het Speciale Tribunaal voor Libanon overeenkomstig resolutie 1664 van de Veiligheidsraad, en hij verzoekt alle leden van de internationale gemeenschap hieraan hun steun te verlenen. Hij prijst alle constructieve internationale bemiddelingspogingen, met name die van de secretaris-generaal van de Arabische Liga en van Saudi-Arabië, die erop gericht zijn een oplossing te vinden voor de huidige politieke crisis in het land. Hij benadrukt dat de afspraken die zijn gemaakt tijdens de internationale conferentie "Parijs III", moeten worden nagekomen.


---

BIJLAGE I

ACTIEPLAN VAN DE EUROPESE RAAD (2007 - 2009)

EEN ENERGIEBELEID VOOR EUROPA (EBE)

Het Actieplan bevat de volgende prioritaire acties, waarvan er sommige tot meer dan één van de drie doelstellingen van het EBE kunnen bijdragen. De nieuwe maatregelen moeten rekening houden met de beginselen van betere regelgeving, met name wat de effectbeoordelingen betreft.

I. Interne markt voor gas en elektriciteit


1. Onder verwijzing naar het Commissieverslag over de interne markt en het eindverslag naar aanleiding van het bedrijfstakonderzoek van de gas- en elektriciteitsmarkten, en met als doel het concurrentievermogen te versterken, een effectieve regulering te waarborgen en investeringen ten voordele van de consumenten aan te moedigen:


- bevestigt de Europese Raad andermaal dat hij als eerste stap ter verwezenlijking van deze doelstelling streeft naar een tijdige en volledige uitvoering, naar de letter en de geest, van de bestaande internemarktwetgeving inzake de openstelling van de gas- en elektriciteitsmarkten, aangezien een echte, concurrerende, onderling verbonden en eengemaakte Europese interne energiemarkt, met belangrijke voordelen zowel voor het concurrentievermogen als voor de EU-consumenten en met een verhoogde voorzieningszekerheid, nog niet tot stand is gebracht;


- wijst hij op de wisselwerking tussen investeringsbeslissingen en de ontwikkeling van het regelgevingskader, en is hij derhalve van oordeel dat toekomstige maatregelen met gevolgen voor de interne markt op zodanige wijze moeten worden uitgewerkt en uitgevoerd dat er een positief kader voor de broodnodige investeringen wordt gecreëerd;


- rekening houdend met de kenmerken van de gas- en elektriciteitssector en van de nationale en regionale markten, besluit hij dat het volgende nodig is:
* een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en de netwerkexploitatie, anderzijds (ontbundeling), waarbij wordt uitgegaan van op onafhankelijke wijze geleide en naar behoren gereguleerde
netwerkexploitatiesystemen die gelijke, open toegang tot transmissie-infrastructuur en onafhankelijke besluitvorming over infrastructuurinvesteringen waarborgen;

* een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van nationale energietoezichthouders;
* de oprichting van een onafhankelijk mechanisme voor nationale toezichthouders met het oog op samenwerking en besluitvorming inzake belangrijke grensoverschrijdende kwesties;
* de instelling van een nieuw communautair mechanisme voor transmissienetbeheerders met het oog op een betere coördinatie van de netwerkexploitatie en een verhoogde veiligheid van het net, op basis van bestaande samenwerkingspraktijken;
* een efficiënter en geïntegreerd systeem voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en exploitatie van het net, inclusief de opstelling van technische normen;

* een verhoogd concurrentievermogen en een betere voorzieningszekerheid door de integratie van nieuwe krachtcentrales in het elektriciteitsnet in alle lidstaten te vergemakkelijken, en met name door nieuwkomers op de markt aan te moedigen;

* relevante investeringssignalen die bijdragen tot de efficiënte en veiligere exploitatie van het hoofdnet;

* een verhoogde transparantie in de verrichtingen van de energiemarkt;

* een betere bescherming van de consument, bijvoorbeeld door de opstelling van een "handvest van de energieconsument".

De Europese Raad verzoekt de Commissie bovendien:
* tijdig vóór de zitting van de Raad (Energie) in juni aanvullende verduidelijkingen te verstrekken in verband met de voorgenomen essentiële maatregelen en de gevolgen ervan;
* samen met de lidstaten middellange en langetermijnramingen op te stellen in verband met de vraag naar en het aanbod van gas en elektriciteit, en te bepalen welke aanvullende investeringen er nodig zijn om in de strategische behoeften van de EU te voorzien;
* het effect van verticaal geïntegreerde energiebedrijven uit derde landen op de interne markt te beoordelen, en na te gaan hoe het wederkerigheidsbeginsel moet worden toegepast;
* de toegang tot de opslag van gas in de EU te beoordelen.

De Europese Raad verzoekt de Commissie de desbetreffende voorstellen in te dienen, onder meer, waar mogelijk, door de ontwikkeling van bestaande wetgeving.


2. De Europese Raad bevestigt andermaal de noodzaak van een verbeterde regionale grensoverschrijdende uitwisseling en een versnelde ontwikkeling van regionale samenwerking op energiegebied, waarbij tegelijkertijd het hoofd geboden wordt aan de uitdagingen van de perifere energiemarkten en de integratie van regionale energiemarkten in, en de verdere ontwikkeling van, de interne markt van de EU worden vergemakkelijkt, met name door interconnectie, en er rekening moet worden gehouden met de integratie van hernieuwbare onshore- en offshore-energiebronnen, en hij:


- verwelkomt, als een eerste stap, het voornemen van de Commissie om, indien nodig, overeenkomstig artikel 10 van Beschikking nr. 1364/2006/EG Europese coördinatoren te benoemen om vaart te zetten achter de meest kritieke prioritaire projecten van Europees belang ; hij wijst er echter op dat er nieuwe projecten nodig zijn om een adequate interconnectie van met name geïsoleerde energiemarkten tot stand te brengen, en verzoekt de betrokken lidstaten om uiterlijk in 2010 ten minste 10% van de interconnectiecapaciteit voor elektriciteit en gas te realiseren. Hiertoe dienen de betrokken lidstaten hun bilaterale samenwerking te versterken, bijvoorbeeld door adequate richtsnoeren op te stellen;


- verzoekt de Commissie voorstellen ter stroomlijning van de goedkeuringsprocedures in te dienen.

II. Voorzieningszekerheid


3. Teneinde in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij te dragen tot de voorzieningszekerheid, met name bij een crisis in de energievoorziening,


- benadrukt de Europese Raad dat de voorzieningszekerheid zowel voor de EU in haar geheel als voor elke lidstaat moet worden bevorderd door:

* een effectieve diversificatie van energiebronnen en transportroutes, die tevens zal bijdragen tot een beter concurrerende interne energiemarkt;

* de ontwikkeling van effectievere mechanismen voor een respons op crises, op basis van wederzijdse samenwerking en met name voortbouwend op bestaande mechanismen, waarbij, na een grondige analyse van de bestaande middelen, een brede waaier aan opties in ogenschouw wordt genomen, rekening wordt gehouden met de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun binnenlandse vraag en er een passend gebruik wordt gemaakt van het waarschuwingsvermogen van het netwerk van correspondenten voor de continuïteit van de energievoorziening;

* een grotere transparantie van de oliegegevens, alsmede een evaluatie van de infrastructuur voor olieleveringen en van de olievoorradenmechanismen in de EU, die een aanvulling vormen op het IEA-crisismechanisme, in het bijzonder met betrekking tot de beschikbaarheid ervan bij een crisis;

* een grondige analyse van de beschikbaarheid en de kosten van gasopslaginstallaties in de EU;

* een beoordeling van het effect van de huidige en potentiële energie-invoer en van de voorwaarden van gerelateerde netwerken op de voorzieningszekerheid van elke lidstaat;
* de oprichting van een Energie-observatorium binnen de Commissie.

III. Internationaal energiebeleid


4. Er moet vaart worden gezet achter de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering van het externe energiebeleid door het aangaan van dialogen en partnerschappen tussen producerende en afnemende landen, tussen afnemende landen onderling en tussen afnemende en doorvoerende landen, onder meer in het kader van organisaties als de OPEC. De Europese Raad ziet daartoe de volgende elementen als essentieel voor de verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk geluid dat de EU bij het ondersteunen van de drie energiebeleidsdoelstellingen laat horen:
* het onderhandelen over en het afronden van een vervolgovereenkomst op de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Rusland, vooral met betrekking tot energievraagstukken ;
* het versterken van de betrekkingen van de EU met Centraal-Azië, de regio's van de Kaspische en de Zwarte Zee, met het oog op een verdere diversificatie van bronnen en routes;
* het versterken van partnerschap en samenwerking op basis van de bilaterale energiedialogen met de VS, alsook met China, India, Brazilië en andere opkomende economieën, waarbij de nadruk wordt gelegd op de vermindering van broeikasgassen, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en energietechnologieën met geringe emissie, in het bijzonder het afvangen en opslaan van kooldioxide;
* het toezien op de uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap, met het oog op de verdere ontwikkeling en mogelijke uitbreiding ervan tot Noorwegen, Turkije, Oekraïne en Moldavië;

* de volledige benutting van de instrumenten in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid;

* het versterken van de energiebetrekkingen met Algerije, Egypte en andere producerende landen in de Machrek/Maghreb-regio ;
* het aangaan van een bijzondere energiedialoog met Afrikaanse landen, waarbij een beroep wordt gedaan op communautaire instrumenten teneinde gedecentraliseerde hernieuwbare energiebronnen in het bijzonder en de energietoegankelijkheid en energieduurzaamheid in het algemeen in deze regio te bevorderen, alsmede een energie-infrastructuur van gemeenschappelijk belang;
* het bevorderen van de toegang tot energie in de context van de Commissie voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN-CDO).

IV. Energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen


5. De Europese Raad is zich ervan bewust dat de vraag naar energie toeneemt, dat de energieprijzen stijgen en dat een krachtig en tijdig gemeenschappelijk internationaal optreden inzake klimaatverandering nuttig is, vertrouwt erop dat een aanzienlijke ontwikkeling van de energie-efficiëntie en van hernieuwbare energiebronnen de continuïteit van de energievoorziening zal verbeteren, de verwachte stijging van de energieprijzen zal ombuigen en de uitstoot van broeikasgassen zal doen dalen, overeenkomstig de ambities van de EU voor de periode na 2012, en benadrukt dat de hieronder genoemde energiebesparingsdoelstelling en streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen en biobrandstoffen moeten worden gerealiseerd, zodat de inspanningen en de voordelen eerlijk en rechtvaardig over de lidstaten worden verdeeld, een en ander met inachtneming van de verschillende nationale omstandigheden, uitgangsposities en mogelijkheden.


6. De Europese Raad, gezien dit alles,


- beklemtoont dat de energie-efficiëntie in de EU moet worden verhoogd teneinde te komen tot een besparing van 20% ten opzichte van de prognoses voor 2020, overeenkomstig de raming die de Commissie maakt in haar Groenboek over energie-efficiëntie, en dringt er bij de lidstaten op aan daarbij goed gebruik te maken van hun nationale energie-efficiëntieplannen,


- roept op tot een volledige en snelle uitvoering van de vijf ambitieuze hoofdprioriteiten van de conclusies van de Raad van 23 november 2006^ over het actieplan van de Commissie inzake energie-efficiëntie, over energie-efficiënt vervoer, dynamische minimumvereisten inzake efficiëntie voor energieverbruikende apparatuur, energie-efficiënt en energiebesparend gedrag van energieverbruikers, energietechnologie en -innovaties en energiebesparing van gebouwen;


- verzoekt de Commissie spoedig voorstellen in te dienen opdat uiterlijk 2008 strengere energie-efficiëntievoorschriften inzake kantoor- en straatverlichting, en uiterlijk 2009 inzake gloeilampen en andere vormen van verlichting in particuliere huishoudens kunnen worden aangenomen;


- juicht het voornemen van de Commissie toe in 2007 een voorstel in te dienen voor een nieuwe internationale overeenkomst over energie-efficiëntie, met als doel te komen tot gemeenschappelijke wereldomvattende inspanningen, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, waarbij geldt dat deze overeenkomst een aanvulling moet zijn op het energie-efficiëntiebeleid van de EU;


- steunt het gebruik van internationale onderhandelingen om duurzame productiemethoden aan te moedigen en om internationale handel in milieu- en energie-efficiënte goederen en diensten te stimuleren;


- roept op tot een spoedige herziening van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor milieubescherming en andere communautaire instrumenten ter zake die stimulansen kunnen bieden, opdat deze richtsnoeren de doelstellingen van de Gemeenschap inzake energie en klimaatverandering beter ondersteunen.


7. De Europese Raad bevestigt de langetermijnverbintenis van de Gemeenschap om na 2010 duurzame energiebronnen op EU-niveau te ontwikkelen, benadrukt dat alle soorten hernieuwbare energiebronnen, bij kostenefficiënt gebruik, tegelijkertijd tot voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid bijdragen, en acht het van cruciaal belang een duidelijk signaal te doen uitgaan naar industrie, investeerders, innovatoren en onderzoekers. Om die redenen hecht hij, met inachtneming van de uiteenlopende nationale omstandigheden, uitgangsposities en mogelijkheden, zijn goedkeuring aan de volgende streefcijfers:


- een bindend streefcijfer van 20% voor het aandeel hernieuwbare energie in het totale EU-energiegebruik tegen 2020;


- een bindend minimumstreefcijfer van 10% dat alle lidstaten moeten halen voor het aandeel biobrandstoffen in het totale EU-gebruik van olie en diesel in de vervoersector, uiterlijk in 2020; de invoering hiervan dient op een kostenefficiënte manier te geschieden. Het bindende karakter van dit streefcijfer is opportuun, mits de productie duurzaam is, biobrandstoffen van de tweede generatie commercieel beschikbaar worden en de richtlijn over brandstofkwaliteit dienovereenkomstig wordt gewijzigd zodat er passende niveaus voor het mengen mogelijk worden.

Op basis van het globale streefcijfer voor hernieuwbare energiebronnen moeten, met de volledige betrokkenheid van de lidstaten, naar behoren rekening houdend met een billijke en adequate toewijzing naar gelang van de verschillende nationale uitgangspunten en mogelijkheden, waaronder begrepen het bestaande niveau aan hernieuwbare energiebronnen en inzake energiemix (zie de punten 10 en 11), en met inachtneming van het minimumstreefcijfer voor biobrandstoffen in elke lidstaat, gedifferentieerde nationale globale streefcijfers worden vastgesteld, waarbij de lidstaten per sector (elektriciteit, verwarming, koeling, biobrandstoffen) specifieke nationale streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen kunnen vaststellen.

Met het oog op het halen van die streefcijfers vraagt de Europese Raad om:


- een samenhangend algemeen kader voor hernieuwbare energiebronnen dat kan worden vastgesteld op basis van een in 2007 door de Commissie in te dienen voorstel voor een nieuwe alomvattende richtlijn inzake het gebruik van alle hernieuwbare energiebronnen. Dit voorstel moet stroken met andere communautaire wetgeving en zou bepalingen kunnen bevatten met betrekking tot:

= de globale nationale streefcijfers van de lidstaten;

= nationale actieplannen met sectorale streefcijfers en maatregelen om hieraan te voldoen; en aan

= criteria en bepalingen om te zorgen voor een duurzame productie en een duurzaam gebruik van bio-energie en om conflicten te vermijden tussen de verschillende wijzen waarop biomassa wordt gebruikt,


- een grondige en spoedige uitvoering van de maatregelen waarop de nadruk is gelegd in de Raadsconclusies van juni 2006^ over het Actieplan biomassa van de Commissie, met name wat de demonstratieprojecten voor biobrandstoffen van de tweede generatie betreft;


- verzoekt de Commissie het potentieel aan grensoverschrijdende en in de EU aanwezige synergieën en interconnectie met het oog op het globale streefcijfer inzake hernieuwbare energie te onderzoeken, en daarbij ook oog te hebben voor de situatie van de landen en regio's die grotendeels afgezonderd zijn van de energiemarkt van de EU;


- verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten hernieuwbare energiebronnen, te ontwikkelen, bijvoorbeeld via een uitgebreid forum inzake hernieuwbare energiebronnen, en de uitwisseling van de beste praktijken te bevorderen.


8. De Europese Raad benadrukt de centrale rol die de emissiehandel moet spelen bij de langetermijndoelen van de EU voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen, en wijst met klem op het belang van een evaluatie van de regeling voor de emissierechtenhandel om tot een verbeterde EU-ERH-regeling te komen die een op de markt gebaseerd, kosteneffectief instrument biedt waarmee tegen minimale kosten (ook wat betreft energie-intensieve industrieën) emissies kunnen worden teruggedrongen en waarmee een grote bijdrage tot de globale streefcijfers van de EU kan worden geleverd.

V. Energietechnologieën


9. De Europese Raad erkent dat onderzoek op energiegebied moet worden versterkt, met name om het concurrentievermogen van duurzame energiebronnen, en vooral de hernieuwbare, en koolstofarme technologieën op te voeren en de verdere ontwikkeling van technologieën op het gebied van energie-efficiëntie te bevorderen, en hij verwelkomt het voornemen van de Commissie om in 2007 een Europees strategisch plan voor energietechnologie in te dienen, dat uiterlijk tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2008 moet worden besproken.


10. De Europese Raad is zich bewust van de enorme potentiële voordelen wereldwijd van een duurzaam gebruik van fossiele brandstoffen en hij:


- benadrukt hoe belangrijk het is dat het opwekkingsrendement en de schone fossielebrandstoftechnologieën wezenlijk worden verbeterd;


- roept de lidstaten en de Commissie op te ijveren voor de versterking van O&O en de ontwikkeling van het technische, economische en regelgevende kader dat nodig is om de technologie voor het milieuveilig afvangen en opslaan van kooldioxide in te zetten bij nieuwe, met fossiele brandstoffen gestookte krachtcentrales, indien mogelijk tegen 2020, tot ontwikkeling te brengen;


- is ermee ingenomen dat de Commissie een mechanisme tot stand wil brengen om de bouw en de werking van een 12-tal demonstratiecentrales van duurzame fossielebrandstoftechnologieën in commerciële stroomopwekking tegen 2015 te stimuleren.


11. De Europese Raad, erop wijzend dat het EBE de keuze van de energiemix door de lidstaten geheel onverlet laat,


- neemt er nota van dat in de opvatting van de Commissie kernenergie mede tegemoet komt aan de groeiende bezorgdheid omtrent de zekerheid inzake energievoorziening en CO -emissiereductie, met dien verstande, dat ervoor gezorgd moet worden nucleaire veiligheid en zekerheid een cruciaal belang in het besluitvormingsproces toe te kennen;


- bevestigt dat elke lidstaat zelf moet beslissen of hij al dan niet een beroep doet op kernenergie; hij benadrukt dat daarbij de nucleaire veiligheid en het beheer van radioactief afval verder moeten worden verbeterd en te dien einde
* steunt hij O&O inzake afvalbeheer, met name in het kader van het 7e kaderprogramma voor onderzoek;

* en ziet hij mogelijkheden tot de instelling van een groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid en afvalbeheer.


- stelt voor dat er een breed debat gevoerd wordt tussen alle belanghebbende partijen over de mogelijkheden en risico's van kernenergie.


---

BIJLAGE II

LIJST VAN DOCUMENTEN DIE AAN DE EUROPESE RAAD WORDEN VOORGELEGD


1. LISSABONSTRATEGIE VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID

Mededeling van de Commissie aan de Europese voorjaarsraad - Uitvoering van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid - "Een jaar van goede resultaten" (DEEL I/IV)
5074/07 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 (en)

Aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad inzake de actualisering voor 2007 van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap en inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
6881/07

Kernpuntennota - Bijdrage van de Raad (ECOFIN) aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad 2007
6862/07

Kernpuntennota (KPN) - Bijdrage van de Raad Concurrentievermogen aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad 2007
6560/07

Kernpuntennota van de Raad EPSCO voor de Europese Raad
6705/07

Kernpuntennota voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op het gebied van onderwijs en opleiding
5625/07

Kernpuntennota voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op het gebied van jeugdbeleid
5841/07

Conclusies van de Raad over de bijdrage van de vervoerssector aan de Strategie van Lissabon

5804/07

Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2006/2007
6706/07

Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie
2007

Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie
2007

6694/07 + ADD 1

Verslag van de Commissie over de gelijkheid van vrouwen en mannen -
2007

6205/07

Mededeling van de Commissie: "Balans van de sociale realiteit" Interimverslag aan de Europese voorjaarsraad 2007
6855/07

Mededeling van de Commissie: "Een interne markt voor de burger"
- Tussentijds verslag voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2007

6181/07


2. BETERE REGELGEVING

Betere regelgeving in de Europese Unie: een strategische evaluatie
15510/06

Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU
5924/07 + ADD 1 + ADD 2

Bijdrage van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad van het voorjaar van 2007

- Conclusies van de Raad
6874/07


3. KLIMAAT- EN ENERGIEBELEID

Mededeling van de Commissie: "Een energiebeleid voor Europa"
5282/07

Mededeling van de Commissie: "De wereldwijde klimaatverandering beperken tot 2 graden Celsius - Het beleid tot 2020 en daarna"
5422/07 + ADD 1 + ADD 2

Bijdrage van de Raad (Energie) aan de Europese Raad van het voorjaar van 2007

- Conclusies van de Raad
6453/07

EU-doelstellingen voor de verdere ontwikkeling van de internationale klimaatregeling voor de periode na 2012 - Conclusies van de Raad (Milieu)

6621/07

Kernpuntennota van de Raad (Milieu) aan de voorjaarsbijeenkomst 2007 van de Europese Raad

6629/07


---


---

Prioritaire projecten van Europees belang zijn opgesomd in Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad. Met betrekking tot coördinatoren en onverminderd verdere benoemingen neemt de Raad er nota van dat de Commissie in haar mededeling de volgende projecten voor ogen heeft: de "Power-Link" tussen Duitsland, Polen en Litouwen; aansluiting op offshorewindparken in Noord-Europa; interconnectie van elektriciteitsnetten in Frankrijk en Spanje; en de Nabucco-pijpleiding die gas moet aanvoeren van de Kaspische Zee naar Midden-Europa.

Met deze formulering wordt niet vooruitgelopen op de lopende bespreking van het onderhandelingsmandaat voor de vervolgovereenkomst op de PSO.

Rekening houdend met de RAZEB-conclusies van 22 januari 2007 (5463/07).


15210/06.

doc. 9669/06.