Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
1 maart 2007 19 februari 2007 07-OCW-B-09 WJZ/2007/5741 (1745)

Onderwerp

Voorstel van wet tot wijziging van o.m. de Wet

studiefinanciering 2000 in verband met aanpassing

van de berekeningssystematiek veronderstelde
ouderlijke bijdrage en de verlenging van
experimenten met vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing (Kamerstukken II 2006/07,
30941, nr. 2)

Hierbij bied ik u aan mijn reactie op de brief van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, kenmerknummer 07-OCW-B-09, inzake het bovengenoemde voorstel. In de brief vragen de leden om de Kamer op de hoogte te stellen van de gewenste inwerkingtreding van het voorstel en het moment waarop de behandeling door beide Kamers dient te zijn afgerond.

Het wetsvoorstel bevat twee (hoofd)zaken: aanpassing van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) in verband met de aanpassing van de berekeningssystematiek veronderstelde ouderlijke bijdrage en verlenging van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing (experimentenwet). Hieronder ga ik op beide onderwerpen apart in.

Berekeningsystematiek veronderstelde ouderlijke bijdrage Per 1 januari 2006 is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in werking getreden. De Informatie Beheer Groep (IB-Groep) heeft de complexe wijzigingen in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000), die voortvloeien uit de Aanpassingswet bij de Awir, niet goed kunnen uitvoeren in 2006. Dit heeft geleid tot meeruitgaven van circa 18 miljoen. Met deze wet wordt de WSF 2000 technisch zo gewijzigd dat correcte uitvoering in 2007 en volgende jaren wel mogelijk is (zie voor meer gedetailleerde informatie op dit punt onder meer paragraaf 1.2.6.1. van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, Kamerstukken II 2006/07, 30941, nr. 3, blz. 5 e.v.) . Het ligt in de bedoeling deze wijzigingen met terugwerkende kracht per 1 januari 2006 in te laten gaan. Hiermee wordt een wettelijke basis gelegd onder de meeruitgaven in 2006.

Het spoedtraject van het wetsvoorstel is gericht op inwerkingtreding met ingang van 1 mei 2007. De wet is dan nog juist in werking getreden voor het moment dat de Algemene Rekenkamer (AR) haar rapportage rechtmatigheidsonderzoek over 2006 heeft afgerond. De AR oordeelt over de

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

page 2 of 2

(on)rechtmatigheid naar de situatie op dat moment. Indien het wetsvoorstel op dat moment nog niet in werking is getreden - en terugwerkende kracht nog niet heeft kunnen plaatsvinden - kan de AR de meeruitgaven van 18 miljoen in 2006 als onrechtmatig beoordelen, wat vervolgens consequenties kan hebben voor het oordeel over de uitgaven van OCW in zijn totaliteit. Voorts is een spoedige inwerkingtreding geboden omdat het wetsvoorstel voorziet in de juridische basis voor een technische aanpassing van de uitvoeringssystematiek.

Verlenging experimentenwet
Op dit moment lopen bij verschillende instellingen experimenten met vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing, allen gebaseerd op de experimentenwet. Deze wet is op 1 september 2005 in werking is getreden en zal met ingang van 2 september 2007 vervallen. Het wordt echter wenselijk geacht het experimenteerregime te continueren totdat is besloten om vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing al dan niet definitief in de wet te regelen. Deze beslissing is pas voorzien ná de eindrapportage van de Commissie Ruim Baan voor Talent (voorzitter Korthals) die de thans lopende experimenten evalueert, begin 2008. Het is daarom wenselijk de experimentenwet te verlengen. Bedoelde verlenging is in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen.

Spoedige inwerkingtreding daarvan is zeer wenselijk vanwege de aanmelding van een fixusopleiding bij de IB-Groep en de afgifte van bewijzen van toelating door de IB-Groep. Als de wet 1 mei aanstaande in werking zou kunnen treden, hebben instellingen nog de gelegenheid om de selectieprocedure tijdig voor de zomervakantie te organiseren. Als de verlenging van de experimentenwet later dan 1 mei aanstaande in het Staatsblad staat, betekent dat voor instellingen en studenten grote onzekerheid; het zal aanstaande studenten er mogelijk toe zetten zich niet voor een opleiding in te schrijven die onder de experimentenwet valt of zittende studenten er toe zetten hun opleiding te beëindigen en zich voor een reguliere opleiding in te schrijven. Instellingen kunnen geen voorbereidingen treffen, met als gevolg dat het aantal inschrijvingen beperkter is. Als het wetvoorstel op 1 september van dit jaar nog niet inwerking is getreden, moeten de lopende experimenten met ingang van die datum worden beëindigd. Dit heeft een negatief effect op de reeds opgebouwde meerwaarde van de experimenten.

Inwerkingtreding 1 mei 2007
Om tijdige publicatie en inwerkingtreding van het voorstel mogelijk te maken, zou de behandeling in beide Kamers der Staten-Generaal half april afgerond moeten zijn.

De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,

Dr. Ronald H.A. Plasterk