14-02-2007
Geannoteerde agenda informele bijeenkomst EU ministers van Defensie
Ondertekenaar: Minister H.G.J. Kamp
Inleiding
Onder Duits voorzitterschap wordt op 1 en 2 maart a.s. in Wiesbaden,
Duitsland, de halfjaarlijkse informele vergadering voor EU-ministers
van Defensie gehouden. Op verzoek van de Kamer stuur ik u thans de
geannoteerde agenda voor deze vergadering. Tijdens de vergadering
zullen de EU-ministers van Defensie spreken over lopende en
toekomstige EU-operaties, over de relatie tussen de EU en de VN en
over militaire capaciteitenversterking en het Europees Defensie
Agentschap. In deze brief zal ik kort deze onderwerpen toelichten. De
Nederlandse positie ter vergadering zal worden bepaald door de dan
zittende regering.
Lopende en toekomstige EU- operaties
Bosnië-Herzegovina
Op 1 oktober 2006 zijn in Bosnië-Herzegovina verkiezingen gehouden
die rustig zijn verlopen. Dat heeft ertoe geleid dat de
operatiecommandant, generaal Reith (plaatsvervangend Saceur) een
stappenplan heeft ontwikkeld om de EU-missie vanaf 2007 te reduceren.
In december 2006 heeft de Raad voor Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (RAZEB) in principe besloten dat een begin kan worden
gemaakt met deze transitie van EUFOR Althea; een definitief besluit
is, met inachtneming van de situatie op dat moment, voorzien in
februari. Intussen heeft Generaal Reith zijn stappenplan verder
uitgewerkt. Naar verwachting zal de eerste reductiestap leiden tot een
verkleining van de missie van ongeveer 6.000 militairen naar 2.500
militairen. Ook de Nederlandse bijdrage zal dan worden verkleind.
Nederland levert momenteel ongeveer 280 militairen aan EUFOR Althea.
De Britse en Nederlandse troepen, gestationeerd in Banja Luka zullen
in maart 2007 worden teruggehaald. Nederland blijft na april 2007 wel
actief in de Liaison and Observation Team (LOT)-huizen, het regionaal
LOT Coördinatie Centrum (RCC), de Integrated Police Unit (IPU) en in
het hoofdkwartier van EUFOR Althea in Sarajevo. In totaal levert
Nederland dan ongeveer 90 militairen. Daarnaast blijft Nederland
actief in de EU Politiemissie (EUPM).
Kosovo
De ministers zullen eveneens worden geïnformeerd over de EU inzet in
Kosovo en de voorbereidingen van een mogelijke civiele EVDB-missie in
Kosovo. Onder leiding van de Speciale Gezant van de Secretaris
Generaal, de Finse oud-president Martti Ahtisaari, voeren Belgrado en
Pristina besprekingen die tot een voorstel moeten leiden voor de
VN-veiligheidsraad. Het voorstel van Ahtisaari is inmiddels aan de
Internationale Contactgroep gepresenteerd en op 2 februari jl. ook
gepresenteerd aan de Servische en Kosovo-autoriteiten. Verwacht wordt
dat VN-gezant Athisaari pas op zijn vroegst eind maart zijn voorstel
voor een status voor Kosovo presenteert aan de VN-veiligheidsraad.
Deze zal vervolgens met een resolutie moeten komen waarin uitsluitsel
wordt gegeven over de status van Kosovo en een nieuw mandaat voor het
internationale toezicht moeten formuleren. Voor de EU wordt op basis
van een nieuwe VN-Veiligheidsraadresolutie en als opvolgingsmissie van
UNMIK een belangrijke rol voorzien in Kosovo. Politiek zal de EU
toezien op de implementatie van de statusoplossing met een "dubbel
opgehangen" Internationale Civiele Vertegenwoordiger / EU Speciale
Vertegenwoordiger (één persoon). Daarnaast richt de EVDB-missie zich
op de opbouw en versterking van de Kosovaarse rechtsstaat, met
bijzondere aandacht voor de politie, justitie, douane en
overheidsadministratie. De Navo-macht KFOR blijft verantwoordelijk
voor de veiligheid.
Van belang is een goede samenwerking tussen de Navo (KFOR) en de EU in
Kosovo. Op dit moment overlegt het EU Planning Team (EUPT) reeds met
KFOR over de ophanden zijnde EVDB-missie in Kosovo. De
verantwoordelijkheid van KFOR voor de algehele veiligheid blijft van
groot belang in de kwetsbare periode rond de statusbepaling. Nederland
blijft daarom inzetten op goede afspraken tussen KFOR en de
toekomstige EU-missie over de taakverdeling op veiligheidsgebied,
vooral ook op het gebied van rellenbestrijding. Nederland overweegt
een bijdrage aan de EVDB-missie met civiele politie, marechaussee,
justitiële experts alsmede specialisten op het gebied van opbouw van
overheidsinstellingen. Momenteel draagt Nederland bij aan het
EU-planningsteam met de algemeen coördinator in Brussel en een
âcriminal proceedingsexpertâ in Kosovo.
Afghanistan
Mede op aandringen van Nederland zal de EU ook via het EVDB een rol
gaan spelen in Afghanistan. Op 12 februari jl. heeft de RAZEB
ingestemd met de algemene uitgangspunten voor een civiele EVDB-missie
in Afghanistan. De missie, die zal bestaan uit ongeveer 160
politiefunctionarissen, zal zich gaan richten op het trainen en
opleiden van de Afghaanse politie. Ook zal worden gewerkt aan een
verbeterde samenwerking tussen het Afghaanse Openbaar Ministerie en de
Afghaanse politie. De missie zal zowel op centraal als regionaal
niveau zijn beslag krijgen en complementair zijn aan lopende
initiatieven. Nederland is voorstander van een missie die tot op het
provinciale niveau reikt, in nauwe samenwerking met de ISAF-PRTâs.
Soedan/Darfur
President Bashir heeft op 27 december 2006 in algemene termen een
gefaseerde VN-betrokkenheid uitmondend in een AU/VN-missie aanvaard.
Het zou echter nog lang kunnen gaan duren voordat deze missie van
start gaat, omdat de Soedanese regering dit blijft vertragen. Daarom
blijft politieke druk geboden. In de eerste fase (light support
package) zullen 186 VN-stafleden de African Union Mission in Sudan
(AMIS) ondersteunen bij het verbeteren van stafcapaciteit. In de
tweede fase zal logistieke en transportsteun (heavy support package)
worden geleverd en in de derde fase zal er sprake zijn van een hybride
AU/VN-operatie. De huidige ondersteuning van de EU aan de AU-missie
zal aan de nieuwe situatie aangepast moeten worden. Het Nederlandse
standpunt is dat de steun aan AMIS die wordt geleverd door de EU, de
Navo en de VN moet complementeren en niet dupliceren. Voorts heeft de
AU de EU en de Navo gevraagd om, in samenwerkingsverband, het
strategisch transport voor de volgende rotatie van troepen in april en
mei van dit jaar te ondersteunen. Nederland steunt deze gezamenlijke
inspanning.
EU-VN
Samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties op het
gebied van crisisbeheersing
De samenwerking van de EU met andere internationale organisaties,
waaronder de VN, is één van de speerpunten van het Duitse
voorzitterschap. In het kader hiervan heeft het voorzitterschap een
voorstel gedaan voor verbeterde samenwerking met de VN op gebied van
crisisbeheersingsoperaties. Dit is een gevolg van de steeds bredere
samenwerking tussen de EU en de VN waar het crisisbeheersing betreft
en bouwt voort op wat daarover in 2003 werd afgesproken. Voorbeelden
van samenwerking zijn te vinden in Afghanistan, Irak, Soedan/Darfur,
alsmede de recente samenwerking in de DRC tussen Monuc en Eufor RD
Congo. Het Voorzitterschap streeft naar nauwere samenwerking bij de
voorbereiding en uitvoering van crisisbeheersingsoperaties. Nederland
steunt deze intensievere politieke samenwerking.
âLessons Learnedâ operatie EUFOR RD Congo
Bij de bespreking van de relatie tussen de EU en de VN wil het
Voorzitterschap ook de evaluatie van de recente EU-missie in de
Democratische Republiek Congo (EUFOR RD Congo) bespreken. Het betreft
een eerste appreciatie van de verschillende bijdragen die reeds vanuit
het aansturende hoofdkwartier in Potsdam zijn verschenen. Nederland
streeft naar een omvattende analyse van de te leren lessen die
concrete aanbevelingen biedt om de aanpak van EVDB-operaties te
verbeteren.
Militaire capaciteitsversterking/ Europees Defensie Agentschap
Headline Goal 2010
In 2004 is de militaire ambitie van de EU opnieuw vastgesteld in de
Headline Goal 2010. Vervolgens is een analyse gemaakt welke middelen
benodigd zijn om aan deze ambitie te kunnen voldoen. Op basis van deze
analyse is de âRequirements Catalogue 2005â (RC05) opgesteld, die in
november 2005 door de RAZEB is vastgesteld. In 2006 zijn de aangeboden
eenheden beoordeeld ten opzichte van de vereiste capaciteiten van de
RC05 (âscrutinisingâ). De uitkomst hiervan is vastgelegd in de Force
Catalogue die door de RAZEB in november 2006 is vastgesteld.
De volgende stap op weg naar het bereiken van de Headline Goal 2010 is
het opstellen van een ââProgress Catalogueââ die voor eind 2007 is
voorzien. In deze Progress Catalogue worden de operationele risicoâs
die voortvloeien uit het verschil tussen de oorspronkelijke behoefte
van de RC05 en de aangeboden capaciteiten van de Force Catalogue
uitgewerkt. Hiertoe worden de aangeboden capaciteiten beoordeeld op
tekorten (âassessingâ), waarna de resterende operationele risicoâs en
de beperkingen die dat oplegt aan de mogelijkheden van militair
optreden door de EU worden vastgesteld (âevaluatingâ). Voor de dan nog
bestaande tekorten zullen de lidstaten samen met het Europees Defensie
Agentschap (EDA) oplossingen moeten vinden.
Rapid Response
De EU-battlegroups hebben vanaf 1 januari 2007 de status van volledige
operationele gereedstelling. Van 1 januari 2007 tot 1 juli 2007 staan
de Duits-Nederlands-Finse battlegroup en een Frans-Belgische
battlegroup gereed. Naast de EU-battlegroups wil het Duitse
voorzitterschap ook meer aandacht besteden aan de maritieme en
luchtdimensie van snel inzetbare eenheden (Maritime Dimension en Rapid
Reaction Air Initiative). Nederland heeft zich aanvankelijk geen
voorstander getoond van de ontwikkeling van nieuwe concepten op
maritiem en luchtmacht gebied. Maritieme en luchtmacht elementen
kunnen enerzijds belangrijke ondersteunende taken uitvoeren voor het
landoptreden en anderzijds zelfstandige rollen vervullen. Maar
Nederland vindt wel dat moet worden gewaakt voor het creëren van een
kunstmatige behoefte en dat de aandacht zich in de eerste plaats moet
richten op de tekorten en operationele risico's in het kader van de
Headline Goal 2010. Indien de maritieme en luchtmachtdimensie worden
gebruikt om de EU doctrinevorming een meer âjointâ karakter te geven
is dat een ontwikkeling die wél kan worden gesteund. Nederland zal
erop blijven toezien dat deze initiatieven niet tot nieuwe
behoeftestellingen leiden.
Capability Development Plan (CDP)
In oktober 2006 hebben de ministers van Defensie de langetermijnvisie
(LTV) vastgesteld waarin op basis van een analyse van de wereld anno
2025 en de verwachte technologische ontwikkelingen, de toekomstige
militaire omgeving en het daarbij passende militaire optreden worden
beschreven. In 2007 wordt een zogenaamd Capaciteiten Ontwikkelingsplan
(CDP) opgesteld voor Europese militaire capaciteitenontwikkeling op de
(middel)lange termijn. Het CDP zal zich enerzijds baseren op de
Headline Goal 2010 en de LTV en anderzijds inzicht verschaffen in de
nationale plannen en behoeftestellingen van de lidstaten met het oog
op het identificeren van samenwerkingsmogelijkheden in EDA-verband.
Nederland is van mening dat het CDP een belangrijke bijdrage kan
leveren aan verdere Europese capaciteitenontwikkeling.
European Defence Technological and Industrial Base (EDTIB)
De Europese defensiemarkt is nog in belangrijke mate versnipperd langs
nationale lijnen. Dat leidt ook tot fragmentatie op het gebied van de
industrie en van onderzoek en ontwikkeling. De EDA-bestuursraad heeft
in september 2006 overeenstemming bereikt over de eigenschappen van
een gezonde toekomstige Europese Defensie technologische en
industriële basis (EDTIB). Die moet de Europese landen voorzien van
de militaire capaciteiten die zij in de toekomst nodig hebben en die
innovatief, kostenefficiënt en concurrerend op de wereldmarkt zijn.
Meer openheid en samenwerking zijn noodzakelijk. De gedragscode voor
defensieverwerving, die sinds 1 juli 2006 van kracht is, is een
belangrijke eerste stap om meer concurrentie op de Europese
defensiemarkt te creëren. Het EDA moet nu de eigenschappen van de
gewenste EDTIB van de toekomst uitwerken en wegen voorstellen om daar
te komen. Het EDA zal samen met lidstaten, industrie en andere
betrokken instellingen (Europese Commissie) een aantal prioritaire
technologiegebieden identificeren voor behoud en verdere ontwikkeling
in Europa. Eind 2007 moet dit proces leiden tot een Europese DTIB
strategie. Defensie heeft belang bij enerzijds vrijheid van
materieelverwerving en anderzijds een sterke, geconsolideerde Europese
DTIB met daarin een goede positie voor de nationale industrie en
kennisinstituten. Nederland zal de ontwikkeling van deze strategie dan
ook ondersteunen.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
Ministerie van Defensie