Kamerbrief inzake commissieverzoek over NRF
05-03-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en voor
Defensie. Deze vragen werden ingezonden op 8 februari 2007 met kenmerk
07-BUZA-B-007
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie.
1.
Is de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) al ingegaan op het
eerdere aanbod van Nederland voor NRF 9 en NRF 10? Zo ja, welke
bijdrage wordt daadwerkelijk van Nederland verwacht?
Het Nederlandse aanbod voor NRF 9 en NRF 10, waarover wij u op 19
januari 2006 in Kamerbrief 29 521, nr. 22 hebben geïnformeerd, is door
SACEUR ongewijzigd geaccepteerd. De voorziene Nederlandse bijdrage is
met dit aanbod in overeenstemming.
2. 4. 8. 10. 15. 16.
Zijn NRF 11 en 12 al volledig 'gevuld' en wanneer is de deadline dat
dit moet gebeuren?
Welke andere NAVO-partners leveren voor NRF 11 en voor NRF 12 een
belangrijke bijdrage, en hoe verhoudt die zich zowel materieel als
personeel tot de Nederlandse inzet?
Heeft er over de inhoud van het Nederlandse aanbod voor NRF 11 en 12
vooraf een overleg of afstemming plaats gevonden met de overige
relevante partners?
Heeft de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) de aanbiedingen van
de lidstaten inmiddels kenbaar gemaakt? Welke aanbiedingen zijn
geaccepteerd?
Wat zijn de redenen dat SACEUR nog aanvullende verzoeken tot extra
deelname zou kunnen doen om de nog ontbrekende capaciteiten op te
heffen?
Kunt u aangeven wat de nog ontbrekende capaciteiten zijn? Is het te
verwachten dat er op Nederland een beroep zal worden gedaan om de nog
ontbrekende capaciteiten op te heffen?
De resultaten van de Navo-planningsconferentie in november 2006 zijn
onlangs bekend gemaakt. SACEUR heeft de initiële vulling van NRF 11 en
NRF 12 en de daarop volgende rotaties bemoedigend genoemd, maar de
aanbiedingen van de landen zijn nog niet geaccepteerd. Vooral voor de
vulling van de land- en luchtcomponent zijn nog aanvullende
aanbiedingen nodig. De voornaamste tekorten hebben betrekking op
helikoptercapaciteit, logistieke ondersteuning, vliegvelddiensten,
gevechtsondersteuning en medische capaciteiten. De grootste bijdragen
voor de vulling van NRF 11 en NRF 12 worden geleverd door de Verenigde
Staten, Frankrijk en Spanje. Samen leveren deze landen ongeveer 10.000
militairen, dat is 40 % van elk van de NRF-rotaties. Nederland heeft
voor NRF 11 ongeveer 500 militairen aangeboden en voor NRF 12 ongeveer
1000. De Nederlandse bijdrage bestaat vooral uit maritieme eenheden en
gevechtsvliegtuigen. In voorbereiding op de planningsconferentie van
november heeft afstemming plaatsgevonden tussen Nederland en het
Verenigd Koninkrijk over de intentie om voor NRF 12 de amfibische
taakgroep aan te bieden. In beginsel moeten de bijdragen aan de NRF
uiterlijk een half jaar voorafgaand aan de rotatie beschikbaar zijn,
opdat invulling kan worden gegeven aan de multinationale
integratietraining. Voor NRF 11 ligt die datum op 1 januari 2008.
SACEUR zal zich inspannen om voor die datum de ontbrekende
capaciteiten op te heffen. Daarbij is het verwachtbaar dat hij ook op
Nederland een beroep zal doen.
3.
Welke permanente behoefte is er in NRF-kader aan onderzeeboten, voor
welke mogelijke inzetdoelen, en welke NAVO-lidstaten komen hier met
welke beschikbare capaciteit voor in aanmerking?
De standaard samenstelling van de NRF omvat de permanente behoefte aan
drie onderzeeboten, waarvan bij voorkeur één met nucleaire
voortstuwing.
Als onderdeel van de NRF kunnen onderzeeboten worden ingezet bij
operaties ter handhaving en bevordering van de internationale
rechtsorde en operaties ter verdediging van het Navo-grondgebied.
Binnen deze taakstelling kunnen onderzeeboten specifiek worden ingezet
voor:
1. de bescherming van eigen schepen en het operatiegebied tegen
bedreigingen vanuit zee;
2. de bestrijding van vijandige schepen en onderzeeboten;
3. inlichtingenvergaring en voorwaarschuwing;
4. de uitvoering en ondersteuning van speciale operaties en amfibisch
optreden.
Er zijn elf Navo-lidstaten, inclusief Nederland, die hebben aangeboden
bij toerbeurt één dan wel twee onderzeeboten te kunnen leveren.
6.
Wat is thans de stand van zaken bij de bouw van het tweede amfibische
transportschip, de Johan de Witt? Wanneer wordt deze, naar
verwachting, aan de vloot toegevoegd?
Het tweede Landing Platform Dock (LPD-2), `Johan de Witt', bevindt
zich in de fase waarin het schip door Schelde Marine Bouw (SMB) gereed
wordt gemaakt om te worden overgedragen aan de Defensie Materieel
Organisatie (DMO). Hiertoe worden zogenaamde werfproeftochten
uitgevoerd, waarbij momenteel vooral de betrouwbare werking van de
voortstuwing van het schip de aandacht heeft. Na overname door de DMO
worden in de garantietermijn tests uitgevoerd, waarna het schip naar
verwachting medio 2008 aan de vloot zal worden toegevoegd.
7.
Wat betekent het beschikbaar stellen van beide amfibische
transportschepen, het commando van de amfibische taakgroep en een
bevoorradingsschip in de eerste helft van 2009 voor de mogelijkheid om
vanuit een nationaal belang (bijv. ten behoeve van de Nederlandse
Antillen en Aruba) amfibische operaties van enige omvang uit te voeren
in de eerste helft van 2009?
De regering behoudt altijd het oppergezag ("full command") over de
krijgsmacht. Dit houdt in dat de regering eerder toegezegde eenheden
aan de NRF kan onttrekken als het nationale belang hiertoe noopt. Het
NRF-concept houdt hier rekening mee.
9. 12.
Welke concrete voornemens zijn er om voor toekomstige rotaties te
komen tot een meer gestructureerd vooroverleg over de kwantitatieve en
kwalitatieve invulling van de ter beschikkingstelling van
halfjaarlijkse capaciteiten, anders dan het in een vroeger stadium
aanwijzen van een leidinggevend land?
Tijdens de laatste NAVO-planningsconferentie (in november 2006), werd
voor de eerste keer invulling gegeven aan het voornemen om ook voor de
langere termijn (tot 2012) capaciteitstoewijzingen voor de NRF te
inventariseren. Zijn er inmiddels landen aangewezen om te bemiddelen,
c.q. leiding te geven aan NRF-rotaties? Zo ja, welke landen zijn dat?
De nieuwe langere termijn planningssystematiek is nog in ontwikkeling.
De systematiek is bedoeld om SACEUR beter in staat te stellen
vroegtijdig in te spelen op ontbrekende capaciteiten voor de NRF.
Wezenlijk principe van de nieuwe systematiek is dat vraag en aanbod
voor de vulling van de NRF niet langer wordt uitgedrukt in specifieke
eenheden, maar in militaire capaciteitsmodules. In hun aanbiedingen
gaan lidstaten individueel dan wel in gezamenlijkheid de
verantwoordelijkheid aan voor de vulling van complete modules. Landen
die hun hoofdkwartier(en) aan de NRF aanbieden kunnen door SACEUR
worden aangewezen om met andere landen te bemiddelen over
multinationale oplossingen voor de vulling van essentiële
capaciteitsmodules. Voorts voorziet de nieuwe systematiek in een
langere termijn rooster van waarin lidstaten aan capaciteitsmodules
worden gekoppeld. Het oogmerk van dit rooster is om de inbreng van
capaciteiten te harmoniseren, de lasten naar evenredigheid te verdelen
en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.
De langere termijn planningssystematiek is tijdens de
Navo-planningsconferentie in november 2006 voor de eerste keer
toegepast. Met de langere termijn aanbiedingen van de landen is de
basis gelegd voor het beoogde rooster. De lidstaten zijn nog in
afwachting van SACEUR's eerste opzet van dit rooster.
11.
Kunt u voorbeelden geven van zelfstandig opererende NRF en de NRF als
onderdeel van een grotere strijdmacht?
Uitgangspunt is dat de NRF voor alle NAVO-missies kan worden ingezet.
De NRF is zelfstandig in staat om in de initiële fase van een
crisissituatie een toereikend antwoord te bieden. De NRF kan daarbij
zowel worden ingezet voor de handhaving of de bevordering van de
internationale rechtsorde als voor de verdediging van het
NAVO-grondgebied. Tijdens de Navo-top in Riga is afgesproken dat de
mogelijkheden zullen worden onderzocht om de NRF ook in te zetten als
reservemacht ten behoeve van lopende Navo-operaties. Hierover is
verder van gedachten gewisseld tijdens de Defensieministeriële in
Sevilla op 8 en 9 februari jl., onder meer aan de hand van het
Nederlandse voorstel om een nauwere relatie aan te gaan tussen de NRF
en de Strategic Reserve Force. Concrete voorstellen terzake zullen
tijdens de Defensie ministeriële van juni 2007 worden voorgelegd.
Voorts is het mogelijk dat de NRF als initiële strijdmacht wordt
ingezet en later wordt aangevuld met troepen die de vervolgoperatie
van de NRF zullen overnemen. Tot slot impliceert de beschikbaarheid
voor alle Navo-missies dat de NRF ook als onderdeel van de
bondgenootschappelijke verdediging kan worden ingezet voor een artikel
5 operatie.
5. 14.
De regering stelt voor een belangrijk deel van de Nederlandse
amfibische eenheden (m.n. de twee amfibische transportschepen die op
dat moment beschikbaar zijn) beschikbaar ter stellen voor de NRF 12
(eerste helft 2009).Deze eenheden zouden dan samen met een Brits
mariniersbataljon moeten optreden. In het rapport 'Inzet met
instemming - de rol van de Tweede Kamer bij het uitzenden van
militairen' is onderkend dat een negatief besluit van het Nederlandse
parlement over de daadwerkelijke inzet van de Brits-Nederlandse
Amphibious Force de relatie met een dergelijk militaire partner onder
druk kan zetten. Niettemin is ook voor die situatie aanbevolen dat de
Kamer in dient te stemmen met een daadwerkelijke inzet van de NRF. Zal
de regering zich tot het uiterste inspannen om nu zo spoedig mogelijk
haar standpunt over dat instemmingsrecht aan de Kamer mee te delen?
Een nieuw AIV-advies is door de regering voor mei 2007 gevraagd. Zal
in mei 2007 dat advies inderdaad beschikbaar zijn en wanneer zal de
regering vervolgens haar eigen positie bepalen?
Is men binnen de NAVO op alle relevante niveaus geïnformeerd over het
voornemen van de Kamer om bij wet de expliciete parlementaire
goedkeuring vast te leggen voor elke inzet van Nederlandse militairen?
Hoe is daar vanuit de NAVO en door NAVO-partners op gereageerd?
De regering heeft de Kamer op 18 augustus 2006 (Kamerstuk 30 162, nr.
6) bericht dat zij het wenselijk achtte zich terzake nader van advies
te laten voorzien. Mede naar aanleiding daarvan zal de regering
vervolgens met een reactie komen op het rapport van de werkgroep NRF.
Vervolgens zal de regering bezien of er aanleiding is de Navo terzake
formeel te informeren.
13.
Welke (uitputtende) mogelijkheden acht u denkbaar waarbij de Tweede
Kamer over een inzet in NRF-kader niet "voorafgaand geïnformeerd" zou
kunnen worden?
De regering zal zich tot het uiterste inspannen om de Tweede Kamer
voorafgaand aan de inzet van Nederlandse eenheden in het kader van de
NRF te informeren. Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat dat in de
praktijk niet mogelijk zal blijken. Het doornemen van scenario's voegt
in dat licht naar onze mening weinig toe.
17.
In hoeverre komt de "gemeenschappelijke financiering" van de gehele
NRF-inzet, anders dan alleen die van het strategisch luchttransport,
op termijn in zicht?
Bij de uitvoering van Navo-operaties komen diverse capaciteiten in
aanmerking voor gemeenschappelijke financiering. Per operatie en dus
ook voor de inzet van de NRF worden deze capaciteiten bij de
planontwikkeling geïdentificeerd en door de lidstaten goedgekeurd. In
algemene zin kan worden gesteld dat het capaciteiten betreft die de
operatie als geheel ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn: de inzet
van hoofdkwartieren, inlichtingencapaciteit en het gebruik van het
vliegveld en/of de haven van waaruit de logistiek richting het
operatiegebied wordt verzorgd. In aanvulling op deze regeling is
tijdens de Navo-Top in Riga is de afspraak bevestigd om te komen tot
een gemeenschappelijke financiering van strategische
transportcapaciteit voor die gevallen dat de NRF op korte termijn
wordt ingezet. Tevens is afgesproken deze eerste aanzet tot
gemeenschappelijke financiering na een periode van twee jaar te
evalueren. Eerst na deze proefperiode en afhankelijk van de evaluatie
komt een eventuele uitbreiding van de gemeenschappelijke financiering
van de NRF-inzet aan de orde. Zoals eerder aan Uw Kamer gemeld blijft
dit onderwerp onder Bondgenoten echter omstreden.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken