De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief SZW0700025
Ons kenmerk AV/PB/07/6257
Datum 7 maart 2007
Onderwerp Reactie op brief van Lanthos B.V. pensioenresearch
Op 13 februari jongstleden heeft u mij een brief doorgestuurd van Lanthos B.V.
pensioenresearch, waarin wordt geconcludeerd dat de regering een te rooskleurig beeld van de
rendementen van pensioenfondsen in de periode 1990-2005 heeft gegeven in de nota naar
aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel Pensioenwet (Kamerstukken II 2005/06,
30 413, nr. 17). U heeft mij verzocht om een reactie te geven op deze brief.
Als eerste is het van belang om te constateren dat er verschillende methoden zijn om de
rendementen op beleggingen vast te stellen. Een belangrijk aspect daarbij is dat
pensioenfondsen te maken hebben met uitkeringen, premieontvangsten en wijzigingen in de
vermogensallocatie. Deze aspecten kunnen een verklaring geven voor de verschillen in
uitkomsten van verschillende rekenmethodieken ter bepaling van beleggingsrendementen. De
meeste pensioenfondsen hanteren de zogenaamde "Time Weighted Return" (TWR)-methode
om het beleggingsrendement vast te stellen. Deze methode is niet alleen voorgeschreven door
de toezichthouder in het kader van de "kwartaalrapportages beleggingen", maar wordt ook
wereldwijd door vermogensbeheerders gebruikt. Het grote voordeel van de TWR-methode is
dan ook dat deze methodiek (internationaal) vergelijkbaar is.
De heer Blom van Lanthos B.V. is daarentegen van mening dat pensioenfondsen de
zogenaamde "Money Weighted Return" (MWR)-methode zouden moeten toepassen. In
tegenstelling tot de TWR-methode spelen bij MWR-methode de tijdstippen waarop
toevoegingen en onttrekkingen aan de beleggingsportefeuille worden gedaan een belangrijke
rol. Op basis van de laatstgenoemde methode kan het rendement dus bijvoorbeeld significant
worden beïnvloed door het feit of stortingen of onttrekkingen aan het begin of het einde van
een periode worden gedaan. Volgens de heer Blom wordt met de MWR-methode
nauwkeuriger aangesloten bij de ontwikkeling van het vermogen en dus impliciet bij het
benodigde premieniveau en de indexatiemogelijkheden. Daar staat tegenover dat de MWR-
methode méér uitdrukt dan het zuivere rendement op een bepaalde beleggingscategorie, omdat
ook het relatieve aandeel van die beleggingscategorie en de verschuiving van die categorie
Ons kenmerk AV/PB/07/6257
binnen de totale beleggingen in het rendementscijfer van die categorie tot uitdrukking wordt
gebracht.
Het valt niet te zeggen welke van de twee, de TWR- of de MWR-methode, de betere is. Beide
methoden hebben hun voor- en nadelen. Cruciaal is echter dat Lanthos B.V. voor
pensioenfondsen rekent met de MWR-methode, terwijl voorzover mij bekend - andere
vermogensbeheerders, zoals verzekeringsmaatschappijen, rekenen met de TWR-methode.
Bovendien heeft Lanthos B.V. in de berekeningen slechts een beperkt aantal pensioenfondsen
meegenomen, terwijl in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel
Pensioenwet over de gehele pensioenfondsensector is gerapporteerd. In die omstandigheden is
een reële vergelijking van beleggingsrendementen uiteraard niet meer mogelijk en worden
appels met peren vergeleken.
Verder deel ik de conclusie van Lanthos B.V. dat het aanhouden van buffers door
pensioenfondsen als kosten moeten worden gezien - die ten laste van het bruto-rendement
gebracht zouden moeten worden - niet. Buffers renderen immers evenzeer als het overige
vermogen van pensioenfondsen. Rendementen op buffers kunnen worden gebruikt voor de
indexatie van pensioenaanspraken en uitkeringen en komen dus ten goede aan de deelnemers
in een pensioenregeling.
Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat
pensioenfondsen hun rendementscijfers op een onjuiste wijze zouden toepassen. Sterker nog,
door toepassing van de TWR-methode volgen zij juist de voorschriften van de toezichthouder.
De conclusie in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Pensioenwet dat
het rendement op aandelen in de periode 1990-2005 twee procentpunt hoger is geweest dan de
10-jaarsrente op staatsobligaties mijn mening dan ook nog steeds onverminderd van kracht.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid