Overdrachtsbelasting. Verkrijging door verdeling
Besluit | 01-03-2007 | nr CPP06-372
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Brieven & beleidsbesluiten
Besluit van 1 maart 2007, nr. CPP2006/372M, Stcrt. nr. 48
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 22 maart 1979, nr. 279-2925 en bevat een goedkeuring voor een situatie waarin een onroerende zaak wordt verdeeld. Met dit besluit wordt geen beleidswijziging beoogd. Het genoemde besluit wordt ingetrokken.
1. Gebruikte begrippen en afkortingen
WBR
Wet op belastingen van rechtsverkeer
AWR
Algemene wet inzake rijksbelastingen
NV
Naamloze vennootschap
BV
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. Goedkeuring bij verdeling na inbreng in een vennootschap
Een onroerende zaak kan toebehoren aan twee of meer deelgenoten. In de artikelen 7 en 12 van de WBR is een regeling opgenomen voor een verkrijging door een verdeling in de zin van artikel 182 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Hetgeen bij een verdeling wordt toegedeeld wordt geacht voor het geheel te zijn verkregen (artikel 7 van de WBR). De waarde van de verkrijging wordt verminderd met de waarde van het aandeel in de verdeelde goederen van de verkrijger of van zijn rechtsvoorganger onder algemene titel (artikel 12 van de WBR). De vermindering geldt niet als de gerechtigdheid tot de verdeelde goederen is ontstaan door inbreng in een vennootschap met toepassing van de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de WBR (artikel 12, derde lid, van de WBR).
Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, 2°, van de WBR betreft de vrijstelling voor de verkrijging door een nieuw opgerichte NV of BV door omzetting van een onderneming (de omzettingsvrijstelling).
Als bij een latere verdeling de onroerende zaak wordt toegedeeld aan de NV of BV, wordt de NV of BV geacht de onroerende zaak voor het geheel te hebben verkregen. Vermindering op grond van artikel 12 van de WBR is niet mogelijk door de toegepaste omzettingsvrijstelling. Als de onderneming niet zou zijn omgezet, is bij toedeling aan een deelgenoot onder omstandigheden wel vermindering mogelijk op grond van artikel 12 van de WBR. De faciliteit is aldus uitsluitend door de omzetting van de onderneming verloren gegaan. Dit acht ik niet redelijk.
Goedkeuring
Gelet op het bovenstaande ben ik voornemens een wetsvoorstel tot aanpassing van artikel 12, derde lid, van de WBR in te dienen. Vooruitlopend op wetgeving keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR het volgende goed. Als na toepassing van de omzettingsvrijstelling bij een verdeling de onroerende zaak voor het geheel wordt toebedeeld aan de NV of BV, kan de waarde van de verkrijging worden verminderd met die van het aandeel in de onroerende zaak waartoe de vennootschap na de omzetting van de onderneming was gerechtigd. De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarde. Degene die bij de omzetting zijn aandeel in de onroerende zaak in de NV of BV heeft ingebracht, heeft dit aandeel destijds niet verkregen op grond van een inbreng als omschreven in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, 1 , van de WBR.
De goedkeuring vervalt, voor zover bij een toekomstige overdracht van de onroerende zaak, over het bedrag van de tegemoetkoming aanspraak wordt gemaakt op vermindering van overdrachtsbelasting, zoals ingevolge artikel 9, vierde lid, en artikel 13 van de WBR.
3. Ingetrokken regelingen
Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
- 22 maart 1979, nr. 279-2925
4. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 1 maart 2007.
De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
Mr. J. Thunnissen.
Meer informatie
*
* Bijlage | 08-03-2007 | PDF bestand, 18.0 kb
Ministerie van Financiën