En weer leiden de provinciale verkiezingen tot reorganisaties
De Provincie mag als ambtelijk apparaat niet altijd een even dynamisch
imago hebben, toch verandert ze gemiddeld elke zeven jaar van
organisatiemodel. Verreweg de meeste reorganisaties vinden plaats vlak
voor of na de provinciale verkiezingen, zo blijkt uit onderzoek van
Roger van Lier. De motieven die voor reorganisaties worden aangevoerd
klinken rationeel en politiek verantwoord. Maar de werkelijke redenen
zijn dit niet altijd, en de gewenste effecten blijven vaak uit. Op
donderdag 1 maart 2007 verdedigt Van Lier zijn proefschrift "De
provinciale organisatie in continue staat van verandering" aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Van Lier onderzocht bij alle twaalf provincies de motieven om te
reorganiseren. Vaak rechtvaardigen zij hun grootschalige
reorganisaties met argumenten als "we willen naar een betere
organisatie die producten sneller levert". Efficiënt, effectief en
burgergericht zijn veelvoorkomende toverwoorden. Dit soort motieven is
objectief, rationeel en vooral politiek verantwoord. Van Lier vraagt
zich echter af dit wel de echte redenen zijn voor het starten van een
reorganisatie.
Uit het onderzoek blijkt namelijk dat vooral strategische motieven en
omstandigheden doorslaggevend zijn in een besluit tot reorganiseren.
Dus niet alleen interne motieven (zoals knelpunten in de
organisatiestructuur, organisatiecultuur, werkwijze, bedrijfsvoering,
personeel en management) en externe motieven (zoals economische,
politieke, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen) spelen
een rol. Voorbeelden van strategische motieven zijn het willen wakker
schudden van de organisatie, zelfprofilering van managers, creëren van
budgettaire of formatieve ruimte of het bewerkstellingen van
wisselingen in het management. Ook omstandigheden als het vertrek of
de komst van managers, het slecht functioneren van managers, of
provinciale verkiezingen kunnen een trigger zijn om een reorganisatie
te starten. In 83% van de onderzochte provincies is er een
grootschalige reorganisatie gestart vlak voor of na de verkiezingen.
Strategische motieven kunnen doorslaggevend zijn, omdat het besluit
van één persoon afhankelijk is: de provinciesecretaris. Een
provinciesecretaris kan eigen doelen nastreven die niet
noodzakelijkerwijs parallel hoeven te lopen met het organisatiebelang.
Van Lier constateert bovendien dat de noodzaak tot een reorganisatie
zelden objectief aangetoond wordt. Ook verschuiven de motieven vaak
gedurende een reorganisatietraject. Dit alles roept bij hem de vraag
op hoe opportunistisch en irrationeel een besluit om te reorganiseren
is. Deze vraag is vooral legitiem omdat provinciesecretarissen in een
enquête zelf aangeven dat een reorganisatie meestal niet het gewenste
effect oplevert.
Promotor: Prof.dr. A.B. Ringeling, hoogleraar Bestuurskunde
Erasmus Universiteit Rotterdam