Habitatrichtlijn geen wezenlijke
belemmering voor ruimtelijke activiteiten (persbericht)
26 feb 2007
Onderdeel: LEI
De breed verbreide indruk dat in en nabij natuurgebieden in Nederland
allerlei economische en infrastructurele plannen worden geblokkeerd
doordat vergunningen worden geweigerd op grond van artikel 6 van de
Europese Habitatrichtlijn, is niet in overeenstemming met de feiten.
In werkelijkheid worden gevraagde vergunningen meestal verleend, al
kost dat vaak enige tijd. Als er een conflict ontstaat waarover de
rechter zich moet uitspreken, leidt dat wel vaak tot vernietiging van
de vergunning omdat de toetsing aan artikel 6 niet correct is
uitgevoerd. Dat blijkt uit een onderzoek door het LEI in samenwerking
met de Universiteit Utrecht. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht
van het ministerie van LNV.
Op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn van de EU zijn
lidstaten verplicht om plannen of projecten in een Natura 2000-gebied
te toetsen op eventuele negatieve gevolgen. Voorwaarde voor een
vergunning is dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied
niet zal aantasten, of dat er voldoende compenserende maatregelen
worden genomen als een plan ondanks de te verwachten negatieve
effecten toch wordt uitgevoerd met het oog op het openbaar belang.
Sinds oktober 2005 is de toetsingsverplichting in Nederland geregeld
via de gewijzigde Natuurbeschermingswet.
De onderzoekers analyseerden 49 vergunningaanvragen in een vijftal
Natura 2000-gebieden uit de periode 2000 tot voorjaar 2005. Daarnaast
onderzochten ze 17 rechterlijke uitspraken uit dezelfde jaren. Geen
enkele vergunning werd geweigerd omdat het plan of project volgens het
bevoegd gezag onverenigbaar zou zijn met de natuurwaarden van het
gebied. De toetsingsprocedure leverde wel vaak vertraging op in de
uitvoering van de activiteiten. Dat kwam dan vooral doordat artikel 6
van de Habitatrichtlijn niet of onzorgvuldig werd toegepast. Als er
een conflict ontstond over de aanvraag, waren het meestal ook
procedurefouten die tot een afwijzing door de rechter leidden. Het
feit dat artikel 6 sinds 2005 in de Natuurbeschermingswet is verwerkt,
kan de kwaliteit van de Habitattoets bevorderen. Ook de hulpmiddelen
voor toepassing van de toets die sindsdien door het ministerie van LNV
werden ontwikkeld, kunnen daaraan bijdragen.
Uit enkele casestudies blijkt dat betrokkenen bij bestuursorganen de
kwaliteit van de toetsing van een aanvraag vaak hoger inschatten dan
deze in werkelijkheid was. De onderzoekers concluderen dat het
zorgvuldig uitvoeren van de toets en het daarbij serieus betrekken van
door derden gemaakte opmerkingen tijd, geld en moeite kan besparen.
Rapport 6.07.05 De Habitattoets getoetst
Contact
Marc-Jeroen Boogaardt
marc-jeroen.bogaardt@wur.nl
LEI