Nederlandse Vereniging van Journalisten

Onderzoeksproject Het Redactiestatuut bij dagbladen Concept-reactie Thomas Bruning, Algemeen secretaris NVJ feb. 2007

De waarde van het redactiestatuut wordt dagelijks bewezen. Of het nu het commentaar is in de Volkskrant, waarin schande wordt gesproken over de zelfverrijking van haar eigen bazen of de keuze van de redactie van de Telegraaf om in 1 week twee keer de hele voorpagina in te ruimen voor twee gegijzelde collega's,

Het gaat steeds om de vrijheid en onafhankelijkheid van handelen van een redactie, zelfs als die ogenschijnlijk ingaat tegen de belangen van een concern of de commerciële afdeling.

Schoenmaker, blijf bij je leest, daarvan is het statuut in feite de bezegeling.
Die waarborg is een welgemeend eigenbelang van zowel redactie als uitgever,

die in veel gevallen ook zonder een spijkerharde vastlegging in een contract
zou worden gerespecteerd.

In dat opzicht verschillen deze vastgelegde regels niet zoveel van wettelijke regels; in beide gevallen is vaak je eigen morele gevoel of de dagelijkse informele praktijk een uitstekende leidraad voor de kern van de meeste contracten of wetteksten.
De bedoeling is dan ook dat redactiestatuten vooral rustig in de bureaula kunnen blijven liggen. Toch kunnen deze regels voor nieuwkomers in de uitgeefconcerns verplichte literatuur zijn.
Ieder heeft zo zijn leermomenten in de branche, zoals ook Ton Aan de Stegge, die bij binnenkomst bij PCM even langs zijn neus weg aan de hoofdredactie van De Volkskrant vroeg om de matige resultaten van PCM maar even buiten de krant te houden.
Hij kreeg een kopietje van het redactiestatuut mee, om een lange discussie te voorkomen.

Voor de meer ervaren spelers in de media zijn de meeste uitkomsten van het onderzoek, dat vandaag gepresenteerd wordt, geen verrassing. Het belang van het redactiestatuut wordt onderstreept, en de waarborgen die het

tracht te bieden, zijn nog immer passend en relevant, zo luidt de conclusie.

Wel constateren de onderzoekers dat de statuten aangepast moeten worden aan de veranderde tijden, de complexer geworden concernstructuur en de activiteiten op internet van de mediabedrijven.
Dat dit laatste nu vaak nog ontbreekt is niet zo vreemd want dit is typisch een plaats waar de journalistieke traditie zich nog moet vormen en nog geen kans heeft gekregen om stevig verankerd te raken in de hoofden van de betrokken partijen.

Alleen al daarom is dit een waardevol onderzoek omdat het de oproep bevat om
juist ook bij digitale activiteiten een redactiestatuut overeen te komen cq.
een bestaand statuut in werkingsfeer uit te breiden.

De NVJ heeft reeds enige jaren geleden een specifiek internetstatuut ontwikkeld, maar er zijn slechts weinig sites, die niet aan een bestaande krant of omroep verbonden zijn, die dit ook hanteren. Planet is er één van en
het door NVJ zelf in het leven geroepen Villamedia.

En met de nieuwe multimediale plannen van PCM en KPN voor de boeg, is het een goed moment om het belang van het statuut juist ook bij deze nieuwe tak van sport te benadrukken.

Toch voelen wij ons op dit punt nog wel eens roepende in de woestijn, zowel tegenover de traditionele uitgevers als Wegener als tegen de "nieuwe"

ondernemers van bijvoorbeeld Ilse.

"Burgerjournalistiek, dorpspleinen, iedereen zijn weblog, we hebben geen professionals meer nodig om geld te verdienen op het web, lang leve de vrijheid van het Net", het zijn vaak gebezigde uitspraken in discussies over de
toekomst van het uitgeven.

Voor veel activiteiten op het Net mag dit waar zijn, maar partijen die hun geld verdienen met het verzamelen, selecteren, interpreteren en duiden van informatie, zouden beter moeten weten!
Als er ergens echt iets gebeurt in de wereld of in de regio gaat het publiek ook op het web naar partijen die zij vertrouwen. BBC, CNN, op Nederlandse schaal NOS,
RTL Nieuws, Teletext, een regionaal dagblad of omroep zijn veel geld waard, eenvoudigweg omdat het publiek hun spelregels kent en vertrouwt.

Deze spelregels staan met zoveel woorden in elk redactiestatuut. De vraag die in dit onderzoek aan de orde komt, is niet zozeer de meerwaarde van deze
spelregels, die staan in feite niet ter discussie.

Spannend wordt het natuurlijk pas op die onderdelen waar het belang van bestaande spelregels in twijfel wordt getrokken. Is de samenleving en onze moraal veranderd, zodat zaken die wij tot nog toe als journalistieke wet of

regel accepteerden, nu niet langer draagvlak hebben? Of zijn er omstandigheden die nieuw zijn, waar de bestaande regelgeving niet
aan toe kwam?

Daarom acht ik de belangrijkste conclusies van de onderzoekers in feite aanbeveling 6:
Juist het internet leent zich voor vermenging van commerciële en redactionele activiteiten, zodat duidelijke spelregels (vastgelegd in een statuut) hier op zijn plaats zijn.
Wel vind ik het een gemiste kans dat dit thema niet verder is uitgewerkt. De strikte scheiding commercie en inhoud ligt op het net toch weer anders en een uitdieping van dit thema zou welkom zijn.
Aanbeveling 10 past overigens ook in het veranderde tijdbeeld: Naarmate het onderscheid tussen nieuwsmedia en andere vormen van informatievoorziening in toenemende mate onduidelijk is, kan het nuttig zijn om de journalistieke normen die gehanteerd worden ook kenbaar te maken. Ik deel de mening dat een statuut zich goed leent voor een kwaliteitsomschrijving, alhoewel hier wel geldt dat elke redactie daaraan zijn eigen invulling moet kunnen geven.

Het kan overigens ook een goed middel zijn om juist de onafhankelijkheid zeker te stellen.

In de tweede en derde aanbeveling worden in dit verband ook zinnige suggesties gedaan, die de kracht van het statuut ten goede komen: Dagbladbedrijven zijn niet langer eenvoudige enkelvoudige ondernemingen maar
onderdeel van een concern. De verplichtingen, die voortvloeien uit het statuut moeten in de holdingstatuten worden opgenomen en van belang is dat de (hoofd)redactie overlegt met de werkelijk beslissingsbevoegden binnen een
concern.
De statuten moeten in die zin gemoderniseerd worden. Vrij vertaald gaat het daarbij om toegang voor de hoofdredactie tot de personen die werkelijk de beslissingen nemen.

De kern van de discussie met de tweede spreker vanmiddag ligt waarschijnlijk in de aanbevelingen 4, 5 en 7, die de rol van de hoofdredacteur en redactie aangaan.

Een scherpe bewaking wat voor de lezer of het publiek interessant en relevant is, hoort bij de hoofdredacteur te liggen. Naast het bewaken van de onafhankelijkheid en identiteit van een titel vind ik het niet meer dan normaal dat een hoofdredacteur ook op bezoek- cq. oplagecijfers aangesproken wordt.

Let wel, dan gaat het om die onderdelen waarop de hoofdredacteur ook invloed kan uitoefenen.
Bovendien mogen dagkoersen daarbij niet leidend worden. Soms heeft een project of keuze tijd nodig, iets dat een hoofdredactie dezer dagen vaak niet meer gegeven wordt.
De hoofdredacteur moet dus primair de kracht en identiteit van een titel bewaken en dat botst soms met de waan van de dag.

Hij of zij is de sluis voor alle spannende commercieel gedreven specials die
de uitgever of directie voorstelt.
Hetzelfde geldt voor onnodige aandacht, die bijvoorbeeld voor andere bedrijfsactiviteiten van een concern gevraagd wordt: is het niet relevant of
verwarrend voor de lezer of kijker, dan gaat het niet door!

Die sluisfunctie is natuurlijk niet langer eendimensionaal, een hoofdredacteur maakt deel uit van een commerciële onderneming, zodat hij of

zij ook weloverwogen ervoor kan kiezen om mee te buigen en via commerciële activiteiten ruimte te winnen voor andere doelen, maar zijn hoofddoel en meetlat moet in ons gevoel de journalistieke doelstelling zijn zoals geformuleerd in het statuut.

Om dezelfde reden hechten wij ook aan een nauwe verbondenheid tussen redactie en hoofdredacteur; beiden hebben, als ze functioneren zoals bedoeld
is, nu juist de kwaliteit om die sluisfunctie te bedienen en de waan van snel commercieel gewin te onderdrukken. Ze signaleren wat het publiek interesseert en bewaken ieder voor zich identiteit en onafhankelijkheid van

het medium.
Daarom speelt de redactie in onze ogen een heel belangrijke ondersteunende rol voor een hoofdredacteur. Door de positie van de hoofdredacteur meer naar
de directie te trekken en los te trekken van haar redactie, kan de redactie

die ondersteunende rol minder goed spelen.

Dus in feite gaat het om twee zaken: enerzijds toegang voor de hoofdredactie tot de werkelijke beslissende partijen binnen een concern, anderzijds een hechte verbondenheid met de redactie aan de andere kant. De brugfunctie, zoals in het onderzoek omschreven, onderschrijf ik.

In het noodzakelijk overleg met de redactie(raad) en de mogelijkheden voor voordracht voor benoeming en ontslag zit de erkenning van de meerwaarde van

de redactie t.o.v. een directie.
Het afschaffen van de redactievergadering lijkt mij een denkfout van de onderzoekers. Een redactieraad ontleent zijn mandaat aan de redactievergadering. Zij moeten toch verantwoording afleggen, lijkt mij zo, aan degenen die hen gekozne hebben.

Tenslotte gaat het bij elk creatief proces om respect. Wij beschouwen journalisten toch als artiesten, die alleen tot prestaties kunnen komen, als
degene die hen aanstuurt, gerespecteerd wordt.
Alhoewel vergelijkingen altijd mank gaan, journalisten zijn net als musici en voetballers.
Wanneer respect voor een trainer of dirigent ontbreekt, zijn topprestaties uitgesloten. Een situatie waarbij het vertrouwen van de redactie in haar hoofdredacteur weg is, is onhoudbaar.

Wij zijn van mening dat op dat punt het beoordelingsvermogen van een redactie hoog moet worden ingeschat, in ieder geval zo hoog dat zij een dergelijk oordeel zelf moeten kunnen voorleggen aan de directie, net als de

mogelijkheid om een geschikte kandidaat voor te dragen. Maar uiteindelijk beslist een directie! Wij pleiten slechts voor de waarborg dat de directie niet licht voorbij kan gaan aan het oordeel van de professionals. Dat is een groot goed dat
verankerd moet blijven in het statuut.

En het geruststellende is dat dit net zo goed een journalistiek als een commercieel belang is.

NVJ/ TB 10 feb. 2007