SGP
14 - 02 - 07 | Wetsvoorstel inzake de gemeentelijke watertaken
30 578 Wijziging van de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en
de Wet milieubeheer in verband met de introductie van zorgplichten van
gemeenten voor het afvloeiend hemelwater en het grondwater, alsmede
verduidelijking van de zorgplicht voor het afvalwater, en aanpassing
van het bijbehorende bekostigingsinstrument (verankering en
bekostiging van gemeentelijke watertaken)
Plenair debat
Van der Staaij (SGP)
14 februari 2007
MdV! Het is een goede zaak dat we ondanks de demissionaire periode van
het nog zittende kabinet vandaag spreken over het wetsvoorstel inzake
de gemeentelijke watertaken. De betrokkenen wachten op spoedige
afhandeling om er vervolgens mee aan de slag te kunnen gaan. Dat is te
waarderen en daarom moeten we daar naar vermogen aan meewerken.
De SGP-fractie kan zich op hoofdlijnen goed vinden in het voorliggende
wetsvoorstel. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan een motie die
ik met de heer Geluk indiende om te komen tot een instrumentarium voor
de financiering van gemeentelijke watertaken. Met dit wetsvoorstel
komt er ten aanzien van het terrein van de waterhuishouding meer
helderheid in de toedeling van taken en verantwoordelijkheden.
In dat licht is het een goede zaak dat gemeenten een zorgplicht
krijgen ten aanzien van het afvloeiend hemelwater en het grondwater.
Hierover kunnen het beste op lokaal niveau afwegingen worden gemaakt,
vooral met het oog op de doelmatigheid van maatregelen. Terecht
behouden gemeenten daarvoor de nodige flexibiliteit. Afstemming met
andere betrokkenen, zoals de waterschappen, is uiteraard noodzakelijk.
De gemeentelijke zorgplicht inzake de waterhuishouding is geformuleerd
als een inspanningsverplichting. Hierdoor mag niet een verkeerd beeld
ontstaan als zou er sprake zijn van vrijblijvendheid. Een
resultaatsverplichting zou echter, zo is de SGP-fractie met de
regering van mening, te rigide zijn. Er dient ruimte te zijn voor een
lokale doelmatigheidsafweging. Daarbij spelen ook de kosten voor de
burgers een rol.
In theorie â en overhoopt ook in de praktijk â is het voorstelbaar dat
bepaalde inspanningen door de gemeente echt als noodzakelijk worden
gezien, terwijl deze tegelijkertijd de burger onevenredig zwaar
belasten. In zoân situatie is het maken van een doelmatige afweging
niet goed mogelijk. Met instemming heb ik er kennis van genomen dat de
minister in de nota naar aanleiding van het verslag aangeeft dat
aanpassing van de verdeelmaatstaven in het Gemeentefonds in het geval
zich zulke situaties zullen voordoen, tot de mogelijkheden kan
behoren. Kan de minister een indicatie geven van wanneer er sprake is
van onevenredige belasting van burgers?
Helder is dat het tarief voor rioolheffing maximaal kostendekkend mag
zijn. Het is echter niet geheel helder welke kosten onder deze heffing
kunnen worden gebracht. Vaagheid in dezen kan leiden tot misbruik â en
dat moet worden voorkomen. In de nota naar aanleiding van het verslag
kondigt de minister een ârichtlijn kostendragersâ aan. Hoe staat het
met de ontwikkeling daarvan? Is de verwachting dat deze met de
inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel beschikbaar zal
zijn. Geeft die richtlijn naar verwachting wel voldoende helderheid
over de kosten die wel en niet onder de rioolheffing kunnen worden
gebracht?
Ten opzichte van gemeenten wordt in het wetsvoorstel geen rigide
benadering voorgestaan. Van een plicht tot gescheiden inzameling van
het water is bijvoorbeeld geen sprake. De in de wet voorgeschreven
voorkeursvolgorde is derhalve geen keurslijf. Dat komt ook tot
uitdrukking in de aanduiding ârekening houden metâ. De
voorkeursvolgorde kan overigens voor bedrijven wel tot ongewenste en
disproportionele situaties leiden. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan
een situatie waarbij net een nieuwe zuiveringsinstallatie is
geplaatst. De wet mag zoân bedrijf niet tot een dwingen tot een
desinvestering, waarbij sprake is van een overigens doelmatige aanpak.
Het is daarom redelijk om de criteria doelmatig en kostenefficiënt
van toepassing te laten zijn. De wet sluit dat zeker niet uit, maar
expliciete vermelding geeft wel meer helderheid. Daarom heb ik met
sympathie kennis genomen van het amendement dat collega Van Heugten op
dit punt heeft ingediend. Graag verneem ik daar de reactie van de
regering op.