Kamerbrief inzake vragenlijst vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over MFS en jaarverslagen van MFO's
22-02-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 26 januari 2007 met kenmerk 07/Buza-003 inzake de jaarverslagen over 2005 van de Nederlandse medefinancieringsorganisaties (MFO's), het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP), de NCDO en PSO (Kamerstuk 27 433, nr. 61) alsmede over mijn reactie op de motie Karimi c.s. (Kamerstuk 30 800 V, nr. 30) over het Medefinancieringsstelsel (Kamerstuk 30 800 V, nr 48) .
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Bijlagen
*
Kamerstuknummer :27433-61
Vragen aan :Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Commissie :Buitenlandse Zaken
Griffier :Van Toor
Binnengekomen vragen van de Vaste Commissie voor Buza over de Jaarverslagen
2005 en het MFS .
1 Vraag:
In hoeverre zijn deze jaarverslagen en het oordeel van de minister daarover betrokken
bij de aanvragen voor financiering van de medefinancieringsorganisaties?
Antwoord:
Bij de MFS aanvraag dienden alle aanvragende organisaties onder meer het Jaarverslag
2005 mee te sturen.Het oordeel van de minister over deze jaarverslagen maakte geen
deel uit van het beoordelingstraject en kon door de Adviescommissie ook niet bij de
beoordeling worden betrokken omdat mijn oordeel na augustus 2006 aan de
organisaties is toegestuurd.
2 Vraag:
In de Beleidsvisie "civil society en structurele armoedebestrijding"uit 2001 wordt
onder het kopje 'Nieuwe rollen voor noordelijke NGO 's ' onder andere gesteld::"Veel
Zuidelijke CSO 's zijn inmiddels sterk genoeg ontwikkeld om een groot deel van de
taken die traditioneel door Noordelijke CSO 's werden verricht,over te nemen.Kunt u
nader aangeven hoe en in welke mate over 2005 aan de beleidsdoelstellingen is voldaan
die in deze paragraaf worden gesteld ".Op welke wijze bent u voornemens deze
beleidsvisie verder te verwezenlijken?
Antwoord:
Noordelijke organisaties hebben jaren geïnvesteerd in de capaciteitsversterking van
Zuidelijke organisaties en de resultaten daarvan worden zichtbaar.De organisatorische
capaciteiten van Zuidelijke organisaties nemen toe.De jaarverslagen van 2005 gaan
niet uitgebreid in op de stappen die organisaties genomen hebben om vervolgens taken
van Noordelijke organisaties over te dragen aan hun Zuidelijke partners.Er zijn echter
wel bescheiden resultaten te melden op dit vlak.Zo wordt een groter gedeelte van de
evaluaties uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Zuidelijke organisaties
zelf.Tevens is duidelijk dat in toenemende mate Zuidelijke organisaties zelf lobbyen bij
internationale instellingen.Echter,de resultaten op dit vlak zijn nog onvoldoende.De
internationalisering van het ontwikkelingsvraagstuk en de toegenomen capaciteit van
Zuidelijke organisaties vraagt om een fundamentele herpositionering van Noordelijke
organisaties.Om bij te dragen aan deze herpositionering zal ik de komende jaren
middels een beleidsdialoog met Noordelijke en Zuidelijke organisaties nieuwe
initiatieven ontwikkelen.Om deze 'veranderende rollen ' vorm te geven wil ik in een
eerder stadium genoemde initiatieven,zoals directe financiering voor Zuidelijke
organisaties (Algemeen Overleg d.d.16 juni 2005 en reactie op Kamervragen naar
aanleiding van de Memorie van Toelichting 2007)verder uitwerken.Tevens kan
gedacht worden aan de mogelijkheden om Noordelijke en Zuidelijke organisatie
gezamenlijke aanvragen in te laten dienen,conform de ontwikkelingen bij de Europese.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
Commissie.
3 Vraag:
Bent u bereid de financiering aan alle genoemde organisaties die in 2005 483 miljoen
euro uit de begroting hebben ontvangen onmiddellijk en definitief te stoppen?Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Neen.Met de meeste van deze organisaties gelden contractuele verplichtingen.Het
financieel ondersteunen van maatschappelijke organisaties die zich richten op duurzame
armoedebestrijding zie ik als een belangrijke taak.Maatschappelijke organisaties
hebben een belangrijke toegevoegde waarde ten opzichte van andere hulpvormen.Dit
blijkt onder andere uit een grote onafhankelijke TMF-evaluatie die ik heb laten
uitvoeren.Deze heb ik aan uw Kamer aangeboden op 28 juni 2006 (ref.24733 ref.55)..
4 Vraag:
Bent u bereid de financiering van de links-activistische en eenzijdig pro-Palestijnse
activiteiten van organisaties als ICCO en anderen onmiddellijk te staken?Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Het beleid van ICCO ten aanzien van Israël en de bezette Palestijnse Gebieden is
gebaseerd op mensenrechten en het internationale (humanitaire)recht.De activiteiten
van ICCO zijn gericht op de slachtoffers van schendingen van deze rechten.
De financiering van ICCO -en dit geldt eveneens voor Oxfam Novib en Cordaid -
betreft activiteiten van zowel Palestijnse organisaties als Israëlische organisaties die
zich inzetten voor verbetering van de mensenrechtensituatie.Voor maatschappelijke
organisaties is hier een belangrijke taak weggelegd.
Ik zie dan ook geen aanleiding de financiering aan ICCO en andere organisaties te
staken.
5 Vraag:
Welke concrete aanwijzingen zijn er dat medefinancieringsorganisaties (MFO's),het
vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP),de NCDO en PSO het belang van
onderlinge samenwerking onderkennen?
Antwoord:
Het stimuleren van onderlinge samenwerking in het kader van complementariteit en het
voorkomen van overlapping is onderdeel van mijn beleid ten aanzien van de
medefinancieringsorganisaties.Binnen de particuliere OS-sector wordt hier in
toenemende mate aandacht aan besteed.Zo is in MBN (MFP Breed Netwerk)verband
door de organisaties geïnventariseerd waar samenwerking gestalte heeft gekregen en/of
ruimte voor intensivering bestaat.Dit komt ook aan de orde in andere fora als Partos en
op bijeenkomsten die regelmatig onderling of met het ministerie op diverse niveaus
worden gehouden.Een voorbeeld zijn de zogenoemde 'landenbijeenkomsten ' waar
uitwisseling van informatie en ervaringen met relaties en hulpinspanningen in een
bepaald ontwikkelingsland centraal staan.Voorts worden veldbezoeken aan
ontwikkelingslanden in toenemende mate door de organisaties tegelijkertijd
georganiseerd om in gezamenlijk overleg met ambassades en de eigen counterparts te
kunnen treden.
6 Vraag:.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
Zijn er aanwijzingen (bijvoorbeeld het aandeel van reclamebudgetten op de totale
begroting)dat het nieuwe beleidskader voor het Medefinancieringsstelsel (MFS)leidt
tot grotere concurrentie tussen de organisaties?
Antwoord:
Van concurrentie is altijd al sprake geweest.Dat is alleen maar goed,het houdt de
organisaties 'scherp '.Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het MFS eenzijdig
leidt tot grotere concurrentie tussen organisaties.Het MFS bevordert juist
samenwerking,wat is gebleken uit het grote aantal aanvragen van
samenwerkingsverbanden dat is gehonoreerd onder het MFS.Zowel het bevorderen van
financiële onafhankelijkheid als het creëren van draagvlak in de samenleving zijn
speerpunten van het MFS waardoor organisaties niettemin eigenstandig van mening
kunnen zijn om hun reclamebudgetten te vergroten.
7 Vraag:
Wat is de uitkomst van de in het najaar van 2006 gevoerde beleidsdialogen over de
aandacht voor de rol van het maatschappelijke middenveld bij het bestrijden van
machtsmisbruik en corruptie?
Antwoord:
In de beleidsdialogen met maatschappelijke organisaties is naar voren gekomen dat
voor het bestrijden van corruptie twee aspecten te onderscheiden zijn:het financieel
beheersmatige aspect en het politieke aspect.Bij deze twee aspecten zijn de volgende
elementen naar voren gekomen:
Al eerder is met de organisaties geregeld dat zij het ministerie voorleggen hoe het met
hun financieel beheer is gesteld:hoe ook door de counterparts verantwoording wordt
afgelegd,accountantscontroles worden uitgevoerd,monitoring plaatsvindt etc.In het
Financieel Reglement vallend onder het MFS is dit eveneens vastgelegd.Het ministerie
wordt tevens op de hoogte gesteld wanneer ongeregeldheden dan wel fraude plaatsvindt
en welk sanctiebeleid wordt gevoerd.
Begroting,partnerbeleid en doelmatigheid zijn onderdeel van het monitoringsprotocol
vallend onder het MFS,waarin ook corruptie en de hierop te nemen maatregelen
passen.Er vinden momenteel met de organisaties gesprekken plaats over het
monitoringsprotocol van de hen toegekende MFS beschikking.
Het politieke aspect behelst de rol van particuliere organisaties bij het aan de kaak
stellen van machtsmisbruik en misbruik van overheidsgelden en de rol die NGO 's
kunnen vervullen bij de monitoring van de besteding van overheidsgelden.Tijdens de
beleidsdialogen hebben organisaties aangegeven hierover met hun counterparts in
overleg te willen treden.
De ministeriële Task Force Anti-Corruptie zal eerdaags met de MFS-organisaties in
overleg treden over verdere invulling van de complementaire rol op het terrein van
verbetering van bestuur en bestrijding van corruptie.De Task Force Anti-Corruptie
licht de komende tijd het multilaterale en particuliere kanaal door op het gebied van
risico 's met betrekking tot corruptie bij de besteding van OS-middelen
8 Vraag:
Wordt de grote nadruk die Cordaid legt op het veranderen van machtsverhoudingen
door de regering onderschreven?Kan het ook voorkomen dat (economische)
ontwikkeling vooraf gaat aan een groter zelfbewustzijn van burgers,die pas in een
volgende fase leidt tot een wijziging van machtsverhoudingen?
Antwoord:
Het is de overtuiging van de regering,en ook die van Cordaid,dat programma 's gericht
op economische groei elkaar wederzijds kunnen versterken..MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
9 Vraag:
Is er bij de maatschappijopbouw en bij de beleidsbeïnvloeding in ontwikkelingslanden
door Cordaid sprake van uitgesproken politieke voorkeuren?Zo ja,welke voorkeuren?
Kan een aantal concrete voorbeelden worden genoemd van dergelijke
maatschappijopbouw en van dergelijke beleidsbeïnvloeding?
Antwoord:
Cordaid heeft geen uitgesproken politieke voorkeuren in haar beleid voor
maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding.Cordaid steunt maatschappelijke
organisaties in het Zuiden om binnen de wettelijke en democratische spelregels de stem
van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen te laten horen.Hierbij spelen politieke
voorkeuren geen rol.
Een van de geslaagde voorbeelden van maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding is
de ondersteuning van het JCTR (Jesuit Centre for Theleological Reflection)in Zambia.
Elk maand stellen onderzoekers van deze partner van Cordaid de kosten vast voor een
eenvoudig levensmiddelenpakket waarmee een zeskoppig gezin in de stad kan
overleven.De maandelijkse rekensommen van het JCTR,die in de kranten in Zambia
worden afgedrukt en becommentarieerd,laten duidelijk zien dat gezinnen met een vast
en gemiddeld inkomen nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden.De Basic
Needs Basket,zoals het meetinstrument genoemd wordt,is een belangrijk instrument
om de gevolgen van het macro-economische beleid van de nationale overheid en de
internationale financiële instellingen in kaart te brengen en te bespreken.
10 Vraag:
Worden voor lobbyactiviteiten van Cordaid,maar ook bijvoorbeeld voor
marketingactiviteiten,publiekscampagnes,het 'opvoeren van politieke druk',het
doorgeven van boodschappen aan Balkenende e.d.ook financiële middelen gebruikt die
Cordaid van de Nederlandse regering heeft ontvangen?
Antwoord:
Cordaid financiert marketingactiviteiten met een voorlichtingsdoelstelling,zoals
publiekscampagnes en televisieprogramma 's,uit eigen middelen.De activiteiten op het
gebied van lobby en beleidsbeïnvloeding van Cordaid,indachtig het door uw Kamer
geaccordeerde beleidskader MFS,kunnen worden (mede)gefinancierd vanuit MFS
subsidie en daarmee vanuit financiële middelen van de Nederlandse regering.Deze
activiteiten dienen te vallen binnen de programma 's die door het Ministerie van
Buitenlandse Zaken zijn goedgekeurd.
11 Vraag:
Welke lessen heeft Cordaid getrokken uit de tekortkomingen die zijn gebleken bij de
hulpverlening in Kosovo?
Antwoord:
Op basis van de Kosovo-ervaring heeft Cordaid al in 2002 een veldhandboek
geschreven en van toepassing verklaard op alle Cordaid noodhulp activiteiten.In 2006
is het veldhandboek gereviseerd,waarbij er uitbreidingen zijn gemaakt in logistiek
management betreffende distributie programma 's.Alle projecten met een begroting van
meer dan 175.000 Euro krijgen automatisch een accountantscontrole.
12 Vraag:
Gaat Cordaid op de juiste wijze om met het spanningsveld tussen bijv.de strengere.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
vormen van de islam en de betrokkenheid van vrouwen bij ontwikkeling (denk aan de
activiteiten van Cordaid in landen als Soedan en Afghanistan)?Welke rol kan in dat
opzicht worden gespeeld door de Islamitische Universiteit van Rotterdam (zie het
jaarverslag,p.92)?
Antwoord:
In Afghanistan,Indonesië,Soedan en de Filippijnen richt Cordaid zich op verbetering
van de positie van vrouwen binnen de Islamitische samenleving en het doorbreken van
het taboe op geweld tegen vrouwen.
Cordaid stimuleert via haar partners de dialoog tussen de diverse cultureel verschillende
bevolkingsgroepen en streeft naar verandering van houding,gewoontes en waarden in
de samenleving ten aanzien van vrouwen waar en wanneer dat mogelijk is.Cordaid
werkt met zowel Islamitische als niet-Islamitische partnerorganisaties in Indonesië als
een manier van omgaan met het gesignaleerde spanningsveld.
De samenwerking van Cordaid bij de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR)
beperkt zich tot samenwerking binnen het kenniscentrum Religie en Ontwikkeling (en
waarin ook Oikos,ICCO en de Seva Network Foundation samenwerken).De IUR
draagt haar wetenschappelijke expertise op het vlak van de islam bij.Tevens zijn
docenten en studenten van de universiteit betrokken bij debatten die door het
kenniscentrum georganiseerd worden.
13 Vraag:
Is het schrappen van Nicaragua als concentratieland voor hulp van Cordaid ingegeven
door het streven om het aantal partnerrelaties te laten afnemen?Zo nee,waardoor dan
wel?
Antwoord:
Cordaid heeft besloten Nicaragua van de lijst van concentratielanden te halen,omdat in
Nicaragua reeds veel donoren aanwezig zijn en Cordaid haar beleid in Midden Amerika
omwille van efficiëntie wil concentreren op een beperkter aantal landen.Dit is een
beleid dat door mij wordt voorgestaan en waarmee uw Kamer eerder heeft ingestemd.
14 Vraag:
Is het afbouwen door Cordaid van onderwijsprojecten in Azië ingegeven door het
streven om het aantal partnerrelaties te laten afnemen?Zo nee,waardoor dan wel?
Antwoord:
Het afbouwen door Cordaid van onderwijsprojecten in Azië is ingegeven door
beleidsmatige overwegingen.Cordaid concentreerde in 2005 haar activiteiten op de
thematische prioriteiten vrede en conflict,gezondheidszorg,toegang tot markten en
stedelijke leefbaarheid.De onderwijsprojecten pasten niet meer binnen dit thematische
beleid.
15 Vraag:
Hoe oordeelt u thans over de problemen die er tot begin 2005 bestonden tussen Cordaid
en de Nederlandse ambassade in Rwanda?Waarom wordt daarover in de brief niets
gemeld?
Antwoord:
Cordaid is de voorzitter van het Grote Meren Platform (GMP)waarin verschillende
Nederlandse maatschappelijke organisaties zijn verenigd.De relatie tussen de
ambassade en dit platform werd in 2005 aanvankelijk verstoord door,naar later bleek,
ontoereikende communicatie over en weer.Dit is in nader overleg later het jaar
opgelost en tijdens de beleidsdialogen door de hierbij betrokken organisaties toegelicht..MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
Thans vindt veelvuldig contact tussen de Nederlandse medefinancieringsorganisaties en
ambassade plaats en wordt jaarlijks een Ronde Tafel overleg gehouden.Hierdoor is
meer begrip ontstaan voor de standpunten aan beide zijden.
16 Vraag:
Hoe oordeelt u thans over het traag op gang komen van de betrokkenheid van Cordaid
bij gebieden in Afghanistan waar ook Nederlandse militairen actief zijn?Waarom
wordt daarover in de brief niets gemeld?Wat is de huidige stand van zaken en welke
activiteiten verricht Cordaid thans in de betreffende gebieden?
Antwoord:
Het jaarverslag beslaat het jaar 2005,het jaar voordat Nederlandse militairen werden
uitgezonden naar Uruzgan.De Nederlandse regering ziet graag dat Nederlandse
maatschappelijke organisaties actiever worden in Uruzgan en in andere delen van
Afghanistan,zodat de geïntegreerde benadering van "Defence,Diplomacy and
Development " wordt versterkt..Cordaid zoekt naar mogelijkheden om actiever te
worden in Afghanistan,maar dient rekening te houden met beperkende factoren zoals
de veiligheidssituatie en absorptiecapaciteit.
Cordaid 's betrokkenheid met de provincie Uruzgan dateert van vóór het besluit om
Nederlandse militairen naar die provincie te sturen.Zo werd onder andere via een
lokale NGO fruitteelt gestimuleerd en sloot Cordaid eind 2003 een contract met de
Europese Commissie op basis waarvan via de organisatie 'Afghan Health and
Development Services (ADHS)'het zogenaamde 'Basic Package of Health Program '
wordt uitgevoerd.
Momenteel bevat de Cordaid portefeuille in Afghanistan 12 partners die actief zijn in
drie regio 's:Kabul en omgeving,Mazar en Zuid-Afghanistan.In die laatste regio gaat
het om een vrouwenorganisatie in Kandahar,een organisatie die met Kuchi 's in
Registan putten herstelt en twee organisaties die basis gezondheidsprogramma 's
uitvoeren in respectievelijk Kabul en Uruzgan.De totale omzet van Cordaid in
Afghanistan bedroeg in 2006 bijna 2 miljoen Euro.
17 Vraag:
Hecht u belang aan de samenwerking van Cordaid met Nederlandse bedrijven (zie het
jaarverslag,p.54)?Kan worden aangegeven om welke bedrijven het daarbij in 2005
ging,wat die samenwerking inhield en hoe omvangrijk die samenwerking was?
Antwoord:
Cordaid ziet in maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)een goede kans om
de impact van het bedrijfsleven op armoedebestrijding te vergroten.Tegelijkertijd wil
Cordaid de meerwaarde van bedrijven benutten,als het gaat om hun innovatieve kracht,
ondernemerschap en resultaatgerichtheid.Partnerschappen zijn een manier om hier
invulling aan te geven.Sinds juli 2005 zijn er specifieke taakstellingen en functies
ondergebracht bij de nieuwe afdeling Relatiemanagement,gericht op een proactieve
benadering van bedrijven (en andere organisaties)met een tweeledige insteek.Enerzijds
het bewerkstelligen van medefinanciering van de projecten van
partners(projectadopties),waarvan er in 2005 211 met bedrijven zijn gerealiseerd met
een totale waarde van 332.000 euro.Anderzijds het pro-actief realiseren van
partnerschappen met bedrijven die een toegevoegde waarde bieden aan de behoefte van
Cordaids projectpartners m.b.t.maatschappijopbouw,technische ondersteuning,
onderzoek en materialen die door Cordaid noch haar partners zelf kunnen worden
bewerkstelligd.Dit heeft in 2006 o.a.geresulteerd in een formele samenwerking met
het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht en deze behelst o.a.
materiaalverstrekking (computers en medicijnen),kennisuitwisseling (opleiding)en
gezamenlijke draagvlakvergroting (publiciteit).Daarnaast bestaat sinds 2002
samenwerking met de ASN Bank (Vrouwendeposito en Jeugdspaarrekening)waarbij
een deel van rentetegoeden jaarlijks aan Cordaid (Vastenaktie en Kinderstem)worden.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
toegekend.In 2006 is tevens een intensieve samenwerking met de Rabobank
aangegaan.
18 Vraag:
In hoeverre bestaat er spanning tussen,aan ene kant,de wens om het aantal partners
door Cordaid te laten afnemen en,aan de andere kant,de volgens de strategische visie
gewenste bijdrage aan de Millennium Development Goals (MDG 's)op het gebied van
gender en HIV/Aids,die hebben geleid tot nieuwe partnerschappen?
Antwoord:
De wens tot concentratie en het aantal partners te laten afnemen is ingegeven door
efficiëntie overwegingen en sluit aan op hetgeen met mijn ministerie is
overeengekomen en afgestemd met uw Kamer.
Ook Cordaid kan en wil haar beleid efficiënter uitvoeren met concentratie op een
kleiner aantal partners (en minder sectoren of thema 's).Dit leidt tot afbouw van een
aantal partnerrelaties.Tegelijkertijd wil Cordaid haar partnerbestand vernieuwen,
onder andere vanwege de gewenste impact op het gebied van gender en de HIV/Aids
problematiek.Om deze vernieuwing te kunnen bewerkstellingen dienen eveneens oude
partnerrelaties die onder het huidige beleid van Cordaid minder relevant zijn te worden
afgebouwd.
19 Vraag:
Is er bij de MFO's sprake van een exit-strategie ten aanzien van het beëindigen van
relaties met partners,gericht op het voorkomen van kapitaalvernietiging?
Antwoord:
Zowel de MFO 's als ik hebben altijd veel waarde gehecht aan een goed en transparant
partnerbeleid.Dat laat onverlet dat soms keuzes moeten worden gemaakt met
betrekking tot al dan niet voortzetting van een financieringsrelatie met partners die
elementen van kapitaalvernietiging in zich kunnen hebben.Er zal altijd sprake zijn van
een zekere exitstrategie.In hoeverre daarbij sprake is van een zekere financiering hangt
af van een aantal variabele factoren zoals de aard van de relatie en het tijdsbestek
waarin de relatie wordt beëindigd.
20 Vraag:
Vallen de lobbyactiviteiten van Oxfam Novib ook onder de in de brief genoemde
voortzetting van positieve ontwikkelingen bij Oxfam Novib?In hoeverre wordt door
Oxfam Novib overheidsgeld ingezet voor lobbyactiviteiten,het geven van informatie
aan het publiek e.d.?
Antwoord:
Lobbyactiviteiten vormen een belangrijk onderdeel van het werk van Oxfam Novib.De
organisatie heeft in het recente verleden laten zien met lobbyactiviteiten in staat te zijn
om veel mensen en instanties te bereiken.Ik refereer hierbij aan campagnes zoals
'Oxfam Novib Pakt Uit ','Control Arms ' en 'Make Trade Fair '.Een klein deel van het
overheidsgeld wordt ingezet voor dit soort activiteiten.
21 Vraag:
Waarom hebt u geen kritische opmerking gemaakt over het onjuiste beeld dat Oxfam
Novib eerder gaf van de inzet van gelden in Kosovo en waarover in 2005 werd
gepubliceerd.Zijn in dat opzicht thans voldoende veiligheidsmechanismen ingebouwd
om soortgelijke problemen in de toekomst te voorkomen?
Antwoord:.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
Oxfam Novib heeft in haar jaarverslag verantwoording afgelegd over deze kwestie.De
organisatie gaf hierbij expliciet aan dat er alsnog gelden ten behoeve van activiteiten in
Kosovo zouden worden ingezet.Oxfam Novib besteedt naar mijn waarneming veel
aandacht aan verantwoorde fondsenwerving en -besteding om zodoende soortgelijke
voorvallen in de toekomst te voorkomen.
22 Vraag:
In de brief wordt gezondheidszorg als een belangrijk aandachtspunt van Oxfam Novib
genoemd.Moet in dat verband een apart gereserveerd bedrag in 2005 van 1 miljoen
euro i.v.m.HIV/AIDS niet worden geduid als een gering bedrag,zeker ook wanneer
men de afzet tegen het totaal in 2005 uitgegeven bedrag voor projecten en programma's
voor structurele armoedebestrijding?
Antwoord:
Dit bedrag betreft een fonds voor innovatieve initiatieven dat los staat van de reguliere
werkzaamheden van Oxfam Novib op het terrein van HIV/Aids.
23 Vraag:
In de brief wordt gesproken over de bijzondere aandacht van Oxfam Novib voor
vrouwen.Hoe oordeelt u dan over de vaststelling in het jaarverslag dat 'de laatste jaren
de centrale aandacht voor vrouwenrechten in het werk van Oxfam Novib een beetje is
weggeëbd'(jaarverslag,p.29)?In hoeverre is bijv.bij de hulpactiviteiten die Oxfam
Novib in 2005 financierde in Somalië en Pakistan gewerkt aan de verbetering van de
positie van vrouwen?Hoe gaat Oxfam Novib om met de spanning die zich vaak
voordoet (met name in veel islamitische landen)tussen religieuze normen enerzijds en
de rechten van vrouwen anderzijds?
Antwoord:
Oxfam Novib benadrukt het fundamentele belang van gender.Het genderprofiel van de
organisatie heeft echter vanwege de vanzelfsprekendheid waarmee met dit onderwerp
is omgegaan in de afgelopen jaren aan scherpte verloren.Een bevinding die overigens
ook elders ten aanzien van vrouwenemancipatie en gender opgeld doet.Oxfam Novib
investeert daarom thans in het positioneren van gender als centraal aandachtspunt.Zo is
het beleid van de organisatie gericht op het recht op identiteit aangescherpt en versterkt.
Deze aanscherping en versterking zijn mede gebaseerd op aanbevelingen van een in
2006 uitgevoerd onderzoek gericht op het effectief bevorderen van vrouwenrechten en
gendergelijkheid.Dit betekent concreet een verhoging van het totale budget van 10%
naar 15%voor initiatieven gericht op de verbetering van de positie van vrouwen.
Daarnaast zal de doelstelling dat in 2010 70%van de directe beneficiares van het werk
van de partnerorganisaties vrouw moet zijn naar verwachting eveneens bijdragen aan
verdergaande verbetering en versterking op dit vlak.
In Somalië en Pakistan wordt steun gegeven aan partnerorganisaties die mishandelde
vrouwen opvangen,juridische ondersteuning geven aan vrouwen en lobbyen voor
vrouwenrechten.Ondanks de druk en fysieke bedreiging vanuit religieuze hoek blijven
de partnerorganisaties zich actief inzetten voor vrouwenrechten en weten zich daar in
gesteund door organisaties als Oxfam Novib.
24 Vraag:
Waarom wordt in de brief niet gesproken over de activiteiten van Oxfam Novib in
ontwikkelingslanden op het vlak van maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding?
Hoe oordeelt u over die onderdelen van het beleid van Oxfam Novib en over de
politieke inkleuring daarvan?
Antwoord:
Er hebben zich in 2005 geen knelpunten op deze terreinen voorgedaan.Het jaarverslag.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
geeft geen aanleiding tot commentaar op deze onderdelen.Ten aanzien van de politieke
kleuring van het beleid geldt dat er geen sprake mag zijn van strijdigheid met het
Nederlandse beleid.
25 Vraag:
Hoe verhoudt zich uw kritiek dat de NCDO zich meer moet focussen,tot de oproep van
de Kamer om de NCDO meer bekendheid te laten geven aan het overheidsbeleid op
gebied van ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord:
Ik was -met uw Kamer -van mening dat NCDO zich in haar activiteiten onvoldoende
onderscheidde van andere door mij gesubsidieerde ontwikkelingsorganisaties.In de
nieuwe taakstelling (2007-2010)moet NCDO een brug slaan tussen micro-(burger)en
macroniveau (beleid overheid).Dat impliceert ten eerste dat activiteiten van NCDO
nauwer aansluiten bij de beleids-en communicatieprioriteiten van het ministerie en ten
tweede dat zij de effecten van het overheidsbeleid inzichtelijk zullen maken voor de
burger.
26 Vraag:
Zijn er al organisaties die in het kader van het Thematisch
Medefinancieringsprogramma (TMF)en het Medefinancieringsprogramma (MFP)een
voorstel voor een afbouwsubsidie hebben ingediend?Zo ja,welke organisaties zijn dit?
Welke voorstellen doen zij en welke worden gehonoreerd?
Antwoord:
Conform eerder overeengekomen regelgeving zijn 5 organisaties in staat gesteld een
voorstel voor een afbouwsubsidie in te dienen.Hiervan hebben 4 een voorstel
ingediend.
PLAN Nederland diende een voorstel t.w.van ¤ 78.457.000 over 2007-2010 in waarvan
¤ 59.430.461 door mij is gehonoreerd.Het door Sharenet ingediende voorstel t.w.van
¤ 100.000 over het jaar 2007 is eveneens gehonoreerd.
NIZA vraagt over de periode 2007-2008 ¤ 4.202.606 aan en GNP+vraagt over deze
periode ¤ 884.823 aan.Beide aanvragen zijn nog in behandeling omdat aanvullende
informatie opgevraagd moest worden.
30800V-
48
27 Vraag:
De motie Karimi c.s.(30 800 V,nr.30)vraagt enkel het zwaar laten meewegen in de
lopende bezwaarprocedures van het belang van bepaalde prioritaire thema's in het
beleid door gespecialiseerde organisaties.Op grond waarvan biedt het wettelijke kader
waarbinnen de bezwaarprocedures moet plaatsvinden daartoe geen ruimte?
Antwoord:
Ter aanvulling op mijn eerdere antwoord d.d.23 november 2006 wil ik nog het
volgende naar voren brengen.
Aanvragende organisaties is gevraagd rekening te houden met de prioritaire thema 's
zoals deze vastgelegd zijn in het beleidskader van het medefinancieringsstelsel.Het
allocatiemodel stuurt wel aan op een adequate spreiding tussen grote en kleine
organisaties,conform de wensen van uw Kamer,maar niet op een specifieke verdeling
tussen de verschillende thema 's en subthema 's.Het wettelijk kader (de Kaderwet
subsidies BZ,het Subsidiebesluit en de Subsidieregeling 2006)biedt geen mogelijkheid
om in de bezwaarprocedure rekening te gaan houden met zaken die niet vastgelegd zijn
in de relevante regelingen.
30800V-
48.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
28 Vraag:
Kunt u een overzicht geven van de financiering van de exitstrategie van organisaties
met wie de subsidierelatie als gevolg van het nieuwe medefinancieringsstelsel is
beëindigd?
Antwoord:
zie mijn antwoord op vraag 26.
30800V-
48
29 Vraag:
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de bezwaarschriften in het
kader van de subsidieverlening onder het Medefinancieringsstelsel?
Antwoord:
Van de 114 MFS subsidieaanvragen is ruim de helft geheel of gedeeltelijk toegewezen.
In 40 gevallen is bezwaar aangetekend.Op dit moment zijn nagenoeg alle
bezwaarmakende organisaties gehoord door een ambtelijke hoorcommissie.Het
merendeel van de bezwaarschriften zal in februari 2007 zijn afgehandeld.Gelet op het
aantal en de aard van enkele bezwaarschriften is voor het resterende deel een uitloop in
maart 2007 te verwachten.
30800V-
48
30 Vraag:
U schrijft in uw brief van 23 november 2006 dat de behandeling bezwaarschriften valt
onder de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB):"De regering ziet dan ook geen
mogelijkheid om de motie te betrekken bij de behandeling van de bezwaarschriften."
Maar in uw antwoord op vraag nummer 27 van de feitelijke vragenronde van 13
oktober 2006 schrijft u dat alle bezwaarschriftenprocedures in subsidiezaken ambtelijk
wordt gehoord:"De afhandeling van bezwarenschriften is dan ook,naar zijn aard,niet
geheel onafhankelijk en onpartijdig." Hoe valt dat met elkaar te rijmen??
Antwoord:
Het niet betrekken van de strekking van de motie is niet in tegenstelling met het door u
aangehaalde antwoord op vraag 27 van de feitelijke vragenronde van 13 oktober 2006.
Deze vraag had betrekking op het ambtelijke karakter van het proces van hoor en
wederhoor.
30800V-
48
31 Vraag:
In uw brief stelt u dat u geen gevolg kunt geven aan de motie Karimi c.s.(30 800 V,nr.
30),omdat de bezwaarschriften onder andere worden behandeld onder de Algemene
Wet Bestuursrecht (AWB).Is de constatering echter juist dat de minister uiteindelijk
politiek verantwoordelijk is voor het wel of niet verlenen van subsidie?
Antwoord:
Die constatering is juist.Zie echter ook het antwoord op vraag 34.
30800V-
48
32 Vraag:
Klopt het dat de bezwaarcommissie bestaat uit ambtenaren van Buitenlandse Zaken?
Heeft de minister dan niet het laatste woord?
Antwoord:
Het horen van de bezwaarmakende organisaties geschiedt door een hoorcommissie die
bestaat uit ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken.De meerderheid van
de commissieleden (waaronder de voorzitter)is niet bij de voorbereiding van de
bestreden subsidiebeslissingen betrokken geweest.Tijdens een hoorzitting krijgt de
30800V-
48.MY07-77 Bijlage bij brief beantwoording Kamervragen.DOC
bezwaarmakende organisatie de gelegenheid haar standpunt mondeling toe te lichten.
Op basis van het verslag van de hoorzitting en de dossierstukken wordt een advies
uitgebracht.De uiteindelijke beslissing op een bezwaarschrift wordt door dan wel
namens mij genomen.
33 Vraag:
Klopt het dat de minister de uitslag van de bezwaarprocedure formeel naast zich neer
kan leggen?
Antwoord:
De uitslag van de bezwaarprocedure is de beslissing op bezwaar.Deze beslissing valt
onder mijn verantwoordelijkheid.Zie mijn antwoord op vraag 31 en 32.
30800V-
48
34 Vraag:
Wilt u toezeggen dat u zich aan de uitkomst van de bezwaarprocedure zal houden?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 33.Indien een bezwaarmakende organisatie het echter niet
eens is met de beslissing op bezwaar dan kan deze in beroep gaan bij de rechtbank.Ik
ben gebonden aan een daarop volgende onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
30800V-
48
Ministerie van Buitenlandse Zaken