Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda Europese Raad d.d. 8 en 9 maart 2007
05-03-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de
geannoteerde agenda aan van de Europese Raad die op 8 en 9 maart a.s.
plaatsvindt.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007
Hieronder volgt de Nederlandse inzet voor de Voorjaarsraad van 8-9
maart aanstaande, zoals deze door het kabinet is goedgekeurd op 2
maart j.l., gevolgd door paragrafen over de Verklaring van Berlijn en
het Transatlantisch partnerschap.
I. Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid
Beeld van de voortgang
De vernieuwde Lissabonstrategie heeft vruchten afgeworpen en er mede
toe bijgedragen dat lidstaten de nodige voortgang hebben bereikt met
de noodzakelijke hervormingen in Europa. Nederland ondersteunt de
gedachte dat meer Europese samenwerking nodig is om de
concurrentiekracht van de EU te versterken.
Nederland verwelkomt het voortgangsrapport van de Commissie dat voor
de Voorjaarsraad is opgesteld. Er wordt een goed beeld geschetst van
de voortgang van de uitvoering van de Lissabonstrategie. De Commissie
noemt de voortgang op Communautair niveau bevredigend en beoordeelt de
voortgang in de lidstaten als bemoedigend, alhoewel ze tegelijkertijd
constateert dat prestaties verschillen per lidstaten en per
beleidsterrein. De Commissie benadrukt dat extra inspanningen
noodzakelijk zijn om de bestaande doelstellingen van 70%
arbeidsparticipatie en de 3% R&D in 2010 te realiseren. Nederland
heeft vorig jaar aangegeven zijn bijdrage te willen leveren aan de
EU-doelstelling voor R&D door zelf nationaal ook een doelstelling van
3% na te streven. Op het terrein van arbeidsparticipatie voldoet
Nederland al aan de EU-doelstelling van 70%. Om de doelstelling voor
de EU binnen bereik te brengen meent Nederland dat er met name extra
maatregelen gewenst zijn op het terrein van het vergroten van de
concurrentie, het versterken van de activerende werking van de sociale
zekerheid en het vergroten van het aanpassingsvermogen van de
arbeidsmarkt, daar hier nog relatief weinig vooruitgang is geboekt.
Verder ligt de focus in het voortgangsrapport van de Commissie terecht
op implementatie en niet op het formuleren van nieuwe nationale
doelstellingen en zijn de prioritaire actiepunten voor 2007 goed
gekozen. Tot slot is het goed dat de Commissie dit jaar voorstelt om
landenspecifieke aanbevelingen vast te stellen over de voortgang per
lidstaat, waarbij zij ook durft te differentiëren tussen lidstaten.
Landenspecifieke aanbeveling voor Nederland
De Commissie stelt één landenspecifieke aanbeveling voor Nederland,
namelijk: "het verbeteren van het arbeidsaanbod, in het bijzonder van
vrouwen, ouderen en kwetsbare groepen". Daarnaast benoemt de Commissie
een drietal terreinen waarop zij de voortgang in Nederland komend jaar
nauwlettend zal volgen met het oog op mogelijke aanbevelingen volgend
jaar. Het betreft: (1) maatregelen om private investeringen in R&D te
verhogen, (2) verdere actie om de afspraken van de Europese
Voorjaarsraad van 2006 na te komen, met name het creëren van één
overheidsloket voor ondernemingen die een eerste werknemer willen
aannemen, en (3) verdere prikkels ter verhoging van het gewerkte
aantal uren in de economie. Nederland kan instemmen met zowel de
landenspecifieke aanbeveling als de drie aandachtspunten. Nederland
heeft het afgelopen jaar al extra maatregelen genomen om zowel de
arbeidsdeelname als investeringen in R&D te verhogen. Het
coalitieakkoord van het nieuwe kabinet bevat belangrijke
beleidsmaatregelen voor het verder verhogen van de participatie
(inclusief voor vrouwen, ouderen en kwetsbare groepen) en voor een
meer innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. Met
betrekking tot het uitvoeren van de acties die zijn afgesproken
tijdens de Europese Voorjaarsraad maakte Nederland al voortgang.
Nederland moet echter een impuls geven aan de totstandkoming van één
overheidsloket voor het aannemen van de eerste werknemer. De overgang
van zelfstandig ondernemerschap naar werkgeverschap dient verder te
worden gefaciliteerd. Het uiteindelijke doel daarbij is om het
mogelijk te maken voor ondernemers om op één plaats alle formaliteiten
te voldoen voor het aannemen van de eerste werknemer.
Versterken van de zeggenschap
De Commissie roept lidstaten die nog geen nationale
Lissaboncoördinator op politiek niveau hebben aangewezen op dat nu wel
te doen, om zo de strategie beter politiek te verankeren. Het kabinet
heeft besloten om gevolg te geven aan deze oproep en -naast de
bestaande ambtelijke Lissaboncoördinator- een nationale
Lissaboncoördinator aan te wijzen op politiek niveau, in de persoon
van de Minister van Economische Zaken.
Prioritaire beleidsacties voor 2007
De vier uitdagingen (kennis en innovatie, ondernemingsklimaat,
arbeidsmarkt en energie en klimaat), zoals beschreven in het rapport
en de daaraan gekoppelde acties op zowel communautair als op nationaal
niveau zijn urgent en worden door Nederland onderschreven. In dit
standpunt zal hier kort op worden ingegaan.
Kennis en innovatie
Vorig jaar hebben de EU regeringsleiders in Lahti over de brede
innovatie strategie van de Commissie gesproken. Nederland steunt deze
strategie, die recht doet aan het feit dat goed functionerende
markten, inclusief een goed functionerende interne markt, een
efficiënt mededingingsbeleid en betere regelgeving belangrijke
aanjagers zijn van innovatie.
Een goed werkend octrooisysteem ziet Nederland als één van de
sleutelvoorwaarden voor een dynamische kenniseconomie. Er moeten op
korte termijn oplossingen komen ter verbetering van het huidige
systeem (European Patent Litigation Agreement, Londenprotocol), met
als uiteindelijk doel een Gemeenschapsoctrooi .
Verder kan een Europees Instituut voor Technologie (EIT) een
belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van de kennisdriehoek
onderwijs, onderzoek en innovatie. Een belangrijk openstaand punt is
echter de financiering van een EIT. De afgesproken plafonds van de
Financiële Perspectieven dienen te worden gerespecteerd. Verder is
duidelijk dat zonder substantiële participatie vanuit het
bedrijfsleven een EIT geen kans van slagen heeft. Ook zullen
voorstellen van het EIT op basis van het excellentie-criterium moeten
meedingen in concurrentie met voorstellen van andere projectindieners.
Voorts roept het voorliggende EIT-voorstel juridische vragen op over
de verenigbaarheid van de verlening van graden en diploma's door het
EIT met betrekking tot de bevoegdheden van de EU op onderwijsterrein.
Tot slot is het niet opportuun om, gelet op de vele onzekerheden die
resteren rondom het EIT, nu al een datum vast te stellen waarop het
EIT operationeel is.
De Joint Technology Initiatives (JTI's) kunnen een belangrijke rol
spelen in het ontwikkelen van excellentie in Europa op een aantal
sleutelgebieden en zo een stevige impact hebben op het groeivermogen
van de Europese economie. Een snelle start van JTIs is gewenst, in het
bijzonder van de JTIs op het gebied van nano elektronica en embedded
systems, waarbij vooral de koppeling tussen beide essentieel is, en
het JTI voor `innovative medicines'. Het steunen van mogelijke JTI's
op de andere onderwerpen die de Commissie voorstelt is mede
afhankelijk van de toegankelijkheid voor het Nederlandse
bedrijfsleven.
Het initiatief van de Commissie om voor veelbelovende gebieden (die de
potentie hebben als `lead markets') zoals milieu, gezondheid,
veiligheid en vervoer een omvattende strategie te ontwikkelen kan
worden gesteund, al is verdere verduidelijking van het concept
gewenst. Bij veelbelovende gebieden kan in het bijzonder gedacht
worden aan eco-innovatie zoals `low carbon technologies' (waaronder
schoon fossiel), hernieuwbare en energie besparende technologieën.
Voor de tijdige en effectieve implementatie van de dienstenrichtlijn
is het van essentieel belang dat de Commissie al in de fase van
implementatie de lidstaten een platform biedt waar de nationale
experts ervaringen kunnen uitwisselen en waar de Commissie een
begeleidende, faciliterende rol vervult met het oog op de gelijke
wijze van uitvoering in alle lidstaten.
Meer in het algemeen kan worden gesteld dat de Europese interne markt
een essentiële factor vormt in de versterking van de Europese
concurrentiekracht en de bevordering van groei en werkgelegenheid. In
het verlengde daarvan hecht Nederland aan de aankomende interne markt
review, waarbinnen een systematische beoordeling van het functioneren
van goederen- en dienstenmarkten een belangrijke rol speelt. Met
behulp van een systematische beoordeling kunnen resterende interne
markt barrières worden opgespoord en kan tijdig worden vastgesteld of
bestaande instrumenten goed werken dan wel tekortschieten en
verbetering behoeven. Het is in het belang van burgers en ondernemers
dat de nadruk komt te liggen op het beter laten functioneren van de
markten. Nederland kan het interim rapport van de Commissie dan ook
verwelkomen. Het interim rapport vormt de opmaat naar het eindrapport
en de concrete voorstellen die de Commissie voor dit najaar heeft
aangekondigd.
Nederland verwelkomt de komende mededeling van de Commissie over
cultuur en economie, vanwege het groeiende belang van de creatieve
bedrijfstakken. Zoals eerder door Nederland aangegeven is de inzet
erop gericht om de economische benutting van creativiteit te verhogen,
de financiële condities voor creatieve bedrijven te vergroten,
internationalisering aan te moedigen en het management verder te
professionaliseren.
Werkgelegenheid en sociaal beleid
De Commissie benadrukt in het voortgangsrapport terecht het belang van
het combineren van flexibiliteit en zekerheid. Nederland ziet uit naar
de Commissiemededeling op dit terrein. Uitgangspunt voor een Europese
discussie over flexicurity moet zijn dat de verantwoordelijkheid voor
het te voeren beleid primair bij de lidstaten ligt. Bij flexicurity
gaat het erom de juiste combinatie te vinden van verschillende
beleidsmaatregelen: modernisering van het ontslagrecht, het versterken
van de activerende werking van het sociale zekerheidsstelsel, het
laten lonen van (meer uren) werken, het aanpakken van routes voor
vervroegd uittreden, investeren in menselijk kapitaal en deregulering
(zoals in Nederland bijvoorbeeld de arbeidstijdenwet en
arbeidsomstandighedenwet zijn vereenvoudigd).
In de Voorjaarsraad ligt tevens het Gezamenlijk Verslag Sociale
Insluiting en Sociale Bescherming voor, dat opgesteld is aan de hand
van de Nationale Strategierapporten van de 25 lidstaten. De bijlage
bevat een landenfiche van elke lidstaat, waarin op de onderwerpen
sociale insluiting, pensioenen en gezondheids- en langdurige zorg
wordt ingegaan. Nederland kan instemmen met dit Gezamenlijk Verslag en
is met name verheugd over de nadruk op onderwijs en training en de
erkenning dat werk een duurzame weg uit de armoede is.
II Betere regelgeving
Nederland is een groot voorstander van verbetering van het
ondernemingsklimaat in Europa en van beter uitvoerbare en op kosten en
baten doordachte maatregelen en hecht dan ook grote waarde aan de
genoemde beleidsmaatregelen op het terrein van betere regelgeving en
administratieve lasten en procedures.
De Commissie stelt voor een nieuwe gezamenlijke doelstelling aan te
nemen voor het reduceren van administratieve lasten in de EU en in
lidstaten, van 25% in 2012. In Nederland zijn met deze aanpak de
afgelopen jaren goede ervaringen opgedaan en is aangetoond dat een
vermindering van de administratieve lasten met 25% weliswaar een
ambitieus, maar ook een haalbaar doel is. Nederland wil zeker stellen
dat de 25% doelstelling een netto-doelstelling is zodat voor de
toename van administratieve lasten als gevolg van nieuwe regels
aanvullend wordt gecompenseerd. Er is al een groot momentum onder
lidstaten om administratieve lasten die voortkomen uit nationale
regelgeving te verminderen. Een aantal lidstaten ligt ook goed op
koers om een eigen nationale reductiedoelstelling voor administratieve
lasten te halen. De EU-doelstelling zou volgens Nederland dan ook in
het bijzonder gericht moeten zijn op de kwantitatieve reductie van
administratieve lasten die voortkomen uit communautaire regelgeving.
Daarnaast is het goed om te benadrukken dat betere regelgeving ook
belangrijke kwalitatieve elementen omvat, zoals de uitvoerbaarheid en
de handhaafbaarheid van, en het toezicht op regels. Nederland zal er
zorg voor dragen dat ook deze kwalitatieve elementen niet uit het oog
worden verloren.
Tot slot blijft het van belang om waar mogelijk ook aandacht te vragen
voor lastenverlichting voor burgers.
III Energie en klimaat
Op 10 januari heeft de Commissie de mededelingen "Een energiebeleid
voor Europa" en "Limiting Global Climate Change to 2 degrees Celsius"
uitgebracht. Samen vormen de mededelingen de kern van een integrale
beleidsstrategie rond energie en klimaat, waarbij het klimaatbeleid en
het door de Commissie voorgestelde energiebeleid elkaar wederzijds
versterken en aanvullen.
Nederland verwelkomt de twee Mededelingen. Nederland ziet de
voorstellen van de Commissie voor Europees en internationaal
klimaatbeleid als een essentiële en onmisbare bijdrage om tot een
mondiale aanpak van klimaatverandering te komen. De Europese Unie
heeft daarin een leiderschapsrol te vervullen. Nederland zet zich
ervoor in dat de Voorjaarsraad hierover een krachtig signaal afgeeft
door ambitieuze klimaatdoelstellingen vast te stellen. Ook is het van
cruciaal belang dat de Voorjaarsraad de Commissie verzoekt een stevig
pakket met concrete maatregelen en instrumenten uit te werken om de
voorgestelde klimaatdoelstellingen te halen.
Ambitieuze klimaatdoelstellingen noodzakelijk
Nederland heeft zich al eerder uitgesproken voor
reductiedoelstellingen van 30% in 2020 en 60-80% in 2050 door
geïndustrialiseerde landen, ten opzichte van 1990. Voor het geven van
de benodigde impuls aan de uitvoering en het scheppen van
duidelijkheid voor investeringen, is het van het grootste belang dat
de Europese regeringsleiders zich nu uitspreken voor een harde
unilaterale minimum EU klimaatdoelstelling. Nederland streeft naar een
reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in Europees
verband, van 30 % in 2020 ten opzichte van 1990. Gezocht zal worden
naar een kosteneffectieve mix van maatregelen om reductie van
CO-emissies te realiseren.
De omvang en ernst van klimaatverandering en de huidige internationale
politieke impasse vragen leiderschap van de EU. Een unilaterale EU
doelstelling geeft een impuls om te komen tot een mondiaal akkoord,
biedt de benodigde lange-termijn zekerheid aan de kooldioxidemarkt en
voorkomt een lange termijn lock-in van CO2-intensieve investeringen.
Een ambitieus EU klimaat- en energiebeleid kan bovendien de
concurrentiepositie versterken van de EU als wereldmarktleider op het
gebied van schone energie-innovaties.
In lijn met de Mededeling van de Europese Commissie, stelt het
Voorzitterschap een unilateraal reductiepercentage voor de EU van 20%
reductie in 2020 voor. Sommige lidstaten zullen dit tijdens de
Voorjaarsraad willen afzwakken, andere lidstaten zullen er juist voor
pleiten om voor een reductie van 30% in 2020 te gaan, aangezien de EU
dat percentage noemt als hetgeen de eigenlijk noodzakelijke reductie
behoort te zijn voor de geïndustrialiseerde wereld.
Hoewel Nederland grote waardering heeft voor het voorstel van de
Commissie en het Duits Voorzitterschap voor een unilaterale EU -
reductie doelstelling van 20 %, sluit Nederland zich aan bij het
pleidooi voor een reductie van 30%.. Onafhankelijk van welk percentage
vastgesteld wordt pleit Nederland voor fair burden sharing in Europees
verband.
Beleid en maatregelen om de klimaatdoelen te halen
Om deze ambitieuze klimaatdoelstellingen te kunnen realiseren, is het
onontbeerlijk dat er, naast nationale inspanningen, een stevig pakket
van energiemaatregelen en -instrumenten op EU niveau wordt ingezet.
Dergelijk Europees beleid is ook van groot belang om tot een level
playing field te komen, de voorzieningszekerheid te vergroten,
energiekosten te besparen en om innovatie te stimuleren. De inzet van
de EU moet erop gericht zijn de meest energie-efficiënte en dynamische
low carbon economie ter wereld te worden.
EU emissiehandelssysteem
Cruciaal instrument in het klimaatbeleid is het Europese
emissiehandelssysteem (EU ETS). Nederland is voorstander van een
versterkt en uitgebreid (andere sectoren en gassen) EU ETS met
aangescherpte plafonds na 2012, een uniforme allocatiemethodiek en met
een langere commitmentperiode dan de huidige 5 jaar. Ook wil Nederland
dat het EU ETS kan worden gekoppeld aan emissiehandelsystemen die
elders in de wereld zijn of worden opgezet.
Energiebesparing
Nederland streeft ernaar jaarlijks 2% energie te besparen. Om dit te
kunnen verwezenlijken, wil Nederland dat de EU nu concrete stappen zet
om het door de Commissie berekende energiebesparingspotentieel van 20%
te realiseren. Hiervoor is het nodig dat de Commissie snel met
concrete wetgevingsvoorstellen komt voor bijvoorbeeld hogere
energiezuinigheideisen voor huishoudelijke apparaten (inclusief
stand-by verbruik) en de gebouwde omgeving en geen barrières opwerpt
voor stimuleringsmaatregelen. De bestaande EU energielabels moeten
spoedig worden geactualiseerd en aangescherpt en naar andere
productgroepen worden uitgebreid. Nederland wil bovendien dat de EU
scherpe verplichte emissienormen voor voertuigen aanneemt om de
uitstoot van broeikasgassen door de verkeerssector terug te dringen.
De Commissie heeft hier onlangs een voorstel over gepubliceerd.
Nederland wil meewerken aan een voortvarende behandeling van dit
voorstel en zet zich in voor een ambitieus resultaat.
Hernieuwbare energie, inclusief biobrandstoffen
Ten aanzien van hernieuwbare energie wordt door de Commissie in een
afzonderlijke mededeling een algehele bindende EU-doelstelling
voorgesteld van 20% van de energiemix in 2020. Voor biobrandstoffen
wordt een aparte, bindende minimum doelstelling voorgesteld van 10 %
van de transportbrandstoffen in 2020. Dit is een verhoging van het
huidige doel van 5,75% in 2010.
Nederland streeft in eigen land naar een verhoging van het aandeel
duurzame energie tot 20% in 2020. Het voorzitterschap neemt het
voorstel van de Europese Commissie over om ook in de EU voor een
doelstelling van 20% in 2020 te gaan. In de Energieraad en in de
Milieuraad werd de hoogte van het percentage (20%) niet ter discussie
gesteld, maar kon geen overeenstemming worden bereikt over de vraag of
dit percentage `bindend' zou moeten zijn. Daarom is gekozen voor een
formulering waarbij het woord `bindend' geschrapt is. Gezien de
verschillende opvattingen legt het Duits voorzitterschap het punt voor
aan de Voorjaarsraad ter finale besluitvorming. Het kiezen voor een
bindend percentage heeft voor en nadelen. Voordelen zijn, dat een
bindend karakter bijdraagt aan gelijke concurrentievoorwaarden voor
alle Lidstaten, dat dit de Commissie en lidstaten onder druk zet om
concrete maatregelen te nemen en dat Nederland op deze wijze voluit
steun kan geven aan de Commissie en het Voorzitterschap om te streven
naar een ambitieus pakket aan maatregelen. De nadelen zijn echter dat
met een bindend percentage er geen flexibiliteit van het
beleidsinstrumentarium is, dat het het risico met zich meedraagt van
kosteninefficiënte maatregelen en dat een bindend percentage vastligt
voor een langere periode en daarmee ook volgende kabinetten bindt.
Alles overwegend zet Nederland in op een ambitieuze doelstelling,
namelijk een bindend percentage.
Nederland is van mening dat bij de verdeling naar bindende nationale
doelstellingen voor de verschillende Lidstaten rekening moet worden
gehouden met de uiteenlopende startpositie en nationale omstandigheden
en dat binnen de verplichting flexibiliteit geboden moet worden.
Ten aanzien van de doelstelling voor biobrandstoffen is na consensus
over dit punt in de Milieuraad en Energieraad in de Europese
Raadsconclusies reeds de bindende doelstelling van 10% in 2020
opgenomen, onder de voorwaarde dat de productie duurzaam is, tweede
generatie brandstoffen commercieel beschikbaar zijn en dat de
Richtlijn over Brandstofkwaliteit (98/70) overeenkomstig aangepast
wordt. In dit licht vindt Nederland het ook van belang dat er
strengere emissienormen aan voertuigen worden gesteld, ook voor de
periode 2012-2020.
CO2 afvang en opslag
Omdat de komende decennia fossiele brandstoffen nodig blijven voor
onze energievoorziening, vindt Nederland het van groot belang dat de
EU serieus werk maakt van de verdere ontwikkeling en toepassing van
schone fossiele technologieën. Nederland ziet daarbinnen de techniek
van afvang en opslag van CO2 (CO2 Capture and Storage, kortweg CCS)
als een belangrijke en onmisbare optie, niet alleen voor de EU maar
ook door gerichte samenwerking met landen als China en India.
Nederland onderschrijft de plannen van de Europese Commissie om CCS
binnen de EU extra te stimuleren, onder meer door het opstarten van
Europese demonstratieprojecten. Ook wil Nederland dat de Commissie
snel met een regelgevend kader komt met duidelijke `spelregels' voor
CCS en dat CCS wordt opgenomen in het EU ETS. Nederland is het met de
Commissie eens dat iedere nieuwe kolencentrale binnen de EU vanaf nu
in beginsel in staat moet zijn om de technologie van CCS toe te kunnen
passen (`capture ready').
Innovatie en energietechnologie
Innovatieve oplossingen spelen een sleutelrol in het streven naar een
betaalbare, zekere en duurzame energiehuishouding. Een ambitieus
klimaat- en energiebeleid biedt dus ook kansen voor de Europese
concurrentiepositie. Om die kansen beter te benutten en de EU
wereldmarktleider te maken op het gebied van schone en slimme
energie-innovaties, behoort technologie-ontwikkeling en
marktpenetratie onderdeel te zijn van de integrale strategie.
Nederland verwelkomt in dat licht het door de Europese Commissie
aangekondigde Strategic Energy Technology Plan en zal de Commissie
aansporen voor het eind van 2007 met de uitwerking van dit plan te
komen. Daarbij benadrukt Nederland het belang van maatregelen die het
marktperspectief van schone energie innovaties stimuleren, naast
onderzoek en ontwikkeling. De Voorjaarsraad van 2008 moet over dat
concrete plan van de Commissie een besluit kunnen nemen.
Nieuwe EU- regelgeving voor interne markt nodig
Nederland onderschrijft de noodzaak van een goed werkende interne
markt. De Europese Commissie constateert dat daar sinds de
liberalisering grote vorderingen zijn gemaakt. Er is echter nog
nauwelijks sprake van een daadwerkelijke concurrentie op de interne
energiemarkt. Nederland deelt de zorgvuldige en uitgebreide analyse
van de Commissie dat de huidige regelgeving, met name op het gebied
van de unbundling, onvoldoende is om daadwerkelijk een goed
functionerende interne markt te realiseren. De Europese en Nederlandse
afnemers zullen bij toenemende concurrentie profiteren van een
betrouwbare energievoorziening tegen zo efficiënt mogelijke prijzen.
Een volledig open, effectieve en transparante interne Europese markt
voor energie is ook essentieel om het concurrentievermogen te
bevorderen en draagt bij aan de voorzieningszekerheid.
Nederland steunt de Commissie ten volle in het voornemen tot volledige
eigendomsscheiding van de landelijke netbeheerders om hiermee
effectieve concurrentie op de Europese markt te bewerkstelligen.
Evenals de Commissie beschouwt Nederland de invoering van volledige
eigendomsscheiding als de meest effectieve en noodzakelijke maatregel
om het onafhankelijk netbeheer te waarborgen. Nederland zal in zijn
contacten met andere lidstaten actief pleiten voor dit standpunt.
Verder zet Nederland evenals de Commissie in op een vergroting van de
transparantie en op versterking van de bevoegdheden en de
onafhankelijkheid van de nationale regulators. Nederland onderstreept
het belang van een verbeterde samenwerking tussen de nationale
regulators in grensoverschrijdende gevallen.
Tevens deelt Nederland het standpunt van de Commissie over de noodzaak
van meer grensoverschrijdende samenwerking tussen de landelijke
netbeheerders en over verruiming van de beschikbare
interconnectiecapaciteit. Het uitgangspunt dient wel te zijn dat de
benodigde investeringen gefinancierd zullen worden door de
netwerkbedrijven zelf. Nederland heeft bedenkingen bij de overweging
van de Commissie om strategische gasvoorraden aan te houden als
mogelijke maatregel om een crisis in de gastoevoer te voorkomen. Een
uitgebreide kosten baten analyse dient eerst plaats te vinden. Tevens
heeft dit een relatie met de onlangs in werking getreden richtlijn
Voorzieningszekerheid gas (2004/67/EC) die wellicht voldoende
mogelijkheden biedt om onderbrekingen in de aanvoer op te vangen.
Extern energie beleid
Nederland is voorstander van een krachtig extern Europees
energiebeleid dat de drie doelen van voorzieningszekerheid,
duurzaamheid en concurrentiekracht nastreeft. De EU zou hier op korte
termijn sterk op moeten inzetten. Het recente gas- en olieconflict
tussen Wit-Rusland en Rusland heeft geleid tot aanhoudende bezorgdheid
over de Europese voorzieningszekerheid en daarmee tot het besef van de
noodzaak van een sterk extern Europees energiebeleid. Een dergelijk
beleid is gericht op wederzijdse belangen tussen consumenten- en
producentenlanden als ook op diversificatie van aanvoer.
In de Mededeling `An energy policy for Europe' voegt de Commissie twee
nieuwe prioriteiten toe aan de externe EU energie-agenda: een
energiepartnerschap met Afrika en een internationale overeenkomst op
het gebied van energie-efficiëntie. Nederland steunt beide
initiatieven. Vanwege het belang van diversificatie van
energie-aanvoer naar Europa zijn de relaties met energieproducerende
Afrikaanse landen van evident belang. Het voorstel zal in ieder geval
ook aandacht moeten schenken aan de toegang tot energiediensten in
Afrikaanse landen alsmede aan het belang van een goed
sociaal-economisch beleid in olieproducerende landen.
Nederland zet zich ervoor in dat de EU meer gaat samenwerken met
internationale organisaties, het Europese bedrijfsleven en derde
landen zoals China en India op het gebied van energie efficiëntie en
schone energie technologieën. De beoogde internationale overeenkomst
inzake energie-efficiëntie zou de OESO-landen en de belangrijke
opkomende economieën (India, China, Brazilië) moeten omvatten.
Nederland wil graag weten hoe de beoogde overeenkomst zich verhoudt
tot bestaande handelspolitieke akkoorden. Voor het overige steunt
Nederland de door de Commissie voorgestelde prioriteiten voor het
internationaal energiebeleid.
Verklaring van Berlijn
Tijdens het werkdiner wil bondskanselier Merkel mondeling van
gedachten wisselen over de Verklaring van Berlijn. Deze politieke
verklaring zal op 25 maart 2007 te Berlijn worden uitgesproken ter
herdenking van het 50-jarig bestaan van de Verdragen van Rome. De
verklaring zal de verworvenheden en waarden van Europa weergeven,
overeenkomstig het besluit dat de Europese Raad in juni 2006 daartoe
heeft genomen. Voor Nederland is de verklaring een goede gelegenheid
om de bereikte verworvenheden van vijf decennia samenwerking voor het
voetlicht te brengen en de hedendaagse gezamenlijke beleidsuitdagingen
te schetsen. Daarbij wil Nederland ook aandacht besteden aan de
waarden waarop die samenwerking is gestoeld.
Transatlantica
Tijdens het diner zullen Staatshoofden en regeringsleiders eveneens
spreken over de transatlantische economische betrekkingen, op
initiatief van het Duitse voorzitterschap. De samenwerking met de VS
zou zich onder andere moeten richten op het nader tot elkaar brengen
van regelgeving, coördinatie van maatregelen om intellectueel eigendom
te beschermen, en technologische samenwerking op het terrein van
energie en milieu.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken