LTO Noord
Constandse geeft voorzet voor LTO visie GLB
ââHet is van groot belang voor de toekomst van boeren in de EU in het
algemeen en van Nederland in het bijzonder dat we ook na 2013 in de EU
een gemeenschappelijk landbouwbeleid houden dat gericht is op een
gezonde en concurrerende agrarische sector en op de verdere
ontwikkeling van de rol van de landbouw op het platteland van
Europaââ. Met deze woorden begon LTO Nederland-voorzitter Bart Jan
Constandse zijn bijdrage aan het symposium ââMind the CAPââ dat op 1
februari jongstleden in een goed gevulde aula van Wageningen
Universiteit en Researchcentrum (WUR) werd gehouden. Centraal stond de
toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU, het GLB
(in het engels CAP) na 2013. In dat jaar lopen de afspraken uit Agenda
2000 namelijk af.
Constandse stond kort stil bij de doelen die de EU bij de start van
het GLB in 1957 centraal stonden: het verbeteren van de
concurrentiekracht, betrouwbare inkomsten voor de producent, stabiele
markten, stabiele aanvoer van producten en stabiele
(consumenten)prijzen. In zijn beleving staan die doelen anno 2007 nog
overeind en zijn er de afgelopen decennia twee factoren bij gekomen
ââhet voldoen aan de verwachtingen van de maatschappij en de WTO. De
maatschappij vraagt aan de ene kant consumentenbescherming,
voedselveiligheid en hoge kwaliteit bij een duurzame productie. Maar
aan de andere kant ook behoud van het landschap en milieu én een
leefbaar platteland. Binnen de WTO krijgt de EU te maken met een meer
open economie met meer concurrentie op de wereldmarkt. Dat is een
bedreiging maar biedt tegelijkertijd ook enorme kansen voor de
agrarische sector. De EU heeft bovendien de afgelopen jaren al de
nodige stappen gezet op dat gebied. Het is nu ook aan de andere
partijen om stappen te zettenââ, zo vindt de LTO-voorman.
Zeven aspecten
In lijn hiermee stelde hij dat voor LTO Nederland zeven aspecten van
belang zijn bij vaststellen van het toekomstige GLB:
- Het belang van het in beeld krijgen van de behoefte van
consument en maatschappij in de periode na 2013 en vervolgens antwoord
op de vraag hoe producenten daaraan kunnen voldoen én daarbij een
duurzaam en redelijk inkomen kunnen generen. Hierbij moeten de
financiële kaders van het nieuwe GLB helder zijn evenals de
financiering ervan door de lidstaten.
- Gelijk speelveld voor alle lidstaten. Een versimpeling van
het huidige GLB mag niet resulteren in concurrentieverschillen tussen
producenten in verschillende regioâs en sectoren.
- De Europese commissie moet voortijdig helderheid
verschaffen over de contouren van het GLB na 2013 zodat producenten
tijdig kunnen anticiperen op de veranderingen. In 2008 moeten de
EU-landbouwministers aan de Europese melkveehouders laten weten hoe
het na 2015 gaat met de quota en welke instrumenten zij inzet in de
periode daar naar toe.
- Een gezond en vitaal platteland vraagt een sterke en
concurrerende agrarische sector. Groene en blauwe diensten die door de
maatschappij gevraagd worden, moeten op een realistisch niveau beloond
worden. De landbouw wil voldoen aan de toenemende eisen van burgers en
consumenten. Boeren doen dat door voldoende en veilig voedsel te
produceren waardoor ze een bijdrage leveren aan een vitaal platteland
en een mooi landschap waar het prettig leven is. Om te verzekeren dat
de landbouw dat ook in de toekomst kan doen is ook na 2013 een GLB
noodzakelijk. Dat beleid moet zich richten op het versterken van de
positie van Europese boeren.
- Voedselzekerheid is momenteel niet echt een issue meer maar
wellicht op termijn wel weer. Te veel afhankelijkheid van import moet
vermeden worden. Het GLB moet een rol spelen bij een concurrerende
landbouw in de EU.
- Ook na 2013 is een sterk en actief GLB van belang om
meerdere redenen zoals de rol van de landbouw bij een vitaal
platteland, voedselproductie, het unieke karakter van het
landbouwproductiesysteem zoals wij dat kennen, de sterk concurrerende
markt, maar ook de bijdrage van de landbouw aan de nationale
economieën.
- Concluderend is het gerechtvaardigd om te stellen dat
agrarische producenten in lijn met consumenten en burger vragen een
belangrijke rol spelen bij de productie van voedsel en bij het
onderhoud van het landelijk gebied en als zodanig een juiste en
eerlijke vergoeding moeten ontvangen.
Discussiëren
Andere bijdragen kwamen van Herman Versteijlen â DG Landbouw bij de
Europese Commissie, Thijs Berman â lid van het europees parlement, Ate
Oostra â DG bij LNV, en Adrie Papma, directeur Oxfam Novib. De
resultaten van een dag discussiëren werden gepresenteerd aan
landbouwminister Cees Veerman en EU-commissaris Mariann Fischer Boel
die vanaf 15.00 uur aanwezig waren in Wageningen. Eerder op de dag
bezocht Fischer Boel in gezelschap van een LTO delegatie coöperatie
Cleanergy in Wanroij, een elektriciteitscentrale op dierlijke mest en
plantaardige producten.
Cross compliance
Fischer Boel liet in Wageningen weten dat cross compliance de komende
jaren eerder uitgebreid wordt dan afgebouwd. Volgens haar is dat nodig
om het EU-landbouwbeleid te kunnen verantwoorden naar de samenleving.
Ze daagde Veerman uit zich ook na zijn vertrek als minister gevraagd
en ongevraagd te blijven bemoeien met het GLB.
Visievorming
De dag - georganiseerd door WUR, LNV, de Nederlandse
vertegenwoordiging van de Europese Commissie én LTO Nederland - past
in de strategie van LTO bij de visievorming rond het GLB. Die visie
moet de komende weken zijn beslag krijgen na consultatie van de
afdelingen, regioâs en sectoren over dit onderwerp.
Woensdag 14 februari 2007