Radboud Universiteit Nijmegen
Ouders van kinderen met astma blijven gewoon doorroken
ongeren met astma roken net zo vaak als leeftijdgenoten zonder astma.
En ouders van kinderen met astma hanteren geen strengere regels voor
het rookgedrag van hun kinderen dan ouders van gezonde kinderen. Door
blootstelling aan rookgedrag in de directe omgeving kan astma zich
manifesteren. Kinderen met astma hebben dan ook vaker ouders die roken
dan kinderen die geen astma hebben. Men zou verwachten dat wanneer
duidelijk wordt dat het kind astma heeft, ouders hun gedrag aanpassen,
maar dit is niet het geval. Dat blijkt uit onderzoek waarop psycholoog
Roy Otten donderdag 8 maart promoveert aan de Radboud Universiteit
Nijmegen. Otten is verbonden aan het Behavioural Science Institute.
Ondanks de schadelijke gevolgen, antirookcampagnes en de hoge prijs
van sigaretten en shag zijn er wereldwijd dagelijks tussen de 80.000
en 100.000 jongeren die beginnen met roken. Jongeren met astma doen
daarbij niet onder voor hun leeftijdgenoten: internationale studies
hebben reeds eerder aangetoond dat astmatische jongeren even vaak of
zelfs iets vaker roken dan hun leeftijdgenoten. Het onderzoek van Roy
Otten, waaraan ruim 10.000 eerste- en tweedeklasleerlingen van 33
scholen in Nederland hebben meegewerkt, toont aan dat Nederlandse
jongeren op dit punt niet verschillen.
Otten meldt dat bijna een kwart van de twaalfjarigen en 35 procent van
alle dertienjarigen aangeeft ooit gerookt te hebben en dat dat
percentage stijgt tot 65 procent op zeventienjarige leeftijd. Ongeveer
tien procent van alle dertienjarige jongeren geeft aan regelmatig te
roken: minimaal één keer per maand. Dit percentage geldt zowel voor
niet-astmatische als astmatische jongeren. Ondanks de extra
gezondheidsrisico's op ontwikkeling van chronische longaandoeningen,
zoals longemfyseem, roken astmatische jongeren net zo vaak als
niet-astmatische jongeren.
Invloed van rokende ouders
Het gedrag van ouders en leeftijdgenoten is essentieel voor het al dan
niet gaan roken van jongeren. Het gaat om voorbeeldgedrag, maar ook om
hun houding ten opzichte van roken en de manier waarop ouders daarover
met hun kinderen praten.
In het algemeen geldt dat rookgedrag van ouders samenhangt met
rookgedrag van hun kinderen: als een van de ouders rookt, roken de
kinderen vaak ook. En als beide ouders roken is de kans dat hun
kinderen gaan roken groter. Als ouders in het verleden gerookt hebben,
dan is het risico dat hun kinderen gaan roken groter dan wanneer geen
van beiden ooit gerookt heeft. Kinderen die opgroeien in
eenoudergezinnen hebben niet alleen een groter risico om te beginnen
met roken, maar ook om verslaafd te raken.
Astma Ouders van kinderen met astma zijn ondersteunend en praten meer
over roken dan ouders van kinderen die geen astma hebben. Qua
opvoedingsregels, het thuis mogen roken of het bestraffen ervan,
verschillen ze echter niet van ouders van niet-astmatische kinderen.
In zijn conclusies noemt Otten het gegeven dat rokende ouders van
astmatische kinderen hun rookgedrag niet aanpassen `schokkend'. Otten:
"Kennelijk zijn in veel gezinnen noch de kinderen, noch de ouders zich
hiervan bewust, laat staan dat ze zich de langetermijnrisico's van
roken voor astmatische jongeren realiseren."
Ook aanstaande vaders zouden moeten stoppen
Stoppen dus! En wel liefst zo vroeg mogelijk: als de moeder stopt met
roken wanneer het kind jong is, heeft dat een preventieve werking op
het rookgedrag van het kind. Stoppen wanneer het kind tussen 12 en 16
jaar oud is, zorgt daarentegen al voor een verhoogd risico. Langlopend
onderzoek wijst uit dat stoppen met roken voor de geboorte het meest
preventief werkt. Otten: "Eigenlijk zouden beide ouders moeten stoppen
voor de geboorte, of liever nog voor de conceptie van het kind. Roken
is in feite een vorm van sociale beïnvloeding, dus wanneer een van de
twee rookt is het voor de ander extra moeilijk om te stoppen. Daarbij
zie je dat geen rookgedrag bij beide ouders het meest preventief
werkt. Dat betekent dus dat niet alleen moeders, maar ook zeker de
aanstaande vaders zouden moeten stoppen."
Roy Otten studeerde psychologie aan de VU Amsterdam. In 2002 startte
hij met zijn promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit bij het
Behavioural Science Institute. Het onderzoek is verricht in opdracht
van het AstmaFonds. In 2005 was Otten vier maanden werkzaam bij de
Research Unit on Children's Psychosocial Maladjustment van de
University of Montreal. Hij is thans verbonden als postdoc-onderzoeker
aan de VU Amsterdam.
Waiting tot inhale, Psychosocial Factors of Smoking in Adolescents
with and without Asthma.
Drs. R. Otten, promotie 8 maart 2007, Radboud Universiteit Nijmegen.
Contact: r.otten@pwo.ru.nl
Meer onderzoek
Behavioural Science Institute: Onderzoek naar verslavingen bij
jongeren
Binnen het Behavioural Science Institute doen wetenschappers onder
leiding van prof dr. Rutger Engels onderzoek naar de beginfasen van
verslaving zoals roken, drinken, druggebruik en eetstootnissen, met
name bij adolescenten. De wetenschappers zijn vooral geïnteresseerd in
de sociale en persoonlijke factoren die bepalen waarom sommige
jongeren beginnen met roken en anderen niet. Of waarom sommige
jongeren hun alcoholconsumptie prima in de hand houden, terwijl
anderen vaak over de schreef gaan. Het fundamentele onderzoek draagt
bij aan de ontwikkeling van effectieve preventie en
interventieprogramma's. Zo zijn gegevens uit deze onderzoeken gebruikt
voor een campagne van Stivoro. Voor meer informatie over deze
onderzoeken: zie de links hiernaast.
* Big-Brother dagboekstudie: jongeren die stoppen met roken
(drs. Rinka van Zundert, gestart 2006)
Onderzoek naar moeilijkheden die jongeren ondervingen bij hun
stoppogingen.
>> link
* Overdracht alcoholgebruik van ouders naar kinderen
(drs. Haske van der Vorst, promotie medio 2008)
Ouders spelen een belangrijke rol in het alcoholgebruik van
jongeren. Hoe toleranter de ouders, hoe groter de kans dat hun
kinderen flink gaan drinken. Het onderzoek van Van der Vorst laat
een helder verband zien tussen het drinken op jonge leeftijd en
een lange reeks van problemen, zoals agressie en alcoholisme.
>> link
* Omgeving doorslaggevend voor de volgende sigaret
(dr. Zeena Harakeh, promotie 2006, publ Drug and Alcohol
Dependence)
Onderzoek onder 125 jongvolwassen rokers. De eerste sigaret wordt
- of het nu gezellig is of niet - opgestoken vanwege de behoefte
aan nicotine. De volgende en de daaropvolgende, dus of de jongere
gaat doorroken, is afhankelijk van de sfeer en rookgedrag van de
ander.
>> link
* Prof. dr Reinout Wiers ontwikkelt methode om verslaving te
behandelen via internet
(Oratie 2006: Het ontstaan van verslavingsgedrag bij jongeren: een
noodlottige zelfoverschatting van het bewustzijn))
Verslaving heeft meer te maken met automatische, onwillekeurige en
onbewuste processen dan met bewuste rationele afwegingen. De
automatische processen zijn te meten. Dit gebeurt nu nog in het
psychologisch laboratorium, maar medio 2007 kan het via internet.
Prof. Reinout Wiers, bijzonder hoogleraar Experimenteel
Psychologisch Onderzoek naar Verslaving bij Jeugdigen aan de
Radboud Universiteit Nijmegen, heeft een aantal nieuwe methodes
ontwikkeld om het verslavingsgedrag te onderzoeken en mogelijk ook
te veranderen.
>> link