De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Datum 7 maart 2007
Onderwerp Motie 15 Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en
aanpassingswet Pensioenwet), heeft uw Kamer een motie aangenomen over het te laat
ontvangen van pensioenuitkeringen door gepensioneerden (Kamerstukken II, 2006/07, 30655,
nr. 15). In deze motie is de regering verzocht binnen vier maanden na aanvaarding van de
motie (op 24 oktober 2006) in overleg met de toezichthouder een onderzoek te doen naar de
problematiek van te late pensioenbetalingen en met een voorstel te komen, dat een
aanvaardbare, laagdrempelige oplossing biedt voor mensen die met deze problematiek
geconfronteerd worden.
In deze brief doe ik u verslag van het onderzoek. Conform het verzoek zoals in de motie
vermeld, is het onderzoek verricht samen met De Nederlandsche Bank (DNB).
Dit verslag is als volgt opgesteld. Allereerst worden de in de praktijk voorkomende problemen
geïnventariseerd (1). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van mogelijke oorzaken van
vertragingen in pensioenbetalingen (2), die ook als achtergrond gelden voor de problematiek
als zodanig. Daarna worden overwegingen geschetst voor het al dan niet treffen van
additionele regelgeving ter beheersing van de problematiek (3). Dit wordt gevolgd door een
reactie op suggesties zoals door Kamerleden gedaan bij de parlementaire behandeling van de
Pensioenwet (4). Afgesloten wordt met afrondende conclusies (5).
Ten slotte meld ik u dat bij de inventarisatie van de problematiek gebruik is gemaakt van de
informatie die de Nederlandse Vereniging van Assurantieadviseurs en financiële
dienstverleners (NVA) in september onder de aandacht van Kamerleden heeft gebracht. Deze
informatie is aan mijn ministerie beschikbaar gesteld, waarna samen met DNB hierover
nader van gedachten is gewisseld met de NVA.
1. Inventarisatie aard en omvang problematiek in de praktijk
Vanuit diverse bronnen (DNB, jaarverslagen van de Ombudsman Pensioenen en de
Ombudsman Verzekeringen, NVA, gesprek met een grote pensioenverzekeraar) is
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
geïnventariseerd welke in de praktijk voorkomende oorzaken gelden voor vertraging in de
uitbetaling van pensioenen. De meeste hiervan zijn in de Kamer genoemd in relatie tot de
motie.
De inventarisatie geeft het volgende beeld.
Uit informatie van DNB blijkt dat bij pensioenfondsen vertragingen in de
pensioenuitbetalingen bij nieuwe / eerste pensioenbetalingen, slechts zeer incidenteel
voorkomen en dat er zeker geen sprake is van een structureel probleem. Weliswaar is er zowel
in 2005 als in 2006 eenmalig sprake geweest van een aanzienlijk aantal vertraagde betalingen
bij één pensioenfonds, maar dit vond een aanwijsbare oorzaak in de interne verwerking van de
betreffende betalingen door de betrokken bank. Bovendien betrof het slechts een geringe
tijdsoverschrijding en hebben het fonds en de betrokken bank adequate maatregelen genomen
om herhaling te voorkomen. Deze vertragingen hadden consequenties voor zowel reeds
ingegane als nieuwe pensioenen.
DNB heeft ook geconstateerd dat bij enkele verzekeraars achterstanden in (uitkeringen-)
administratie voorkomen. Deze problemen krijgen zowel van DNB als naar het oordeel van
DNB van de betrokken verzekeraars voldoende aandacht.
Overigens is van belang dat vertraging bij pensioenbetalingen bij verzekeraars zich in de
voorkomende gevallen concentreert bij nieuwe / eerste pensioenbetalingen.
Uit de meest recente, tweejaarlijks verschijnende jaarverslagen van de Ombudsman
Pensioenen kan worden afgeleid dat kwantitatief gezien weinig klachten zijn binnengekomen
over problemen met de uitbetaling van pensioenen. In 2004 betroffen 14 zaken de uitbetaling
van pensioenen. Ter vergelijking: in 2003 ging het om 16, in 2002 om 11 en in 2001 om 15
gevallen.
Ook ter nadere bepaling van de aard van de problemen, is gekeken naar de jaarverslagen. In
het jaarverslag 2003/2004 is ter toelichting van zaken over uitbetaling van pensioenen het
volgende opgenomen: "Er hebben zich twee soorten uitbetalingsproblemen voorgedaan: de
overmaking als zodanig (fouten, kosten) en de uitbetaling van (verstreken) termijnen." Het
jaarverslag 2001/2002 kent de volgende toelichting: "Betalingsproblemen zijn er vooral in het
buitenland."
Het jaarverslag 2005 van het Klachteninstituut Verzekeringen / de Ombudsman Verzekeringen
meldt een aantal van 97 schriftelijke zaken voor het probleemgebied vertraging in behandeling
of uitkering (tegen 122 in 2004). Dit betreft zowel pensioen- als lijfrente-uitkeringen. Hierbij
is uiteraard relevant dat zolang niet vaststaat dat er recht is op pensioen, het pensioen ook niet
zal worden uitgekeerd. Dat lijkt dan ook de oorzaak voor het gecombineerd opnemen van
beide probleemgebieden in het jaarverslag. Verwacht mag worden dat in slechts enkele van de
97 zaken sprake is van vertraagde uitbetalingen zonder meer.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Op basis van een enquête onder haar leden schat de NVA dat in 25 tot 50% van de nieuwe
pensioenbetalingen de uitkering niet binnen één maand na pensioendatum plaatsvindt. Uit het
daarover gevoerde gesprek met de NVA blijken de volgende oorzaken voor vertraging in de
pensioenbetaling (in willekeurige volgorde) bij verzekeraars:
· vaststelling of er recht bestaat op een nabestaandenpensioen en zo ja wie hierop
recht heeft;
· overboeking van pensioenkapitaal naar een andere pensioenuitvoerder;
· (interne) overboeking van pensioenkapitaal bij dezelfde pensioenuitvoerder;
· definitieve berekening pensioenuitkering;
· wachten op akkoord tot daadwerkelijke uitbetaling van ouderdomspensioen;
· een combinatie van de hiervoor genoemde oorzaken;
· expiratie pensioenkapitaal in combinatie met eigen beheer en overdracht naar
andere pensioenuitvoerder.
Overigens is de vertraging in de pensioenbetaling doorgaans beperkt tot één à twee maanden
na de datum waarop de eerste betaling had moeten plaatsvinden, met incidenteel een
uitschieter naar zes maanden.
In het gesprek met een grote pensioenverzekeraar zijn de volgende mogelijke oorzaken
geïnventariseerd van vertraging in de uitbetaling van pensioenen voor zover het collectieve
pensioencontracten in de tweede pijler betreft:
· eventuele vertraging treedt voornamelijk op bij nieuwe, eerste pensioenbetalingen;
· bij pensioen in de vorm van verzekerde rentes kan vertraging in de berekening van
het pensioen optreden als gevolg van aanpassing van de regeling (al dan niet onder
invloed van gewijzigde regelgeving) of van salarissen. Op de pensioendatum kan
de berekening vertraging oplopen als de pensioengerechtigde dan keuzes maakt ten
aanzien van uitruilmogelijkheden en hoog/laag-constructies. Door hantering van
voorschotten, zijn de financiële gevolgen voor de pensioengerechtigde feitelijk
nagenoeg nihil;
· bij pensioen in de vorm van verzekerd kapitaal op pensioendatum kan vertraging
optreden onder invloed van shoppen door de pensioengerechtigde. Dit kan een
langdurig en ingewikkeld proces zijn, ondanks tijdige opstart daarvan door de
verzekeraar;
· het aantal klachten over pensioenen betreft voor ongeveer 11% klachten over eerste
pensioenbetalingen;
· het aantal door deze verzekeraar ontvangen klachten over eerste pensioenbetalingen
in procenten van de totale portefeuille is ongeveer 0,06% en in procenten van de
nieuwe instroom per jaar 0,5%.
2. Proportionele benadering van de problematiek
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Voor een proportionele benadering van de problematiek van vertraging in pensioenbetalingen
is het volgende van belang.
Als eerste hecht ik eraan te melden dat thans jaarlijks in totaal circa 2,7 miljoen personen
aanvullend pensioen ontvangen1, dat doorgaans maandelijks wordt uitbetaald. Gezien de
vergrijzing zal dit aantal in de toekomst stijgen. Gegeven een dergelijke schaalgrootte is het
uitvoeringstechnisch welhaast onmogelijk alle pensioenuitkeringen zonder vertraging uit te
betalen. Dit laat echter onverlet dat het streven erop gericht moet zijn structurele problemen te
voorkomen of minstens te beheersen.
Omdat vertraging in de pensioenbetalingen voornamelijk optreden bij de eerste
pensioenbetaling, is de omvang van de `nieuwe instroom' van personen met een aanvullend
pensioen relevant. Die omvang is moeilijk exact te bepalen2. Ruwweg kan deze instroom
worden geschat op 180.000 à 200.000 personen. In dat geval betreft het aantal gemelde
klachten, zoals in de vorige paragraaf vermeld, ongeveer 0,07%. Op basis van de informatie
van een grote pensioenverzekeraar wordt in 0,5% van de nieuwe pensioenbetalingen een
klacht ingediend over het pensioen op einddatum. DNB heeft aangegeven de cijfers van de
grote pensioenverzekeraar te kunnen herkennen; de besproken pensioenverzekeraar verschilt
hierin niet noemenswaard van andere grote collectieve pensioenen aanbiedende verzekeraars.
De problematiek van de late uitbetalingen doet zich over het algemeen heel beperkt voor, maar
naar verhouding inderdaad frequenter bij verzekeraars dan bij pensioenfondsen. Hoewel dit,
gezien de aard van de instellingen (multi purpose versus one purpose instellingen) niet
verwonderlijk is, vormt het een regulier aandachtspunt in het toezicht van DNB. Uitgangspunt
daarbij is, dat de bedrijfsvoering van pensioenuitvoerders dient te waarborgen dat pensioenen
steeds op tijd kunnen worden uitbetaald. Overigens zij vermeld, dat van de ongeveer 100
levensverzekeraars een beperkt aantal zorg draagt voor zo´n 45.000 verschillende collectieve
rechtstreekse regelingen, met gemiddeld een relatief klein aantal deelnemers. De ongeveer 800
pensioenfondsen verzorgen doorgaans één of enkele regelingen voor een groot collectief.
De NVA geeft niettemin aan dat het genoemde klachtenpercentage veel hoger zou liggen.
Echter, afgaande op het aantal bij een grote pensioenverzekeraar geïnventariseerde klachten,
dan wel het aantal bij de klachteninstituten gemelde zaken, wordt het overgrote deel van de
gevallen waarbij sprake is van vertraging van pensioenbetaling blijkbaar zodanig afgehandeld
door de pensioenuitvoerder of de tussenpersoon, dat daarover geen formele klacht wordt
ingediend bij de pensioenverzekeraar of de klachteninstituten. Het verschil in schatting van de
omvang van vertraagde pensioenbetalingen tussen de NVA en de geraadpleegde verzekeraar
kan ook zijn oorzaak vinden in het volgende. Een pensioengerechtigde met een verzekerd
1 Blijkens gegevens van DNB, die beschikbaar zijn op de website, bedroeg het aantal pensioentrekkende
deelnemers bij pensioenfondsen per 1 januari 2006 circa 2.433.000, terwijl het aantal pensioentrekkende
deelnemers bij verzekeraars per 1 januari 2005 circa 267.000 bedroeg.
2 Gegevens van pensioenuitvoerders tonen totalen, die jaarlijks muteren onder invloed van nieuwe instroom, maar
bijvoorbeeld ook onder invloed van overlijden van pensioengerechtigden.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
pensioen, afgesloten via een intermediair, zal in voorkomende gevallen eerst een klacht
indienen bij die tussenpersoon, vervolgens al dan niet zelf bij de pensioenverzekeraar en
pas in derde instantie bij het Klachteninstituut verzekeringen. Dat maakt het op zich logisch
dat tussenpersonen meer klachten registreren dan verzekeraars en dat het aantal bij het
Klachteninstituut ingediende klachten het laagst is.
3. Mogelijke oorzaken van vertraging in pensioenbetalingen
Er is een aantal mogelijke oorzaken te noemen voor eventuele vertraging in de uitbetaling van
pensioenen. Hoewel het hieronder te geven overzicht niet uitputtend is, geeft het wel een beeld
van de belangrijkste potentiële oorzaken. Daarbij wordt in dit overzicht nadrukkelijk geen
antwoord gegeven op de vraag of de genoemde oorzaken leiden tot gerechtvaardigde
vertragingen.
Uitbetaling van pensioen kan pas plaatsvinden nadat een aanvraag is ontvangen van de
pensioengerechtigde. Deze aanvraag is nodig omdat het recht op pensioenuitkering niet van
rechtswege ontstaat. Bij ouderdomspensioen kunnen zowel de betrokken deelnemer als de
pensioenuitvoerder dat moment zien aankomen en daarop anticiperen. Bij
nabestaandenpensioen is daarvan in principe geen sprake.
Overigens wordt vrijwel altijd enige tijd vóór pensionering een melding gedaan door de
pensioenuitvoerder aan de deelnemer dat zijn / haar ouderdomspensioen tot uitkering gaat
komen. Daarmee wordt de (aanstaande) pensioengerechtigde erop gewezen dat er een
aanvraag ingediend moet worden.
Voordat een pensioen vervolgens tot uitbetaling kan komen, moet in reactie op de
pensioenaanvraag worden bepaald of recht bestaat op pensioenuitkering.
Bij ouderdomspensioen moet onder meer worden vastgesteld of betrokkene nog in leven is. Dit
wordt geverifieerd bij het ingaan van het ouderdomspensioen en periodiek daarna.
Voor het recht op nabestaandenpensioen moet onder meer worden vastgesteld wie als
nabestaanden gelden. Deze exercitie is doorgaans bewerkelijker en vergt meer tijd dan de
bepaling wie recht heeft op ouderdomspensioen, met name indien sprake is geweest van
(echt)scheiding. Na de bepaling van het recht op pensioenuitkering, moet ten slotte de exacte
hoogte daarvan worden bepaald.
Daarnaast kan wijziging van pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld als gebruik wordt gemaakt van
de wettelijke mogelijkheid om te shoppen met pensioenkapitaal, leiden tot vertraging in de
pensioenuitbetaling, dit als gevolg van de weliswaar eenmalige administratieve
handelingen die met de wijziging verbonden zijn. Deze handelingen kunnen enkele maanden
in beslag nemen.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Voor de uitbetaling van pensioenuitkeringen is van belang dat het in geval van een
pensioenuitvoerder die de risico´s geheel of gedeeltelijk herverzekert kan voorkomen dat het
pensioen pas wordt uitbetaald aan de pensioengerechtigde als de herverzekeraar de daartoe
bestemde gelden heeft overgemaakt. In die gevallen is sprake van een extra schakel in het
proces die ook extra tijd kost. Overigens is daarvan geen sprake als het pensioenfonds dat de
regeling heeft herverzekerd, de pensioenuitbetalingen aan de pensioengerechtigde voorschiet.
Indien de pensioenuitvoerder gebruik maakt van het voorwaardelijke recht op afkoop van
kleine pensioenen, kan dat leiden tot vertraging in de pensioenbetaling. In die situaties gaat het
echter om een dusdanig beperkt aanvullend pensioen, dat niet verwacht mag worden dat de
pensioengerechtigde daardoor financieel in de problemen raakt.
Ook als geen enkele van de situaties zoals boven vermeld zich voordoet, kan vertraging
optreden in de uitbetaling van pensioenen, met name als gevolg van (interne) problemen ten
aanzien van organisatorische procedures van pensioenuitvoerders. Hierbij kan het bijvoorbeeld
gaan om achterstanden in de (uitkeringen)administratie, maar er zijn ook situaties bekend van
vertraagde betalingen met incidentele oorzaken, zoals een gebrek aan vervanging tijdens
vakantie of het tijdelijk niet aanwezig zijn van een tekenbevoegde medewerker.
4. Overwegingen voor additionele regelgeving ter beheersing van de problematiek
Voor de afweging of additionele regelgeving noodzakelijk of wenselijk is om de problematiek
van vertraagde pensioenbetalingen te beheersen, zijn allereerst van belang de eerder vermelde
aard en omvang van het probleem in de praktijk, ook in verhouding tot mogelijke oorzaken
van vertraging. Eventuele maatregelen moeten immers proportioneel zijn ten opzichte van de
problematiek.
Daarnaast is relevant hoe eventuele regelgeving zich zou verhouden met het feit dat in
pensioenregelingen afspraken worden neergelegd over het uitbetalen van pensioenen.
Afspraken over het moment van uitbetalen van pensioenuitkeringen worden door sociale
partners gemaakt en door de pensioenuitvoerder vastgelegd in het pensioenreglement.
Wettelijke bepalingen over de betaalmomenten en sancties bij overtreding van die bepalingen,
verhouden zich hier niet goed mee. De huidige regelgeving laat de verantwoordelijkheid van
sociale partners onverlet, maar biedt tegelijkertijd zowel pensioengerechtigden,
pensioenuitvoerders als DNB de mogelijkheid om misstanden aan te pakken. Additionele
regelgeving zou een verdere inbreuk op de verantwoordelijkheid van sociale partners
impliceren, waarbij de vraag naar de proportionaliteit weer relevant is.
Voor (aanstaande) pensioengerechtigden vormt het zo vroeg mogelijk aanleveren van alle
benodigde gegevens en documenten bij de betrokken pensioenuitvoerder(s) het beste
instrument voor een snelle pensioenbetaling. Mocht dat onvoldoende soelaas bieden, dan zijn
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
er nog extra mogelijkheden voor de pensioengerechtigde. Allereerst verdienen hier vermelding
de beide eerder genoemde ombudsmannen. Hiermee is via zelfregulering reeds voorzien in
een laagdrempelige oplossing in geval van vertraging in de pensioenbetaling. De gang naar één
van de ombudsmannen is ook juist bedoeld om de gang naar de rechter, die vaak meer tijd kost
en niet als laagdrempelig wordt ervaren, te voorkomen. Desalniettemin is er ook de
mogelijkheid voor pensioengerechtigden een civiele procedure te starten en een geschil met de
pensioenuitvoerder bij de kantonrechter aanhangig te maken (op grond van artikel 216
Pensioenwet). Deze procedure voldoet aan de uitgangspunten dat eventuele procedures op zo
eenvoudig mogelijke wijze en met zo gering mogelijke kosten kunnen worden gevoerd.
Daarnaast kunnen pensioengerechtigden een privaatrechtelijke procedure voeren op grond van
het Burgerlijk Wetboek (i.c. de artikelen 6:111 tot en met 6:126) en zo tijdige betaling door
pensioenuitvoerders bij de rechter afdwingen. Pensioengerechtigden kunnen voor zover het
pensioen niet of slechts gedeeltelijk op de overeengekomen of geldende datum wordt betaald,
de pensioenuitvoerder in rechte tot betaling van (het onbetaald gelaten gedeelte van) het
pensioen aanspreken. Hierbij maakt de pensioengerechtigde eveneens aanspraak op een
schadevergoeding ter hoogte van de wettelijke rente over de tijd dat de pensioenuitvoerder het
pensioen te laat heeft uitbetaald.
Pensioenuitvoerders nemen maatregelen om pensioenaanvragen en wijzigingen in
pensioenregelingen zo snel en adequaat mogelijk administratief af te handelen. Tevens treffen
zij maatregelen om alsnog ontstane achterstanden in de administratieve afhandeling weg te
werken. DNB constateert als gevolg hiervan een dalend aantal klachten over de
uitkeringenadministratie, hetgeen de effectiviteit van genoemde maatregelen lijkt te illustreren.
Ook worden maatregelen genomen om de consequenties van eventuele vertraging voor de
pensioengerechtigde te voorkomen, zoals het verstrekken van voorschotten.
Vermelding verdient tevens de mogelijkheid van pensioenuitvoerders om, daartoe
geautoriseerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, toegang te
krijgen tot de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Voor zover het gaat om gegevens die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de pensioenen, is deze toegang zelfs gratis. Daarbij
sluit de bescherming van persoonsgegevens zoals geregeld in de Wet GBA, nauw aan bij de
algemene privacywetgeving. Pensioenuitvoerders met een autorisatie, worden automatisch op
de hoogte gebracht in geval van (echt)scheiding, verhuizing en overlijden van hun
verzekerden. Dit kan onder meer de snelheid van pensioenbetalingen ten goede komen.
Specifiek ten aanzien van herverzekerde regelingen kunnen pensioenuitvoerders en
herverzekeraars / administrateurs met elkaar service niveau overeenkomsten (met
boeteclausules) afspreken.
Ook vanuit DNB zijn er mogelijkheden ter beheersing van de problematiek van vertraging in
pensioenbetalingen. DNB houdt toezicht op goed pensioenfondsbestuur en een goede
taakuitvoering door pensioenuitvoerders. In dat kader kan DNB pensioenuitvoerders een
aanwijzing geven, een boete of last onder dwangsom opleggen of een bewindvoerder
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
aanstellen. Hoewel DNB niet in individuele gevallen mag treden (artikel 152 Pensioenwet) en
ook niet functioneert als klachteninstituut, kunnen door dit toezicht wel structurele problemen
bij specifieke pensioenuitvoerders door DNB bij hen onder de aandacht worden gebracht.
5. Reactie op suggesties zoals gedaan tijdens de parlementaire behandeling van de
Pensioenwet
Los van de eerder geschetste aard en omvang van de problematiek en overige overwegingen
voor het al dan niet treffen van additionele regelgeving, is bezien of een wettelijke voorziening
getroffen zou kunnen worden. Hierbij is gekeken naar de suggesties die bij de behandeling van
de Pensioenwet zijn gedaan vanuit de Kamer.
Allereerst is gesuggereerd om wettelijk vast te leggen dat een pensioenuitkering dient te zijn
uitbetaald binnen twee maanden na iedere overeengekomen betaaldatum3. Dit idee gaat echter
voorbij aan het feit dat betrokkene zich eerst dient te melden voor een pensioenuitkering
(pensioenaanvraag). Het is in het belang van de (aanstaande) pensioengerechtigde om tijdig
het pensioen aan te vragen en de daarvoor benodigde informatie te overleggen. Hoe langer
deze melding uitblijft, des te meer tijd verstrijkt tussen het moment waarop het pensioenrecht
ontstaat en het moment waarop de eerste pensioenbetaling kan plaatsvinden. Overigens mag
verwacht worden dat door de overgang van de PSW naar de PW, met name vanwege de sterk
uitgebreide en aangescherpte informatiebepalingen, deze problemen zullen afnemen. De PW is
er immers op gericht het pensioenbewustzijn bij deelnemers aanzienlijk te vergroten. Zij zullen
beter op de hoogte gehouden worden van hun pensioenaanspraken en zich dus ook pro-
actiever kunnen opstellen richting hun pensioenuitvoerder.
Daarnaast is tijdens het debat ook geopperd om bij pensioenbetalingen net als bij uitkeringen
in de sfeer van de sociale zekerheid te gaan werken met voorschotten. In reactie daarop merk
ik op dat deze systematiek in de praktijk al voorkomt, niet alleen bij herverzekerde regelingen,
maar ook bij regelingen waarbij de uitkeringenadministratie voor betrokkene nog niet op orde
is (bijvoorbeeld als de definitieve pensioenuitkering nog moet worden berekend). Overigens
lijkt mij het werken met voorschotten ook van mogelijke betekenis in geval van
waardeoverdracht. Als de formele beslissing tot waardeoverdracht is genomen, kan met de
betaling van een voorschot theoretisch worden voorkomen dat de pensioengerechtigde schade
ondervindt van een vertraging als gevolg van de administratieve handelingen die gemoeid zijn
met het overdragen van de bij de voormalige pensioenuitvoerder opgebouwde
pensioenrechten. Daarbij geldt echter wel dat een dergelijke oplossing problematisch is voor
de nieuwe pensioenuitvoerder, omdat de vertraging in de afhandeling van de waardeoverdracht
in het algemeen bij de voormalige pensioenuitvoerder optreedt. Onverminderd druk houden op
de overdragende partij is de koninklijke weg om de waardeoverdracht snel af te handelen.
3 Tweede Kamer, Pensioenwet, 21 september 2006, TK 3, 3-83.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Tegen het wettelijk voorschrijven van een dergelijke systematiek bestaat het principiële
bezwaar dat dat zich zoals al vanuit de Kamer zelf is opgemerkt moeilijk verhoudt met het
privaatrechtelijke karakter van de pensioenovereenkomst4. Bovendien zie ik als praktisch
bezwaar dat in een dergelijke systematiek nacalculatie en verrekening noodzakelijk is, wat
uitvoeringstechnisch bewerkelijk is en tevens pleit tegen het wettelijk opleggen daarvan aan
alle pensioenuitvoerders in alle gevallen van vertraagde pensioenbetalingen. Dit laat uiteraard
onverlet dat pensioenuitvoerders zelf vrijwillig voor een dergelijk systeem kunnen kiezen.
Ten slotte is voorstelbaar dat een systeem van voorschotten bij uitkeringen in de sfeer van de
sociale zekerheid eerder noodzakelijk zal zijn dan bij uitkeringen van aanvullend
ouderdomspensioen. Uitkeringen in de sfeer van de sociale zekerheid zijn vaak de enige bron
van inkomsten voor uitkeringsgerechtigden. Daarentegen geldt bij ouderdomspensioen dat
uiteraard mits aan de voorwaarden daarvoor is voldaan voor gepensioneerden een
inkomensvoorziening op minimumniveau is gegarandeerd. Als de uitbetaling van het
aanvullend ouderdomspensioen vertraging oploopt, beschikt de gepensioneerde in ieder geval
over de (in een aantal gevallen gedeeltelijke) AOW-uitkering. Daarbij realiseer ik mij
overigens dat de AOW niet altijd voldoende is om de huidige levensstijl te kunnen handhaven.
Ten slotte is in de Kamer genoemd het opleggen van dwangsommen aan pensioenuitvoerders
indien zij met pensioenuitbetalingen een bepaalde maximumtermijn nadat het recht op
pensioenuitkering is ontstaan, overschrijden. Voor dit voorstel is dezelfde spanning
geconstateerd met het privaatrechtelijke karakter van de pensioenovereenkomst als zojuist
aangehaald. Los daarvan zou zoals eerder aangegeven niet het moment waarop de
pensioenuitkering betaald had moeten worden, maar het moment waarop betrokkene een
pensioenuitkering aanvraagt, als start moeten gelden voor de afhandeling van de
pensioenaanvraag. Belangrijker is echter, dat DNB pensioenuitvoerders die geen goed bestuur
voeren, een aanwijzing kan geven en bij niet opvolgen daarvan een boete kan opleggen. Deze
route past beter bij het privaatrechtelijke karakter van de pensioenovereenkomst. Tevens biedt
deze route DNB de mogelijkheid tot maatwerk in het toezicht. Dit zou worden doorkruist als in
geval van vertraagde pensioenbetalingen het opleggen van een dwangsom wettelijk is
voorgeschreven.
6. Afrondende conclusies
Wat betreft de omvang is sprake van een beperkt en niet structureel probleem, zeker
gerelateerd aan het aantal pensioenbetalingen dat wordt verricht, maar ook gerelateerd aan het
aandeel nieuwe, eerste pensioenbetalingen daarin. Klachten over vertraagde
pensioenbetalingen van nieuwe pensioengerechtigden betreffen ruwweg 0,1% van de totale
nieuwe instroom. Op grond hiervan is het treffen van wettelijke maatregelen disproportioneel.
4 Tweede Kamer, Pensioenwet, 19 oktober 2006, TK 15, 15-1053.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/8039
Maatregelen ter verdere beheersing van de problematiek zijn beschikbaar en worden
gehanteerd. Wat betreft de aard van het probleem, is relevant dat voorafgaand aan de
uitbetaling van pensioenen een aantal handelingen moet worden verricht, zoals in elk geval
vaststelling van het recht op en de hoogte van de pensioenuitkering. Dit is echter een
noodzakelijke exercitie. Het kan gaan om complexe situaties, waarvan de afhandeling enige
tijd vergt. Ondanks inspanningen van pensioenuitvoerders, kunnen de benodigde procedures
en formulieren soms ingewikkeld zijn en tijdige en volledige aanmelding door de
pensioengerechtigde tegenwerken.
Wisseling van pensioenuitvoerder, zeker als dit voor een collectiviteit gebeurt, kan vanwege de
administratieve afhandeling daarvan leiden tot vertraging in de eerste pensioenuitbetalingen na
de wisseling. Meer specifiek komt waardeoverdracht naar voren als oorzaak hiervoor, omdat
met de afhandeling van de overdracht geruime tijd gemoeid kan zijn.
Ten aanzien van de achterstanden in (uitkeringen-)administratie bij pensioenuitvoerders
constateer ik dat deze niet structureel zijn en pensioenuitvoerders, op aandrang van en in
overleg met DNB, effectieve maatregelen nemen om deze achterstanden weg te werken.
Niet uit te sluiten is dat in individuele situaties de pensioenbetaling vertraging oploopt. Ik
erken dat dat voor de betreffende pensioengerechtigde vervelend kan uitwerken. Echter, op
grond van de eerder in deze brief opgenomen inventarisatie en overwegingen, acht ik
additionele, wettelijk voorgeschreven oplossingsrichtingen ter beheersing van de problematiek
van vertraagde pensioenbetalingen, gegeven de beschikbaarheid en toepassing van reeds
voorhanden maatregelen, niet noodzakelijk en gezien de aard en omvang van de problematiek
disproportioneel en daarom evenmin wenselijk.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. J.P.H. Donner)
10
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid