Beantwoording vragen lid Van Baalen over steun van NAVO-lidstaten voor
operaties in Afghanistan
05-03-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door het lid Van Baalen over steun van NAVO-lidstaten
voor operaties in Afghanistan (ingezonden 23 februari, kenmerk
2060708200).
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de ministers van Buitenlandse
Zaken en Defensie over onvoldoende steun van sommige NAVO-lidstaten
voor operaties in Afghanistan.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van onenigheid binnen de NAVO over de bijdragen
van enkele NAVO-lidstaten aan de ISAF-operaties in Afghanistan,
waarbij Canada zelfs met een voortijdige terugtrekking heeft gedreigd?
1)
Antwoord
Tijdens de Parlementaire Assemblee van de NATO op 19 februari jl.
hebben sommige parlementariërs opgeroepen tot een eerlijker verdeling
van de lasten in Afghanistan. Zo betoogde het VS-congreslid Tanner dat
de bondgenoten die in West- en Noord-Afghanistan troepen hebben
gelegerd ook militairen in het meer gevaarlijke zuiden zouden moeten
ontplooien. Ook werd er opgeroepen om de `caveats' (beperkende
voorwaarden voor de inzet van troepen) verder te verlichten.
De Canadese regering heeft niet met voortijdige terugtrekking van haar
troepen gedreigd. Wel heeft een Canadese senaatscommissie medio
februari in een rapport gesteld dat als er niet aan een aantal
basisvoorwaarden op het gebied van bestuur, wederopbouw en veiligheid
wordt voldaan, de Canadese militaire aanwezigheid in Kandahar na
februari 2009 niet meer zou moeten worden verlengd.
Vraag 2
Herinnert u zich dat de militaire operaties van een reeks van landen
in Afghanistan mede waren gebaseerd op het van toepassing verklaren
door de NAVO-lidstaten
van artikel 5 van het NAVO-Handvest (een aanval op één is een aanval
op allen) op 12 september 2001 naast een reeks resoluties van de
Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties? Is artikel 5 nog steeds van toepassing?
Antwoord
Artikel 5 is formeel nog steeds van toepassing op Operation Enduring
Freedom (zie ook de brief aan uw kamer van 10 maart 2005, uw kenmerk
27925 nr 166), maar is niet van toepassing op ISAF. ISAF vindt zijn
rechtsgrond in een reeks resoluties van de Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties.
Vraag 3
Deelt u de mening dat alle NAVO-lidstaten naar verhouding hebben
bijgedragen aan de internationale militaire inspanningen die sindsdien
in Afghanistan zijn
geleverd bij het bestrijden van de Talibaan respectievelijk de
`Opposing Militant Forces' (OMF)? Hoe verhoudt die inspanning zich
thans tot de omvang van de krijgsmacht respectievelijk tot het BBP/BNP
van de diverse NAVO-lidstaten?
Vraag 4
Wat is uw oordeel over de relatief beperkte bijdragen op dit moment
van Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en Turkije?
Antwoord
Op dit moment dragen alle NAVO-bondgenoten, in meer of mindere mate,
bij aan ISAF.
De omvang van de krijgsmacht van een bepaald land, dan wel het BNP van
een land, zijn niet de enige factoren die zouden moeten worden
meegenomen bij de vraag of een land `naar verhouding' een evenredige
inspanning levert.
De inspanning van lidstaten in Afghanistan is per definitie een
momentopname. Sommige landen hebben in het verleden een grote
inspanning geleverd, doch doen nu (tijdelijk) minder. Andere landen,
bijvoorbeeld Duitsland, hebben een groot aantal troepen in Afghanistan
ontplooid, en zijn ook langjarige verplichtingen aangegaan, doch
beperken hun inzet tot het relatief veilige noorden van het land. Weer
andere landen, bij voorbeeld Roemenië, dragen minder bij met
militairen en middelen, doch doen dat in het risicovollere zuiden van
het land.
Elke NAVO-lidstaat volgt specifieke nationale en parlementaire
procedures voor de inzet van troepen in buitenlandse operaties. Het is
niet aan de Nederlandse regering hierover oordelen te geven. Sommige
landen leveren, wellicht, een beperktere bijdrage in Afghanistan, doch
compenseren dit weer in operatiegebieden elders in de wereld.
Wel meent de regering, in algemene zin, dat de militaire en financiële
inzet in het gevaarlijke zuiden van Afghanistan kan worden
geïntensiveerd. Dat was ook een van de hoofdboodschappen van Nederland
tijdens de NAVO-top in Riga (november 2006) en de ministeriële
bijeenkomsten in Brussel (26 januari) en Sevilla (7-8 februari).
Nederland heeft daarbij NAVO-lidstaten opgeroepen hun `caveats' op te
heffen en voorts aangedrongen op vulling van de militaire
behoeftestelling (de Combined Joint Statement of Requirements).
Vraag 5
Op welke wijze zult u in uw contacten met deze landen duidelijk maken
dat solidariteit binnen het NAVO-bondgenootschap nog steeds van
bijzonder belang is
voor het functioneren van dat bondgenootschap en voor de veiligheid
van zijn lidstaten en dat zij derhalve hun betrokkenheid bij de
veiligheid van Afghanistan
substantieel dienen te vergroten?
Nederland heeft zeer regelmatig, op alle niveau's en zowel bi- als
multilateraal contact met de NAVO-bondgenoten over alle aspecten van
de ISAF-operatie. Intensivering van zowel de militaire, materiële als
financieel inspanning, wordt daarbij nadrukkelijk aan de orde gesteld.
Vraag 6
Wat zou een voortijdige terugtrekking van de Canadese militairen uit
Kandahar voor de veiligheid van de Nederlandse militairen in Uruzgan
betekenen? Welke
maatregelen zou Nederland moeten nemen bij een dergelijke
terugtrekking?
Canada is niet voornemens zich vroegtijdig terug te trekken uit
Kandahar.
1) Zie bijv. De Telegraaf van 21 februari
3) Parool, Afghaanse waakhonden voor Kamp Holland; `de bevolking ziet
ons als ongelovigen', 4 oktober 2006
4) zie noot 3
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken