Kamerbrief inzake reactie op rapport "Time to Talk"
22-02-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van het lid Van
Bommel, overgebracht tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer van 6
februari jl. inzake de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, om
zijdens de Nederlandse regering een reactie te geven op het rapport
"Time to talk - the case for diplomatic solutions on Iran".
Het rapport bevat een interessante analyse van de ontwikkelingen rond
het nucleaire programma van Iran en onderzoekt diverse mogelijkheden
voor oplossing van het nucleaire vraagstuk. De auteurs van het rapport
concluderen dat de mogelijke gevolgen van militair ingrijpen zo
ernstig zouden zijn, dat regeringen de verantwoordelijkheid hebben
zeker te stellen dat alle diplomatieke wegen uitputtend zijn
bewandeld.
Het rapport verzoekt de regering van het Verenigd Koninkrijk om samen
met partners te streven naar een diplomatieke oplossing van het
nucleaire vraagstuk. Het rapport bevat aanbevelingen gericht op het
bewerkstelligen van directe besprekingen tussen de Verenigde Staten en
Iran en het herstarten van onderhandelingen. Het rapport pleit voorts
voor onderhandelingen zonder voorwaarden vooraf of het vinden van een
compromis dat voortgang mogelijk maakt zonder gezichtsverlies voor één
der partijen. Het rapport bepleit voorts wederzijdse
veiligheidsgaranties tussen de Verenigde Staten, Israël en Iran.
Op 23 december 2006 aanvaardde de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties resolutie 1737 over het nucleaire programma van Iran en stelde
daarmee sancties in die gericht zijn tegen het nucleaire en
ballistische raketprogramma van Iran. Resolutie 1737 stelt expliciet
dat opschorting van alle verrijkings-, opwerkings- en
zwaar-watergerelateerde activiteiten door Iran én volledige naleving
van de vereisten van de IAEA Bestuursraad bij zouden dragen aan een
diplomatieke oplossing. Het uitsluitend vreedzame karakter van Iran's
nucleaire programma zou alsdan zijn gegarandeerd.
De sancties van resolutie 1737 zullen worden opgeschort wanneer (en zo
lang als) Iran alle verrijkingsgerelateerde en opwerkingsactiviteiten,
inclusief onderzoek en ontwikkeling, opschort (`double suspension') en
zo onderhandelingen mogelijk maakt. Het IAEA dient dit te verifiëren.
Opheffing van de sancties vindt pas plaats wanneer Iran volledig
voldoet aan de voorwaarden van deze en de vorige VNVR resoluties én
aan de vereisten van de IAEA Bestuursraad. Indien Iran niet aan de
verplichtingen voldoet, stelt de resolutie verdere maatregelen onder
artikel 41 van Hoofdstuk VII van het VN Handvest in het vooruitzicht.
Nadere besluitvorming in de VN Veiligheidsraad zal in dat geval nodig
zijn. Genoemd artikel 41 stelt dat de Veiligheidsraad kan besluiten
tot economische en diplomatieke maatregelen, maar sluit de inzet van
militaire middelen uit.
Deze bepalingen zijn in lijn met het Nederlandse en het EU-beleid
inzake Iran.
Naar verwachting zal DG IAEA op 23 februari aanstaande aan de
Veiligheidsraad rapporteren of Iran is overgegaan tot volledige en
voortdurende opschorting van alle in de resolutie vermelde
activiteiten, over Iraanse naleving van alle door het IAEA verlangde
stappen en over de andere bepalingen van onderhavige resolutie.
De Nederlandse regering deelt de internationale zorgen over het al dan
niet uitsluitend vreedzame karakter van het nucleaire programma van
Iran. De Nederlandse regering ondersteunt politieke en diplomatieke
inspanningen om met onderhandelingen een oplossing voor het nucleaire
vraagstuk te vinden.
De Nederlandse regering verwelkomde, evenals de andere EU-lidstaten,
de unanieme aanvaarding van de resolutie als een noodzakelijke en
proportionele reactie op Irans veronachtzaming van de zorgen van de
internationale gemeenschap en VNVR resolutie 1696 van 31 juli 2006.
Het onvervreemdbaar recht van Iran op gebruik van kernenergie voor
vreedzame doeleinden staat niet ter discussie. Iran, dat partij is bij
het Non-Proliferatieverdrag, heeft gedurende vele jaren clandestiene
nucleaire activiteiten ontplooid en heeft daardoor het vertrouwen van
de internationale gemeenschap in het uitsluitend vreedzame karakter
van zijn nucleaire programma geschonden. De Nederlandse regering
beschouwt opschorting door Iran van de door de resolutie gedefinieerde
activiteiten als een essentiële eerste stap die kan leiden tot herstel
van dat vertrouwen. Voortduren van de Iraanse verrijkings- en
opwerkingsactiviteiten gedurende (mogelijk langdurige)
onderhandelingen wordt in dit licht niet wenselijk geacht.
De verreikende voorstellen die de Hoge Vertegenwoordiger van de EU
namens de vijf Permanente Leden van de VN Veiligheidsraad en Duitsland
(`P5+1') op 6 juni 2006 aan Iran heeft voorgelegd, zouden kunnen
dienen als basis voor een lange-termijn akkoord. Het
onderhandelingsaanbod bevat concrete voorstellen die Iran alles bieden
wat nodig is voor de ontwikkeling van een modern civiel
kernenergieprogramma. Het aanbod ziet voorts op uitgebreide
samenwerking met Iran op politiek en economisch gebied, waaronder
regionale veiligheid. De Amerikaanse Secretary of State Rice heeft
voorts aangekondigd dat de VS zal deelnemen aan de onderhandelingen
met Iran, indien Iran zijn opwerkings- en verrijkingsactiviteiten
opschort. Iran is tot op heden niet inhoudelijk ingegaan op deze
voorstellen.
Of de sanctiemaatregelen van resolutie 1737 kunnen worden opgeheven,
hangt af van de opstelling van Iran. Opschorting door Iran zou de weg
vrij maken voor onderhandelingen en mogelijk een voor alle zijden
aanvaardbare diplomatieke oplossing van de nucleaire kwestie.
Onderhandelingen over het pakket voorstellen van de P5+1 zouden een
aanzet kunnen vormen voor een lange termijn overeenkomst met Iran. Uit
het aanstaande rapport van DG IAEA zal blijken of Iran deze
gelegenheid te baat neemt.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken