Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Uw brief 2060707370 Ons kenmerk UB/K/07/5629 Datum 2 maart 2007 Onderwerp Kamervragen van het lid Ulenbelt (SP)

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Ulenbelt (SP) over de onrust onder verzekeringsartsen van het UWV en het wantrouwen van werkgevers in het oordeel van verzekeringsartsen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. J.P.H. Donner)

Ons kenmerk UB/K/07/5629

2060707370

Vragen van het lid Ulenbelt (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de onrust onder verzekeringsartsen van het UWV en het wantrouwen van werkgevers in het oordeel van verzekeringsartsen. (Ingezonden 7 februari 2007)


1
Zijn er het afgelopen jaar onderzoeken gehouden onder verzekeringsartsen in dienst van het UWV naar motivatie, tevredenheid of andere oordelen over de arbeidsomstandigheden en taakuitoefening? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wilt u de uitkomsten aan de Tweede Kamer sturen? Zo neen, waarom niet? 1)

Antwoord
Mij zijn drie onderzoeken bekend. Ten eerste het interne UWV-rapport `Rapportage van de raadpleging door bureau SMZ met verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen'. Voor de uitkomsten daarvan verwijs ik naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 28 oktober 2005 waarbij hij het betreffende rapport aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Ten tweede heeft de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) het rapport "Probleemsituaties" opgesteld. Dit rapport is medio 2006 door de NVVG openbaar gemaakt. Tot slot heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Van Hoof, u met zijn brief van 27 november 2006 het eindverslag `Inspecties Gemeentelijke Sociale Diensten, Centra voor Werk en Inkomen en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen' toegezonden. Hierin wordt door de Arbeidsinspectie verslag gedaan over de onderwerpen agressie, geweld en werkdruk.


2
Kunt u begrip op brengen voor werkgevers die zeggen dat ze het oordeel van de verzekeringsartsen niet meer vertrouwen, omdat mensen die na herbeoordeling volledig zijn goedgekeurd zich toch niet staande kunnen houden in een normale arbeidssituatie? Zo neen, waarom niet? Acht u de twee individuele gevallen die in de uitzending worden getoond een bewijs voor het oordeel van deze werkgevers? Zo neen, waarom niet?

De cohortsgewijze herbeoordelingen vinden plaats op grond van de nieuwe normen zoals die zijn opgenomen in het in 2004 aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2004, 434). Deze nieuwe normen zien met name op de arbeidskundige kant van de claimbeoordeling. De normen voor het verzekeringsgeneeskundig deel van de claimbeoordeling zijn, op een enkele uitzondering na, niet gewijzigd. De stelling dat mensen die na herbeoordeling volledig zijn goedgekeurd zich toch niet staande kunnen houden in een normale arbeidssituatie, kan ik niet onderschrijven. Dit wordt bevestigd door de Astri-onderzoeken die mijn ambtsvoorganger op 16 februari jl. aan de Kamer heeft gezonden. Hieruit blijkt dat 32% van de herbeoordeelden die niet werkten op het moment van de herbeoordeling en waarvan de uitkering is verlaagd of beëindigd, na 18 maanden aan het
---

Ons kenmerk UB/K/07/5629

werk zijn. Een min of meer gelijk deel neemt na 18 maanden nog deel aan een re- integratietraject.
Voorts onthoud ik mij als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van een oordeel over individuele (her-) beoordelingen.


3
Wat is in dit verband uw reactie op de uitspraken van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen dat mensen die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, ogenschijnlijk een geringe handicap hebben, maar in werkelijkheid forse beperkingen hebben die re-integratie onmogelijk maakt? 2) Is het percentage arbeidsongeschiktheid, dat het verlies van de verdiencapaciteit aangeeft en dus niets zegt over de fysieke en psychische beperkingen, nog wel een goed criterium om de mogelijkheden tot werkhervatting te beoordelen? Zo ja, waarom?

Bij het verlies van verdiencapaciteit is het uitgangspunt dat wordt gekeken naar de mogelijkheden van de betrokkene om weer aan het werk te gaan. Dit betekent dat voor de mate van arbeidsongeschiktheid niet wordt gekeken naar de aard van de aandoening of de ernst van de handicap, maar naar de mogelijkheden voor werk. Het gaat er immers om wat iemand nog aan werk kan verrichten.
Indien het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedraagt, kan de betrokkene, ondanks zijn beperkingen, functies verrichten waarmee hij een loon kan verdienen dat tenminste 65% van zijn oude loon bedraagt. Bij het vaststellen van de verdiencapaciteit wordt breed gekeken naar functies op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat kan betekenen dat iemand niet in zijn oude functie kan re-integreren, maar wel aan het werk kan in een andere functie.


1) Zembla, 28 januari 2007

2) de Volkskrant, Forum, 27 januari 2007


---