Raad van State
Uitspraak Goedkeuring bestemmingsplan "Scharrenburg 2004" in Buren
Zaaknummer: 200603863/1
Publicatie datum: woensdag 14 februari 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland
Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Gelderland
200603863/1.
Datum uitspraak: 14 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
, wonend te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 september 2005 heeft de gemeenteraad van Buren, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2005, het bestemmingsplan "Scharenburg 2004" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 maart 2006, no. RE2005.40465, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 26 mei 2006, bij de Raad van State bij faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 september 2006 heeft de gemeenteraad van Buren een reactie ingediend.
Bij brief van 2 november 2006 heeft verweerder meegedeeld dat geen verweerschrift wordt uitgebracht.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Buren, vertegenwoordigd door M.J. van Olderen.
Appellant is niet verschenen.
2. Overwegingen
Overgangsrecht
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3. Het bestemmingsplan "Scharenburg 2004" voorziet in de bouw van 75 woningen aan de oostzijde van de kern van Zoelen.
Het standpunt van appellant
2.4. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Verkeersdoeleinden" en "Groenvoorziening" van het bestemmingsplan "Scharenburg 2004", voor zover dit betrekking heeft op het perceel te .
2.4.1. Hiertoe voert hij aan dat als gevolg van de in de plandelen voorziene ontsluitingsweg, die over een groot deel van zijn perceel loopt, zijn privacy wordt aangetast en dat ten gevolge van de toename van verkeer ook zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast en de verkeersveiligheid gevaar loopt. Bovendien zal door de ontsluitingsweg de op zijn perceel liggende boomgaard moeten verdwijnen. De noodzaak van het aanleggen van de weg ontbreekt volgens appellant, omdat er betere alternatieve routen zijn.
Het standpunt van verweerder
2.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de voormelde plandelen goedgekeurd.
Verweerder heeft, voor zover hier van belang, aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat de ontsluitingsweg, die op een afstand van ongeveer 70 meter van het woonhuis op het achterterrein bij de woning is geprojecteerd, hooguit tot een geringe aantasting van de waarden van de boomgaard lijkt te leiden en zeker niet gehele kap van de boomgaard zal behoeven te betekenen. Bovendien zal de verkeersintensiteit op de geprojecteerde weg zeer gering zijn. Omdat het bestemmingsplan voorziet in twee ontsluitingswegen, zal het verkeer van en naar de nieuwe woningen over beide wegen worden verdeeld. De extra verkeersbewegingen op de Vergardestraat zullen daarom beperkt blijven, aldus verweerder.
Vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. Appellant is eigenaar en bewoner van een monumentaal pand met bijbehorende tuin en boomgaard gelegen aan de te .
2.6.2. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 75 woningen.
In het plan is voorzien in een ontsluitingsweg voor het autoverkeer. Deze ontsluitingsweg is geprojecteerd van de Vergardestraat aan de westzijde van het plangebied, naar de Terweistraat aan de oostzijde van het plangebied. De ontsluitingsweg aan de westzijde van het plangebied ligt over een deel van de boomgaard van appellant. Deze ontsluitingsweg heeft de bestemming "Verkeersdoeleinden", terwijl aan het resterende binnen het plangebied vallende deel van de boomgaard de bestemming "Groenvoorziening" is toegekend.
2.6.3. De afstand van het onderhavige plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" tot de woning van appellant bedraagt ongeveer 70 meter. Ter plaatse van dit plandeel bevindt zich thans een boomgaard die ongeveer 20 oude hoogstamfruitbomen bevat.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. Gelet op de afstand van de weg tot aan de woning van appellant heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy van appellant ten gevolge van de verwezenlijking van de weg beperkt zal zijn.
2.8. Gelet op het aantal woningen en de ontsluiting aan twee zijden van de woonwijk, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aantal verkeersbewegingen op de Vergardestraat beperkt zal toenemen. Gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van appellant ten gevolge van de weg. Verweerder heeft zich gelet op de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen tevens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit niet zal leiden tot verslechtering van de verkeersveiligheid.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat een beperkt aantal bomen in de boomgaard ten gevolge van de verwezenlijking van het plan zal verdwijnen. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontsluitingsweg een geringe aantasting van de waarden van de boomgaard zal betekenen.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen bij de aanleg van de ontsluitingsweg zwaarder wegen dan de belangen bij het behoud van de gehele boomgaard.
2.9. Met betrekking tot de door appellant aangevoerde alternatieven overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.10. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plandelen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de plandelen.
Het beroep is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Taal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2007
325-420.